• No results found

6. Studie 7. Au Pair 8. Familie en gezin 9. Toezicht en handhaving 10. Conclusies en aanbevelingen Literatuurlijst

Bijlage I: Lijst van geïnterviewde personen Bijlage II: Vragenlijst (erkende) referent Bijlage III: Tabellen

5. Onderzoek

5.1. Inleiding

Het verblijf als onderzoeker vormt samen met de in hoofdstuk 3 genoemde verblijfsdoelen het cluster ‘kennis en talent’. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor verblijf als onderzoeker zijn ontleend aan richtlijn 2016/801/EU.108 Voor inwerkingtreding van de wet MoMi bestond er op grond van nationale wetgeving de mogelijkheid tot verblijf als wetenschappelijk onder-zoeker op basis van een vergunning arbeid in loondienst en onbezoldigd weten-schappelijk onderzoeker. Met de inwerkingtreding van de wet MoMi zijn deze vormen onder verblijf op grond van de toen nog geldende richtlijn 2005/71/EG gebracht.

Op grond van de huidige richtlijn, die is geïmplementeerd in het

Vreemdelingen besluit,109 kunnen zowel bezoldigde als onbezoldigde onder-zoekers worden toegelaten. Voor deze tweede groep moet dan wel op een andere manier worden aangetoond dat zij beschikken over voldoende middelen van bestaan. Voldoende wordt ingevuld aan de hand van het minimumloon. Naast de algemene voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, moet er voor verblijf als onderzoeker sprake zijn van een contract of gastovereenkomst voor onderzoek binnen een door de instelling goedgekeurd onderzoekstraject en de kwalificaties van de onderzoekers moeten zijn gestaafd. Daarnaast moeten de arbeidsvoor-waarden, arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden ten minste liggen op het niveau dat wettelijk is vereist en in de desbetreffende bedrijfstak gebruikelijk is.110

De regeling verblijf als onderzoeker is meegenomen in de evaluatie van de kennismigrantenregeling 2014.111

108 Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten. Voor inwerk-intreding van deze richtlijn werden de voorwaarden ontleend aan richtlijn 2005/71/EG. 109 Zie artikel 3.33Vb.

110 Artikel 3.33 Vb.

111 IND monitor kennismigranten kwantitatieve analyse 2013 en kwalitatieve analyse 2014.

5.2. Erkenning als referent

5.2.1 Voorwaarden

Voor de erkenning als referent voor het verblijfsdoel onderzoek gelden naast de algemene voorwaarden ten aanzien van continuïteit, solvabiliteit en betrouw-baarheid (zie hiervoor paragraaf 4.2 onder kennismigratie) specifieke eisen ten aanzien van de onderzoeksinstelling.112 Uit artikel 1.11 Vb volgt dat zowel publieke als bepaalde particuliere onderzoeksinstellingen als referent erkend kunnen worden.

5.2.2 Kwantitatief beeld

Uit de ‘Monitor kennismigranten kwalitatieve analyse’ blijkt dat op 1 maart 2014 er 87 instellingen als erkend referent voor het verblijfsdoel onderzoek stonden geregistreerd.113 Begin 2019 staan in het openbaar register op de IND website 127 onderzoeksinstellingen geregistreerd als erkend referent.114

In de onderzoeksperiode juni 2013-2017 zijn in totaal 72 aanvragen om erkenning als referent voor onderzoek ingediend (zie tabel 5.1). Tabel 5.1

Aanvragen erkenning referent onderzoek 2013-2017 in absolute aantallen

Jaar 2013 2014 2015 2016 2017 Totaal

Aanvragen 20 15 17 11 9 72 

Slechts één aanvraag is afgewezen (zie bijlage III, tabel B.8). Hier is geen bezwaar tegen ingediend.

Tabel 5.2 laat zien dat de gemiddelde doorlooptijd van de behandeling van de aanvraag om erkenning als referent voor de categorie onderzoek per jaar schommelt tussen de één en twee maanden. De gemiddelde doorlooptijd van de aanvragen om erkenning van onderzoeksinstituten is de snelste van de vier categorieën erkende referenten (vergelijk tabel 3.5, tabel 6.3 en tabel 7.5).

112 Artikel 1.11 Vb.

113 Monitor kennismigranten 2014, p. 22. 114 Geraadpleegd op 3 januari 2019.

Inhoudsopgave

Voorwoord

Lijst van gebruikte afkortingen Samenvatting Summary 1. Inleiding 2. Onderzoekskader 3. Kennismigratie 4. Arbeid in loondienst 5. Onderzoek 6. Studie 7. Au Pair 8. Familie en gezin 9. Toezicht en handhaving 10. Conclusies en aanbevelingen Literatuurlijst

Bijlage I: Lijst van geïnterviewde personen Bijlage II: Vragenlijst (erkende) referent Bijlage III: Tabellen

Figuur 5.1

TEV-aanvragen onderzoek 2013-2017 uitgesplitst naar nationaliteit top-6 totaal in absolute aantallen

Tabel 5.2

Gemiddelde doorlooptijd aanvraag erkenning referent onderzoek 2013-2017 in dagen

Jaar 2013 2014 2015 2016 2017

Dagen 59 38 40 50 46

5.2.3 Ervaringen met de erkenningsprocedure

De ervaring die de geïnterviewde referenten met de erkenningsprocedure hebben, was zeer beperkt. Eén van de ondervraagde respondenten heeft het proces van de aanvraag om erkenning als referent bij twee verschillende onder-zoekinstituten meegemaakt.

Deze referent heeft ten aanzien van de toegankelijkheid van de procedure verschillende ervaringen bij de eerste en tweede erkenningsaanvraag. Bij de eerste erkenningsaanvraag (in 2013) verliep de procedure rommelig en de respondent kreeg weinig inzicht in hoe de aanvraag ervoor stond. De tweede erkenningsaanvraag die deze respondent heeft begeleid verliep soepel. Ten tijde van deze tweede aanvraag communiceerde de IND beter met de klant en was klantvriendelijker geworden dan op het moment van de eerste aanvraag Knelpunt in de regeling

Een lastig vraagstuk voor de respondent die een erkenningsaanvraag heeft begeleid, was de vraag of de instelling alleen erkend referentschap voor onderzoek zou moeten aanvragen of ook voor arbeid. Voor beide aanvragen moeten de volle leges worden betaald terwijl de eisen die aan de instelling worden gesteld grotendeels gelijk zijn, behalve de eisen die aan het doen van onderzoek worden gesteld. Dit wordt als onredelijk ervaren.

In het openbaar register voor erkende referenten staan 127 onderzoeksin-stellingen en universiteiten geregistreerd als referent voor her verblijfsdoel onderzoek. De IND geeft aan dat de aanvragen voor het verblijfsdoel onderzoek worden ingediend door een relatief kleine groep van 10 à 15 onderzoeksinstel-lingen en universiteiten. Het lijkt er dus op dat slechts een zeer klein gedeelte van de erkende onderzoeksinstellingen gebruik maakt van de erkenning als referent. 5.3. Toelating en verblijf

In deze paragraaf wordt eerst een kwantitatief overzicht gegeven van de

aanvragen voor het verblijfsdoel onderzoek, uitgesplitst naar TEV- aanvragen en VVR-aanvragen. Vervolgens komt in het kwalitatieve deel de vraag aan de orde hoe de (TEV-)procedure is ervaren en welke knelpunten zich ten aanzien van deze procedure voordoen.

5.3.1 Kwantitatief beeld

In tabel 5.3 is het aantal aanvragen voor het verblijfsdoel onderzoek vanaf de inwerkingtreding van de wet MoMi op 1 juni 2013 weergegeven. Vanaf 2014 ligt het aantal TEV-aanvragen elk jaar (ruim) boven de 2000 (zie tabel 5.3). Er is geen duidelijke stijgende lijn in het aantal TEV-aanvragen. De ontwikkeling van het aantal VVR-aanvragen laat wel een stijgende lijn zien vanaf 2014.

Tabel 5.3

TEV- en VVR-aanvragen onderzoek 2013-2017 in absolute aantallen

Jaar 2013 2014 2015 2016 2017 Totaal

TEV-aanvragen 1.370 2.100 2.220 2.060 2.270 10.020

VVR-aanvragen 160 230 340 510 540 1.780

Totaal 1.530 2.340 2.550 2.570 2.804 11.800

Persoonskenmerken

De uitsplitsing van de TEV-aanvragen naar nationaliteit laat zien dat vier van de zes landen die in de top-6 van onderzoekers staan ook in de top-6 van kennis-migratie voorkomen, hoewel de volgorde wel anders is (zie figuur 5.1). Het gaat dan om de landen India, China, Turkije en Brazilië. Rusland en Zuid-Afrika staan bij het verblijfsdoel onderzoek niet in de top-6, daarvoor in de plaats

115

115 Voor de TEV-aanvragen onderzoek is de top-6 68% van alle aanvragen. 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2017 2016 2015 2014 2013 Turks Indonesisch Indiaas Iraans Braziliaans Chinees

Inhoudsopgave

Voorwoord

Lijst van gebruikte afkortingen Samenvatting Summary 1. Inleiding 2. Onderzoekskader 3. Kennismigratie 4. Arbeid in loondienst 5. Onderzoek 6. Studie 7. Au Pair 8. Familie en gezin 9. Toezicht en handhaving 10. Conclusies en aanbevelingen Literatuurlijst

Bijlage I: Lijst van geïnterviewde personen Bijlage II: Vragenlijst (erkende) referent Bijlage III: Tabellen

komen Iran en Indonesië. Voor onderzoekers springt het aandeel Chinezen, voor wie op grond van dit verblijfsdoel een aanvraag wordt ingediend, er uit. Figuur 5.2 laat zien dat bij de VVR-aanvragen voor onderzoek elk jaar de grootste groep wordt gevormd door burgers van de V.S. Omdat de VVR-aanvragen voornamelijk worden ingediend voor nationaliteiten die zijn vrijge-steld van het mvv-vereiste, is het niet verwonderlijk dat de top-6 van nationali-teiten voor kennismigratie en onderzoek grotendeels gelijk is. Opvallend is het groeiend aantal VVR-aanvragen voor Indiase onderzoekers.

Figuur 5.2

VVR-aanvragen onderzoek 2013-2017 uitgesplitst naar nationaliteit top-6 totaal in absolute

aantallen116

Er worden net als bij de verblijfsdoelen kennismigratie en arbeid regulier meer TEV- en VVR- aanvragen ingediend voor mannelijke dan voor vrouwelijke onderzoekers, maar het verschil is bij het verblijfsdoel onderzoek kleiner dan bij kennismigratie en arbeid in loondienst. Het aandeel vrouwen bij de VVR-aan-vragen voor onderzoek is gemiddeld over de hele periode van juni 2013 tot en met december 2017 kleiner dan bij de TEV-aanvragen voor onderzoek. Bij TEV-aanvragen is dit aandeel 43% en bij VVR-aanvragen 39%.

De figuren 5.3 en 5.4 laten de leeftijdsopbouw zien van TEV- en VVR-aanvragen voor onderzoek. Een ruime meerderheid van alle aanvragen voor onderzoek 116 Voor de VVR-aanvragen onderzoek is de top-6 77% van alle aanvragen.

wordt ingediend voor de leeftijdsgroep 20-30. Meer dan 90% van alle aanvragen wordt ingediend voor de leeftijdsgroep 20-40. Onderzoekers zijn gemiddeld een jongere groep dan de groep vreemdelingen die voor kennismigratie en arbeid regulier komt.

Figuur 5.3 en 5.4

TEV-en VVR-aanvragen onderzoek 2013-2017 uitgesplitst naar leeftijd in procenten

Duur procedure

De wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag voor het verblijfsdoel onderzoek is met ingang van 1 januari 2017 verkort van 90 dagen naar 60 dagen.117 Op een enkele aanvraag na, worden alle TEV- en VVR- aanvragen binnen de wettelijke termijn afgehandeld (zie bijlage III tabel B.9). Net iets minder dan 30% van zowel de TEV-aanvragen als van de VVR-aanvragen over de hele periode is niet binnen de streeftermijn afgehandeld (zie tabel 5.4 en 5.5).

Evenals bij het verblijfsdoel kennismigratie (zie tabel 3.10) is ook bij het verblijfsdoel onderzoek het percentage TEV- en VVR-aanvragen dat buiten de streeftermijn is afgehandeld voor 2016 het hoogst. Hier is geen duidelijke verklaring voor. Voor het verblijfsdoel studie dat in het volgende hoofdstuk 117 Stb. 2016, 415 (artikel 25 lid 6). 0 50 100 150 200 250 300 350 400 2017 2016 2015 2014 2013 Indiaas Australisch Zuid-Koreaans Canadees Japans Amerikaans 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% TVE-aanvragen 2013 2014 2015 2016 2017 VVR-aanvragen 2013 2014 2015 2016 2017 > 50 41-50 31-40 20-30 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Inhoudsopgave

Voorwoord

Lijst van gebruikte afkortingen Samenvatting Summary 1. Inleiding 2. Onderzoekskader 3. Kennismigratie 4. Arbeid in loondienst 5. Onderzoek 6. Studie 7. Au Pair 8. Familie en gezin 9. Toezicht en handhaving 10. Conclusies en aanbevelingen Literatuurlijst

Bijlage I: Lijst van geïnterviewde personen Bijlage II: Vragenlijst (erkende) referent Bijlage III: Tabellen

wordt besproken is 2016 niet het jaar waarin het aantal buiten de streeftermijn afgehandelde aanvragen het hoogst is (zie paragraaf 6.3.1).

Tabel 5.4

Afhandeling TEV-aanvragen onderzoek binnen/buiten streeftermijn 2013-2017 in absolute aantallen en percentueel Jaar 2013 2014 2015 < streeftermijn 830 62% 1.660 80% 1.860 86% > streeftermijn 510 38% 430 20% 310 14% Totaal 1.340 2.090 2.170 Jaar 2016 2017 Totaal < streeftermijn 1.270 62% 1.560 69% 7.180 72% > streeftermijn 780 38% 700 31% 2.730 28% Totaal 2.050 2.260 9.910 Tabel 5.5

Afhandeling VVR-aanvragen onderzoek binnen/buiten streeftermijn 2013-2017 in absolute aantallen en percentueel Jaar 2013 2014 2015 < streeftermijn 100 66% 180 77% 240 76% > streeftermijn 50 34% 50 23% 80 24% Totaal 160 230 310 Jaar 2016 2017 Totaal < streeftermijn 330 64% 400 73% 1.240 71% > streeftermijn 190 36% 150 27% 510 29% Totaal 510 540 1.760

Tabel 5.6 laat zien dat de gemiddelde doorlooptijd voor de behandeling van een aanvraag voor het verblijfsdoel onderzoek wel dicht bij de streeftermijn van twee weken ligt.

Tabel 5.6

Gemiddelde doorlooptijd TEV- en VVR-aanvragen onderzoek 2013-2017 in dagen

Jaar 2013 2014 2015 2016 2017

TEV 15 12 12 15 13

VVR 15 13 14 17 14

Het aantal afwijzingen van zowel de TEV-aanvraag als de VVR-aanvraag voor het verblijfsdoel onderzoek is verwaarloosbaar klein. Voor de hele periode van onderzoek ligt het totaal aantal afwijzingen voor de TEV- en VVR-aanvragen samen lager dan tien.

5.3.3 Ervaringen met de TEV-procedure

In dit gedeelte worden de ervaringen van de respondenten met de TEV-pro-cedure voor het verblijfsdoel onderzoek besproken aan de hand van onder-staande punten:

a. Inrichting procedure; b. Duur procedure;

c. Knelpunten in voorwaarden.

Voor de geïnterviewde referenten is de groep buitenlandse onderzoekers een belangrijke groep. De buitenlandse onderzoekers vormen een belangrijk deel van het totale aantal onderzoekers. De geïnterviewde IND medewerkers merken ten aanzien van dit verblijfsdoel op dat het beleidsmatig een interessant verblijfsdoel is, omdat het gaat om een doelgroep die voor Nederland heel nuttig kan zijn. Pas sinds de inwerkingtreding van de richtlijn 2016/801/EU in 2018 richten ze hun aandacht meer op deze groep.

a. Inrichting procedure

De geïnterviewde referenten geven aan dat ze tevreden zijn over de gecombi-neerde TEV-procedure.

De communicatie met de IND verloopt goed. De informatiebijeenkomsten waarbij ook de IND aanwezig is worden positief gewaardeerd. Soms zou de bereikbaarheid van de contactpersoon voor snel overleg over een bepaald vraagstuk beter kunnen zijn.

De invoering van het digitale portaal is een enorme verbetering. Net als de respondenten onder kennismigratie wordt ook door deze respondenten aangegeven dat er nog wel enkele verbeterpunten zijn. Als voorbeeld wordt genoemd dat de mogelijkheid om in het portaal de stand van zaken te bekijken niet altijd goed werkt.

b. Duur procedure

De aanvragen worden grotendeels binnen de streeftermijn afgehandeld, maar in de zomermaanden of tijdens de kerstperiode duurt het vaak iets langer. Ook de werkprocessen op de ambassade en na aankomst in Nederland kunnen voor vertraging zorgen. De procedure van het ophalen van de mvv bij de ambassade zorgt in sommige landen en bij pieken in het jaar voor

Inhoudsopgave

Voorwoord

Lijst van gebruikte afkortingen Samenvatting Summary 1. Inleiding 2. Onderzoekskader 3. Kennismigratie 4. Arbeid in loondienst 5. Onderzoek 6. Studie 7. Au Pair 8. Familie en gezin 9. Toezicht en handhaving 10. Conclusies en aanbevelingen Literatuurlijst

Bijlage I: Lijst van geïnterviewde personen Bijlage II: Vragenlijst (erkende) referent Bijlage III: Tabellen

vertraging. De respondenten noemen verschillende landen als voorbeeld: Iran, China en India. De geïnterviewde medewerker van Buitenlandse Zaken geeft aan dat in de zomermaanden de aantallen mvv’s voor met name studie zo hoog liggen dat de doorlooptijden inderdaad oplopen. Er wordt wel extra capaciteit ingezet, maar de logistieke mogelijkheden zijn beperkt (niet alleen wat betreft extra personeel, maar ook bijvoorbeeld balies en ruimtes). Bovendien zijn de zomermaanden ook piekmaanden voor andere taken van de ambassade zoals in het kader van aanvragen voor visum kort verblijf en consulaire bijstand aan Nederlanders in het buitenland.

Ten aanzien van het proces in Nederland is het ophalen van het verblijfs-document en inschrijving in de BRP niet overal goed geregeld. Het afspra-kensysteem van de IND zorgt voor vertraging. Ook sommige gemeentes hebben lange wachttijden voor afspraken en dat geldt ook voor sommige expatcentra.

Eén van de referenten voor het verblijfsdoel onderzoek merkt op dat de procedure voor verlenging erg lang duurt. Deze opmerking was ook gemaakt door referenten in het kader van het verblijfsdoel kennismigratie (zie paragraaf 3.3.3).

c. Knelpunten in procedure

Het Nuffic geeft aan dat de procedure goed werkt voor simpele gevallen, maar dat de voorwaarden voor toelating voor onderzoek niet altijd duidelijk zijn. Er bestaan verschillende constructies voor toelating voor onderzoek met verschillende voorwaarden. Dat kan het lastig maken om te bepalen of een vreemdeling voldoet aan alle voorwaarden.

De controle op het middelenvereiste wordt als lastig ervaren. Er zijn verschil-lende groepen onderzoekers die onder dit verblijfsdoel vallen. Voor de groep bezoldigde onderzoekers die in loondienst werkt moet het arbeidscontract in orde zijn. De controle op het middelenvereiste is voor deze groep niet proble-matisch. Voor de groep onbezoldigde onderzoekers (door de referenten gastonderzoekers genoemd) moet echter op een andere manier gecontro-leerd worden of zij aan het middelenvereiste voldoen. Bij gastonderzoekers bestaat de neiging om veel over te hebben om een bepaald onderzoek te kunnen verrichten. Op allerlei mogelijke manieren wordt geprobeerd aan het middelenvereiste te voldoen. Als voorbeeld wordt door een van de referenten genoemd dat veel Chinezen een beurs krijgen die lager is dan de norm waar onderzoekers in het kader van het middelenvereiste aan moeten voldoen. Ze moeten dan aanvullende middelen zien te vinden. Dit kan complex zijn om

te controleren. Daarnaast hebben onderzoekers niet altijd een reëel beeld van de kosten van levensonderhoud in Nederland. Een enkele keer komt het voor dat het de onderzoeker niet lukt voldoende middelen bij elkaar te krijgen en dan moet de referent de betreffende onderzoeker weigeren. Soms ziet een onderzoeker zelf af van de onderzoeksplek. Het controleren van een bankver-klaring – van banken uit alle delen van de wereld – op echtheid kan specialis-tische kennis vereisen die de referenten niet hebben.

Een ander punt van aandacht dat door de referenten wordt genoemd, is dat bij een gedeeltelijke en of tijdelijke verschuiving van werkzaamheden van onderzoek naar onderwijs tijdens het verblijf als onderzoeker het verblijfsdoel gewijzigd moet worden van onderzoeker naar kennismigrant. Richtlijn 2016/801/EU geeft in artikel 23 onderzoekers de mogelijkheid om naast hun onderzoek les te geven maar lidstaten mogen een maximum aantal uren of dagen vaststellen voor de onderwijsactiviteiten van de onderzoeker. In Nederland wordt in de praktijk de regel gehanteerd dat onderzoekers minimaal 50% van hun tijd aan onderzoek besteden. Voor personen die worden aangenomen met zowel een onderwijs- als een onderzoekstaak kan de balans tussen het verrichten van onderzoek en het geven van onderwijs verschuiven. Dan moet er tussentijds een wijziging verblijfsdoel worden aangevraagd van verblijf als onderzoeker naar verblijf als kennismigrant. Dat geeft op zich geen problemen, maar wordt wel als omslachtig ervaren. Daarnaast wordt als praktisch probleem genoemd het vinden van

huisvesting met name voor de groep onbezoldigde onderzoekers. Met name in Eindhoven is er door zowel het grote aantal buitenlandse studenten, als buitenlandse onderzoekers en werknemers een tekort aan betaalbare huisvesting, zeker als ook gezinsleden met de onderzoeker meekomen. Ook het vinden van betaalbaar tweetalig onderwijs kan problematisch zijn.

d. Overige opmerkingen

Veel onderzoekers blijven na afloop van hun onderzoekscontract in Nederland. Het zoekjaar voor hoogopgeleiden is volgens de referenten een goed middel om onderzoekers de tijd te geven in Nederland nieuw werk te vinden.

Inhoudsopgave

Voorwoord

Lijst van gebruikte afkortingen Samenvatting Summary 1. Inleiding 2. Onderzoekskader 3. Kennismigratie 4. Arbeid in loondienst 5. Onderzoek 6. Studie 7. Au Pair 8. Familie en gezin 9. Toezicht en handhaving 10. Conclusies en aanbevelingen Literatuurlijst

Bijlage I: Lijst van geïnterviewde personen Bijlage II: Vragenlijst (erkende) referent Bijlage III: Tabellen

5.4. Rol van de referent

5.4.1 Wettelijke verplichtingen

Naast de algemene verplichtingen (zie hoofdstuk 2) gelden voor de erkend referent voor onderzoek een aantal specifieke verplichtingen. Voor dit verblijfsdoel is niet specifiek een zorgplicht in de wet opgenomen.

In het kader van de informatieplicht moet de referent doorgeven als de vreem-deling niet langer onderzoek verricht of niet langer aan de onderwijsinstelling is verbonden. Daarnaast moet de referent doorgeven als de onderzoeker niet langer aan het middelenvereiste voldoet of van plan is gebruik te maken van zijn recht op verblijf als onderzoeker in een andere EU lidstaat. De informatieplicht ten aanzien van het middelenvereiste is zonder tijdsaanduiding geformuleerd, in tegenstelling tot het vereiste ten aanzien van studenten die aan het begin van een nieuw studiejaar over voldoende middelen van bestaan moet beschikken. In het kader van de administratieplicht gelden als aanvullende eisen dat een kopie van de gastovereenkomst, van het diploma dat toegang geeft tot het doctoraal programma en de eigen verklaring ten aanzien van voldoende middelen van bestaan plus de bewijsmiddelen die hieraan ten grondslag liggen in de administratie worden opgenomen.

5.4.2 Ervaringen met de rol van referent

De referenten geven aan dat ze niet veel problemen ondervinden met de verplichtingen die ze in het kader van de wet MoMi hebben. De informatie-plicht ten aanzien van afmelding als het onderzoek voortijds wordt beëindigd, levert soms problemen op als de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de afmelding aan de IND niet tijdig een melding van krijgen van de faculteit of afdeling waar betrokkene werkt. De ervaring is dat met de termijn van vier weken door de IND wel coulant wordt omgegaan. Ook het jaarlijks controleren of de onderzoeker nog beschikt over voldoende middelen van bestaan levert wel wat werk op, maar is verder niet problematisch.

Ten aanzien van de administratieplicht geven de respondenten aan dat niet duidelijk is welke documenten allemaal bewaard moeten worden. Hier zijn duidelijkere instructies gewenst.

In het kader van de zorgplicht hebben twee respondenten zelf verklaringen opgesteld waarin ze informatie geven over tal van onderwerpen zoals rechten en plichten op grond van hun verblijfsvergunning, maar ook over verplichte verze-keringen en de vertrekplicht. Ze laten dit document door de vreemdeling