• No results found

Onderzoeksresultaten met betrekking tot de governancestijl NPG

7. Theoretische nabespreking resultaten empirische studie

7.3. Onderzoeksresultaten met betrekking tot de governancestijl NPG

Rhodes (1997) stelt dat NPG zich laat kenmerken doordat de aard van de staat plural en pluralistisch is. Plural in de zin dat er sprake is van een wederzijdse afhankelijkheid van verschillende actoren die gezamenlijk een bijdrage leveren aan het realiseren van publieke diensten. Pluralistisch in de zin dat verschillende processen het beleidsmakingssysteem informeren (Rhodes 1997).

18

enkel en alleen de mensen begeleiden die dreigen af te glijden of degenen die dicht op de arbeidsmarkt staan

Afstudeerscriptie Jaap Heijdens 64 Bij de afdeling Burgerzaken is er geen verschuiving waargenomen naar een meer interorganisationele dimensie. Uit de bevindingen van het onderzoek blijkt dat de kerntaken van de afdeling hiervoor een belangrijke verklaring zijn. Burgerzaken levert vooral producten. Hierdoor zijn ze niet of nauwelijks afhankelijk van externe partijen. De geïnterviewde van Beuningen stelt daarover dan ook het volgende: […] Dat vind ik wel meevallen. Omdat als wij iets gaan doen, het meestal wel vrij goed te regelen is. Het zal zelden voorkomen dat iets niet door kan gaan omdat het door een derde partij niet toegekend wordt. Maar dat heeft misschien wel mee te maken dat wat dat wij verstrekken, een ander dat nodig heeft. Wij zitten daarin in een andere rol, ik denk dat het daardoor komt. […] Het werk wordt klaarblijkelijk meer gestructureerd door de organisatie dan door de samenwerkende partijen buiten de gemeente.

Bij de afdeling WWB blijkt uit de interviews dat de interorganisationele dimensie pas een rol gaat spelen bij een zorgklant. Als er sprake is van meervoudige problematiek dan ontstaat er een situatie waarin actief op zoek gegaan wordt naar samenwerking met partijen buiten de gemeentelijke organisatie. Een onderdeel van het werk richt zich - in de situatie van meervoudige problematiek - op het aangaan en het laten ontstaan van nieuwe sociale relaties en nieuwe netwerken. Zo stelt de geïnterviewde van de gemeente Beuningen het volgende: […] Omdat er om zo'n klant veel organisaties hangen. En zorg. Er is dan een netwerk om zo'n klant heen. Wil je het goed doen, dan moet je deze in kaart brengen en ook gaan opzoeken. Ja, dat is wel lastig. Omdat je afhankelijk bent […].

In het geval van een zorgklant ontstaat er dus een situatie waarin de werkconsulent meer afhankelijk is van externe partijen voor de uitkomst van het proces. Kennis voor een goede begeleiding is in het geval van een zorgklant veel meer verspreid over verschillende organisaties. Tijdens het proces van samenwerking dient veel meer afstemming te worden bereikt met de verschillende samenwerkende partners over de probleemdefinitie. De werkconsulent van de gemeente Lingewaard stelt daarover het volgende: […] Iedereen heeft zijn eigen deel. En is verantwoordelijk voor een deel. Maar je zoekt afstemming. Waar ben jij mee bezig, wat merk jij? Waar ben ik mee bezig, welke kant wil ik op? Wat gaan we afspreken. Wie gaat er wat doen? […]

Een dergelijk proces kost de werkconsulent dus meer tijd en energie dan de begeleiding van een klant die dicht op de arbeidsmarkt staat.

De tijd en energie zitten ook in het proces zelf inbegrepen doordat er niet altijd duidelijk is welke partij waarvoor verantwoordelijk is. De werkconsulent uit Beuningen stelt dan ook: […] Soms is ook niet helemaal helder bij wie wat hoort. Dan zie je dat mensen hun handen er vanaf trekken. Als gemeente als regievoerder van de klant, ben je bezig om mensen ook aan te spreken op zaken die ze moeten oppakken. Maar soms is het onduidelijk of dat het gebied er wel bij hoort. Soms gaat het dan meer over dat soort zaken dan over het traject van de klant […]. Volgens Wallage (2005) vraagt het participeren in netwerken ook het vermogen om te kunnen gaan met tegenstrijdige verwachtingen en schurende rolopvattingen. Bij de samenwerking met externe partijen wordt er door de

geïnterviewde van Beuningen een verschil in benadering ervaren van de invalshoek van het begeleidingstraject. Hierbij wordt meer de zorgkant benadrukt dan de activeringskant.

In alle drie de gemeenten laten de coalitieprogramma's zien dat er in het sociale domein door de politiek meer gestuurd gaat worden op samenwerking met andere partijen voor de oplossing van beleidsproblemen. In de coalitieprogramma's wordt de nadruk gelegd op de veranderende rol van de overheid. Namelijk van allesbepalende speler naar een één-van-de-spelers-in-de-

Afstudeerscriptie Jaap Heijdens 65 netwerksamenleving. Met meer de nadruk op loslaten en ondersteunen van burgers en

maatschappelijke organisaties. Ook de teamplannen van de gemeente Druten en Lingewaard tonen aan dat er actief gezocht wordt naar samenwerking met andere partijen; zo staat dat in de

teamplannen aangegeven.

In het onderzoek blijkt uit de interviews en de beleidsdocumenten dat er bij de afdeling Wmo bij alle drie de gemeenten op een vergelijkbare wijze wordt gewerkt. Nadat er sprake is van een melding19 wordt er door middel van een huisbezoek de feitelijke situatie onderzocht. Daarin bepalen de problematiek en de zelfredzaamheid van de klant of er sprake moet zijn van een integrale aanpak. Door deze werkwijze kunnen Wmo-consulenten veel minder terugvallen op routines om de werkelijkheid te versimpelen. Ze weten niet exact wat ze aantreffen bij iemand thuis en met wat voor een soort problematiek ze worden geconfronteerd. Daardoor is het veel lastiger te

categoriseren en een bijbehorende aanpak te bepalen. Zo geeft de geïnterviewde van Druten aan: […] Ja, wij worden meer generalistisch […] je gaat tegen allemaal dingen aanlopen. Bijvoorbeeld agressie, want de kans bestaat dat we dat meer tegen gaan komen. We krijgen andere vragen, andere problemen en andere situaties […]. Zaken die van oudsher macht symboliseren, zoals het gebruik van een spreekkamer, vallen door het huisbezoek weg.

Daarnaast laat het onderzoek zien dat deze werkwijze meer tijd en energie kost en meer vraagt van de vaardigheden van de ambtenaar. Zo geven twee van de drie respondenten aan dat ze vroeger simpelweg een voorziening konden toekennen. Tegenwoordig is het werkproces anders

vormgegeven. […]Van belang is om stap voor stap met de mensen door te nemen wat de eigen oplossingen zijn. Mensen zijn dat niet zo gewend. Want het is al erg genoeg en als ik het niet nodig had, had ik u niet gebeld. Dus dat valt nog niet mee omdat te kunnen. Ook voor de consulenten konden gewoon altijd alles geven. Nu moet je doorvragen en dat is best een klus. En dat moet jezelf leren. Het is veel makkelijker om het niet te doen. Het vergt meer tijd […] (Lingewaard).

Niet alleen kost het meer tijd maar ze moeten ook leren omgaan met weerstand bij mensen en met de eisen die een aanvrager stelt. Uit de resultaten van de survey blijkt dat de burger als

samenwerkende partner als minst van toepassing wordt beschouwd (bij de dimensie verhouding tot de burger). Dat is opvallend. Omdat uit de interviews blijkt dat mensen niet per wet kunnen worden verplicht een oplossing te vinden in het eigen netwerk (Lingewaard). In die zin zijn Wmo-consulenten afhankelijk van de medewerking en de bereidheid van de persoon in kwestie om zelf oplossingen te vinden in het eigen netwerk.

De interviews leren dat de gemeente de lokale toegang is tot deze maatschappelijke en private organisaties. Hierbij wordt gesteld dat het belangrijk is de sociale kaart te kennen van de partners van de gemeente (Druten). Het delen van kennis en het hebben van (consequent) contact met de samenwerkende partijen is daarbij een cruciaal onderdeel van het werkproces: […] Bij ons is veel informatie. Soms moeten we informatie halen en brengen. Brengen bij de huisarts of de

behandeltherapeut of thuiszorg instantie of bij SWL (die komen ook bij mensen thuis). We moeten zorgen dat het goed in orde is. Brengen revalidatiehulpmiddelen leverancier (uitleggen wat de bedoeling is van de voorziening).Die samenwerking is superbelangrijk […] (Lingewaard).

19

Een van de geïnterviewden gaf aan dat ze niet meer spraken in termen van aanvragen maar van meldingen. Wat laat zien dat er al kentering plaatsvindt in de gedachtegang.

Afstudeerscriptie Jaap Heijdens 66 Samenwerking met andere partijen wordt steeds steviger ingebed in het beleid van de drie

deelnemende gemeenten (zie doelstelling van de politiek in de beleidsdocumenten en de resultaten van de interviews in deze scriptie). Uit de survey blijkt dan ook dat het verbinden van burgers en publiek en private partijen als meest van toepassing wordt beschouwd bij de uitvoering van de functie als Wmo-consulent20. Daarnaast laten de resultaten van de survey zien dat ze de eigen gemeente het meest vinden functioneren als een spil in maatschappelijke netwerken. Bij de afdeling Wmo is er nog veel meer sprake dan bij de andere twee afdelingen van een overheid die loslaat en faciliteert daar waar nodig is en een betekenisvolle dialoog wil aangaan met de burger.

20

Afstudeerscriptie Jaap Heijdens 67