• No results found

Onderzoeksmethode en profiel van de respondenten

In document KLEURRIJK TALENT (pagina 45-49)

3 OP ZOEK NAAR EEN EIGEN PLEK: HET KWALITATIEVE ONDERZOEK

3.2 Onderzoeksmethode en profiel van de respondenten

3.2.1 De steekproef

De respondenten zijn in eerste instantie geselecteerd aan de hand van een namenbestand van NWO. Dit bestand is uitgebreid met respondenten die bij het IMES bekend zijn, namen van het internet en suggesties van reeds geïnterviewden. Omdat we niet op de hoogte zijn van de aantallen allochtone wetenschappelijk medewerkers aan alle Nederlandse universiteiten, noch van de samenstelling van deze groep naar etnische herkomst, zijn onze respondenten niet representatief te noemen voor álle allochtone academici. Zo hebben we een relatief grote groep Turkse academici geïnterviewd, maar dit betekent niet dat zij ook binnen de universiteiten de grootste groep allochtone

medewerkers vormen.

In dit deelonderzoek zijn vooral de klassieke immigrantengroepen

vertegenwoordigd, specifieker respondenten met een Surinaamse, Turkse of Marokkaanse achtergrond. Daarmee wijkt de samenstelling van de respondentengroep dus af van die van de allochtone groep respondenten die aan het kwantitatieve deelonderzoek hebben deelgenomen, in die zin dat de klassieke herkomstgroepen daarin nauwelijks zijn

vertegenwoordigd. Juist vanwege deze ondervertegenwoordiging en het feit dat hun potentieel sterk groeiende is, hebben we deze specifieke selectie gemaakt. Bovendien zijn hier in vergelijking met het enquêtebestand ook de tweede en tussengeneratie sterker vertegenwoordigd, omdat in de beginfase van het kwalitatieve onderzoek de nadruk lag op de instroom naar een promotieplaats en de ervaringen van aio’s, oio’s en postdocs. Pas in een latere fase zijn ook ud’s, uhd’s en hoogleraren in het onderzoek betrokken, om zodoende tevens een beeld te krijgen van de doorstroom naar andere wetenschappelijke functies.

De respondenten is beloofd de verkregen informatie strikt vertrouwelijk te behandelen, zodat hun kenmerken en uitspraken niet tot hen te herleiden zijn. Om deze reden geven we geen informatie in de trant van ‘twee Turkse uhd’s van de Universiteit Groningen menen’ en dergelijke.

3.2.2 De vragenlijst

Bij de interviews is gekozen voor de biografische methode, met als leidraad de school- en beroepsloopbaan. Daarbij is gebruikgemaakt van een semi-gestructureerde vragenlijst. In de interviews is in het bijzonder aandacht besteed aan de diverse onderwijs- en

beroepsfasen die de respondenten hebben doorlopen, beginnend met de lagere school en eindigend met de huidige positie. Voor elk doorlopen traject zijn vragen gesteld over de keuzes die zijn gemaakt, de al dan niet verkregen steun (vanuit de sociale en (later) universitaire omgeving), de ervaren obstakels en over de inzet en prestaties van de respondent zelf. De gesprekken duurden gemiddeld twee uur.

We concentreren ons hier op de (gemeenschappelijke) hoofdlijnen, in het besef daarmee de individuele en specifieke ervaringen weleens tekort te doen.

xlvi 3.2.3 Verwerking en analyse

Met uitzondering van twee gesprekken zijn alle interviews op tape opgenomen en vervolgens integraal uitgewerkt. Alle interviews zijn gecodeerd en verwerkt in Kwalitan, een computerprogramma dat ondersteuning biedt bij het analyseren van kwalitatief onderzoeksmateriaal. Met behulp van dit programma kunnen codes worden toegekend aan tekstfragmenten en kunnen deze vervolgens worden geselecteerd, gesorteerd en vergeleken. De gebruikte coderingen zijn geconcentreerd rondom de thema’s ontvangen steun, ondervonden obstakels, inzet en prestaties, motivatie en ideeën over het

universitaire werkklimaat. De respondenten zijn op twee manieren in Kwalitan gecategoriseerd: naar hun functie en naar hun etnische achtergrond. Omdat de groep relatief klein is en de selectie via een steekproef heeft plaatsgevonden, kunnen we echter geen uitspraken doen over de relatie tussen de loopbaan en de specifieke etnische achtergrond.

In dit hoofdstuk geven we de promovendi, postdocs, ud’s, uhd’s en hoogleraren ook aan met de term ‘functiegroepen’ en de tweede generatie, tussengeneratie, laatkomers en buitenlandse academici, zoals we die in het vorige hoofdstuk hebben onderscheiden, ook met de term ‘generatiegroepen’.

3.2.4 Beschrijving van de respondenten

Om een indruk te geven van het profiel van de respondenten presenteren we hier enkele algemene persoonskenmerken, zoals het geboorteland, het tijdstip van de migratie, sekse en wetenschappelijke richting (alfa/bèta/gamma), in combinatie met de functiegroepen. In totaal zijn 21 promovendi, 5 postdocs, 6 ud’s, 1 uhd en 7 hoogleraren geïnterviewd. Tabel 3.1 geeft hun etnische achtergrond weer. Als gezegd zijn vooral de klassieke

immigrantengroepen in het onderzoek betrokken: de grootste groep respondenten is van Turkse komaf, gevolgd door respondenten met een Marokkaanse of Surinaamse

achtergrond.

Tabel 3.1 Overzicht etnische achtergrond en functie

Promovendus Postdoc UD UHD Hoogleraar Totaal

Turkije 10 3 2 0 2 17 Suriname 1 2 0 1 4 8 Marokko 7 0 1 0 0 8 Nederlands-Indië 0 0 2 0 1 3 Divers: Kroatië 1 0 0 0 0 1 Curaçao 1 0 0 0 0 1 Pakistan 1 0 0 0 0 1 Iran 0 0 1 0 0 1 Totaal 21 5 6 1 7 40

xlvii

De 21 promovendi hebben niet alle dezelfde aanstelling. Twee promovendi zijn nog in afwachting van het resultaat van een sollicitatie, respectievelijk een onderzoeksaanvraag; 2 promovendi vallen onder de categorie ‘buitenpromovendi’ (zij hebben elders een werkplek en ontvangen elders hun salaris); en 3 promovendi zijn hier via een uitwisselingsbeurs. De overige 14 respondenten hebben een reguliere aio/oio-aanstelling.

Op voorhand is niet geselecteerd op geboorteland of generaties. Tijdens de analysefase bleek evenwel dat het moment van migratie van mogelijke invloed is op de voortgang van een wetenschappelijke carrière. Tabel 3.2 laat dan ook de geboortelanden (gecategoriseerd als al dan niet in Nederland geboren) en de leeftijdsgroepen van de respondenten zien, tabel 3.3 wanneer ze (na migratie) in het Nederlandse

onderwijssysteem zijn ingestroomd. Tabel 3.2 Geboorteland en leeftijd GEBOORTELAND

EN LEEFTIJD FUNCTIE

Geboren in

buitenland Geboren in Nederland Leeftijd Totaal

22-27 28-32 33-40 41-50 >51 Promovendus 13 8 4 10 5 2 0 21 Postdoc 4 1 0 2 3 0 0 5 UD 4 2 0 0 2 2 2 6 UHD 1 0 0 0 1 0 0 1 Hoogleraar 7 0 0 0 0 3 4 7 Totaal 29 11 4 12 11 7 6 40

Slechts ruim een kwart van de respondenten is in Nederland geboren. Zij behoren voor het merendeel tot de categorie ‘promovendi’ en zijn relatief jong (geconcentreerd in de leeftijdscategorie 22-32): zij staan nog aan het begin van een (mogelijke) wetenschappelijke carrière.

In tabel 3.3 zijn de functiegroepen als gezegd verder ingedeeld naar migratiegeschiedenis. In vergelijking met het vorige hoofdstuk hebben we de definitie van het begrip ‘tweede generatie’ enigszins aangepast. We rekenen hier namelijk ook de enkele respondenten toe die niet in Nederland zijn geboren, maar hier vanaf vier- of vijfjarige leeftijd woonachtig zijn en hun hele onderwijsloopbaan in Nederland hebben doorlopen. Het aantal tweede-generatie respondenten van tabel 3.2 (11) komt in tabel 3.3 dan op 15. Deze keuze volgt uit de nadruk de we in dit hoofdstuk willen leggen op de diverse stappen in de school- en beroepsloopbaan en we over de gegevens beschikken wanneer precies de overstap naar het Nederlandse onderwijssysteem is gemaakt.

xlviii

Tabel 3.3 Functie in verhouding tot de generatiegroepen Tweede

generatie Tussengeneratie Laatkomers Buitenlandse academici Totaal

Promovendus 10 4 5 2 21 Postdoc 2 0 3 0 5 UD 2 1 1 2 6 UHD 0 1 0 0 1 Hoogleraar 1 3 3 0 7 Totaal 15 9 12 4 40

Vijftien respondenten hebben derhalve de lagere school, het voortgezet onderwijs en de academische studie in Nederland gevolgd (de tweede generatie); 9 respondenten zijn gedurende hun middelbare-schooltijd naar Nederland gekomen (de tussengeneratie); 12 respondenten hebben hun vooropleiding in het buitenland gevolgd, maar in Nederland hun wetenschappelijk-onderwijsdiploma behaald (de laatkomers); en 4 respondenten zijn voor hun promotieonderzoek (tijdelijk) gemigreerd (de buitenlandse academici). De meerderheid (24 respondenten) heeft het gehele voortgezette onderwijs in Nederland afgerond.

Vijftien respondenten zijn alleen naar Nederland gemigreerd. De respondenten van de tweede en tussengeneratie, de meerderheid, zijn destijds met hun ouders naar

Nederland gekomen en hebben bijgevolg de keuze voor (het begin van) een

wetenschappelijke carrière in Nederland gemaakt. De buitenlandse academici zijn alleen naar Nederland gekomen, met het specifieke doel hier te promoveren. Acht van de 12 laatkomers zijn eveneens speciaal voor hun studie en promotie naar Nederland gekomen, slechts een van hen samen met familie. Vier laatkomers zijn politieke vluchtelingen en hebben in Nederland hun studie weer opgepakt om uiteindelijk te kunnen promoveren. Ook zij zijn alleen naar Nederland gekomen.

In het onderzoek zijn zowel mannelijke als vrouwelijke respondenten betrokken, al hebben we duidelijk meer mannen dan vrouwen geïnterviewd. De vrouwen zijn

geconcentreerd bij de promovendi en de tweede generatie (zie tabel 3.4 en 3.5). Tabel 3.4 Functiegroepen naar sekse

Promovendus Postdoc UD UHD Hoogleraar Totaal

Vrouw 8 2 2 0 2 14

Man 13 3 4 1 5 26

Totaal 21 5 6 1 7 40

Tabel 3.5 Generatiegroepen naar sekse

Tweede generatie Tussengeneratie Laatkomers Buitenlandse academici Totaal

Vrouw 9 1 3 1 14

Man 6 8 9 3 26

xlix

Onze respondenten zijn werkzaam bij elf verschillende universiteiten en academische ziekenhuizen (inclusief de vier universiteiten die in het kwantitatieve deelonderzoek zijn betrokken). Van de 40 respondenten zijn er 13 werkzaam bij of verbonden aan een technische faculteit of universiteit, 3 respondenten zijn bij een academisch ziekenhuis werkzaam, 18 respondenten bij een gamma-afdeling (sociale wetenschappen, economie en rechten) en 6 respondenten bij een alfa-afdeling (letteren, filosofie en theologie).

In document KLEURRIJK TALENT (pagina 45-49)