• No results found

Vijf instellingen zijn aangesloten bij de werkgeversvereniging onderzoeksinstellingen (WVOI)6. De WVOI onderhandelt namens deze instellingen met werknemersorganisaties over arbeidsvoorwaarden. Naast de vijf aangesloten instellingen volgen ook het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, The Hague Institute for Internationalisation of Law en enkele niet-officiële organisaties de cao-onderzoeksinstellingen. Onderzoeksinstellingen is een relatief kleine overheidssector met 2760 werknemers en 2530 FTE. De deeltijdfactor in de sector is met 0,92 hoog. Een groot aandeel (ongeveer 50 procent) van het personeel heeft een WO-opleiding afgerond. De leeftijdsopbouw in de sector onderzoeksinstellingen wijkt niet veel van die in andere overheidssectoren. In de sector werken relatief veel 55-plussers, de groep werknemers 45-54 jaar is daarentegen ten opzichte van andere overheidssectoren wat kleiner. Een groot deel van het personeel zit in salarisschaal 10, 11 of 12, met een maandsalaris van 3500 tot 5000 euro. De groep werknemers in de onderzoeksinstellingen is homogeen en intrinsiek gemotiveerd.

14.1 Werktijden, arbeidsduur en arbeidsomstandigheden

De gemiddelde voltijd arbeidsduur per week bedraagt bij de onderzoeksinstellingen 38 uur. In de praktijk constateert men dat de werknemers 40 uur per week werken, terwijl men een aanstelling heeft voor 38 uur. Het verschil wordt teruggegeven aan de werknemer in de vorm van verlof. Er zijn geen mogelijkheden voor de werknemer om de wekelijkse arbeidsduur officieel uit te breiden naar 40 uur. In de nieuwe cao komt een regeling waarin iemand zijn arbeidsduur tijdelijk kan uitbreiden naar 40 uur, het salaris van de werknemer wordt in dat geval ook tijdelijk verhoogd.

Veel mensen in de sector onderzoeksinstellingen maken de keuze om meer te werken via een andere arbeidsvoorwaarde. Zij verkopen via de ‘arbeidsvoorwaarde op maat’ vakantie-uren.

Deze arbeidsvoorwaarde is voortgevloeid uit een landelijke ontwikkeling met als doel het flexibiliseren van arbeidstijden.

Werknemers bij de onderzoeksinstellingen maken nauwelijks overuren en werken niet op onregelmatige tijdstippen. Hoewel de regelingen hierover wel staan beschreven in de cao, komen overwerktoeslag en onregelmatigheidstoeslag in de sector niet of nauwelijks voor. Hetzelfde kan gezegd worden over consignatie/bereikbaarheidstoeslag. Er bestaat in de sector onderzoeksinstellingen geen regeling voor inconveniëntenvergoeding of mobiliteitstoeslag.

De regeling behoud onregelmatigheidstoeslag voor ouderen bestaat slechts nog op papier, maar de werkgever wenst de regeling voor 2012 uit de cao te halen, omdat de regeling in de praktijk niet toegepast wordt.

Een medewerker bij onderzoeksinstellingen wordt de mogelijkheid geboden om thuis te werken. Daarvoor kan de werknemer benodigde apparatuur in bruikleen krijgen. De medewerker die bij het thuiswerken gebruikt maakt van een eigen computer en apparatuur, kan hiervoor een

6 Centrum voor Wiskunde en Informatica, Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie, Koninklijke Bibliotheek, Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek en Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.

maandelijkse vergoeding ontvangen. De WVOI is van mening dat deze, in de cao beschreven, regelingen achterhaald zijn.

14.2 Leeftijd- en levensfasegebonden voorwaarden

Onderzoeksinstellingen kennen een ruime ouderschapsverlofregeling: gedurende een verlof 13 volledige weken wordt het salaris voor 75 procent doorbetaald. De aandacht van de werkgever in cao-onderhandelingen heeft de afgelopen jaren echter gelegen bij de leeftijdsafhankelijke doorbetaalde dagen en de seniorenregeling. In het onderhandelingsresultaat van de cao onderzoeksinstellingen staat dat beide ouderenregelingen per januari 2012 worden afgeschaft. Het vrijgekomen budget van de twee regelingen is 1,7 procent. Dit wordt nu voor 1 procent ingezet om primaire lonen te verhogen en voor 0,7 procent wordt het geld in een employabilityfonds (zie scholing) gestopt. Het schrappen van de leeftijdsafhankelijke dagen is in 2008 al aangekondigd en vanaf dat moment werden geen extra dagen meer toegewezen aan ouderen.

14.3 Woon- werkverkeer

De WVOI heeft de verantwoordelijkheid voor het bepalen van reiskostenvergoedingen in handen van de afzonderlijke onderzoeksinstellingen gelegd. De regelingen verschillen dan ook per onderzoeksinstelling. De sector voert geen auto ontmoedigingsbeleid zoals sommige andere sectoren doen.

14.4 Ontslag & mobiliteit

De regeling boven- en nawettelijke WW is een overblijfsel van de oude wachtgeldenregeling.

Omdat op dit moment vanuit de sector niet veel mensen instromen in het WW-traject, staat de regeling voor de werkgever niet op de onderhandelingsagenda. Toch is men niet tevreden erover:

de werknemer zou bij ontslag te weinig geprikkeld worden om ergens anders aan het werk te gaan. Dit blijft, ondanks dat de regeling al wat versoberd is de afgelopen jaren, het probleem van deze arbeidsvoorwaarde. Het aanpassen van boven- en nawettelijke WW-regelingen is voor de bonden een gevoelig punt. De kosten van de boven- en nawettelijke WW waren voor onderzoeksinstellingen 0,13 procent van de loonsom in 2010. Om bepaalde functies in te vullen worden bij de onderzoeksinstellingen arbeidsmarkttoelagen gebruikt. De WVOI geeft wel aan dat het gebruik van dit instrument afneemt, omdat het aanbod op de arbeidsmarkt toeneemt.

14.5 Boordelen en belonen

Lokaal kunnen bij de onderzoeksinstellingen werknemers beloond worden met een persoonlijke gratificatie. De betreffende onderzoeksinstelling bepaalt de hoogte van zowel jubileumgratificaties als prestatiegratificaties.

ONDERZOEKSINSTELLINGEN 57

14.6 Scholing

Scholing is in de sector onderzoeksinstellingen belangrijk. Vrijwel iedereen maakt gebruik van de scholingsmogelijkheden die de werkgever aanbiedt. Voor de werknemers geldt een open aanbod.

Indien de scholing/opleiding functiegericht is, dan wordt het voor 100 procent vergoedt door de werkgever. Als de opleiding erop gericht is om de inzetbaarheid van de werknemer te vergroten, dan geldt een vergoeding van 50 procent. Vanuit het employabilityfonds kan dit in de toekomst aangevuld worden tot 100 procent. In 2010 waren de vergoede scholingskosten 1,7 procent van de loonsom. Het employabilityfonds zal voor een deel ingezet worden voor scholing en opleiding, waardoor de kosten de komende jaren vermoedelijk toenemen.

14.7 Overige arbeidsvoorwaarden

De goede intrinsieke motivatie van personeel bij onderzoeksinstellingen komt onder andere tot uiting in het relatief lage ziekteverzuimpercentage. Dit percentage lag in 2010 rond 2,9 procent.

De doorbetaling bij ziekte in het eerste jaar is 100 procent. In het tweede ziektejaar wordt de wettelijke 70 procent doorbetaling aangehouden. De werkgever draagt niet bij in de levensloopregeling en de zorgverzekering van werknemers.

14.8 Samenvattend

De arbeidsvoorwaarden in de sector onderzoeksinstellingen omschrijft de WVOI als “recht toe, recht aan”. Mensen komen volgens de WVOI bij de onderzoeksinstellingen werken omdat zij de inhoud van het werk en de onderzoeksmogelijkheden interessant vinden, en niet omdat de secundaire arbeidsvoorwaarden er zo goed geregeld zijn. Men kent voorbeelden van werknemers die in de marktsector aanzienlijk meer geld kunnen verdienen, maar vanwege werkinhoudelijke redenen bij een onderzoeksinstellingen aan de slag gaan. Echte gouden kooien zitten volgens de WVOI niet tussen de secundaire arbeidsvoorwaarden. De boven- en nawettelijke WW-regeling zou volgens de werkgever zo gezien kunnen worden, al stromen erg weinig mensen dat traject in.

De werkgever streeft met de arbeidsvoorwaarden een zo gelijk mogelijke verhouding na tussen werkgever en werknemer. Het verzorgende karakter van de werkgever dient daarbij te worden losgelaten. Tenslotte wil de WVOI een studie verrichten naar modernisering van de cao. Daarbij wil men kijken welke zaken verouderd zijn of beter anders geregeld kunnen worden (zoals de regeling met betrekking tot telewerken die te complex is geworden).

59