• No results found

In dit hoofdstuk leg ik uit waarom ik gekozen heb voor het interviewen van cultuurcoördinatoren en niet voor het interviewen van reguliere leerkrachten. Daarnaast bespreek ik de methodologie die gebruikt wordt in deze masterscriptie en beschrijf ik hoe deze methodologie mij gaat helpen bij het beantwoorden van de hoofdvraag.

3.1. Cultuurcoördinatoren

De hoofdvraag zal worden beantwoord door gebruik te maken van informatie die is verkregen door het interviewen van drie interne cultuurcoördinatoren (ICC) van basisscholen uit Nijmegen en omstreken. Er is gekozen voor cultuurcoördinatoren, doordat zij enerzijds als leerkracht cultuuronderwijs verzorgen in de klas en anderzijds nadenken over cultuuronderwijs op de basisschool door hun rol als cultuurcoördinator. De coördinatoren kunnen hierdoor antwoorden vanuit hun praktijkervaring als leerkracht en daarnaast gebruik maken van de wensen die ontstaan voor de invulling van cultuuronderwijs vanuit hun functie als ICC’er.

Een cultuurcoördinator is een groepsleerkracht die uren krijgt toebedeeld voor de coördinatie van cultuur op de basisschool waar hij/zij werkzaam is. Sommige scholen hebben meerdere leerkrachten met deze taak, maar dit komt slechts zeer zelden voor (Kruiter et al., 2016: 8). De ICC’er heeft een sleutelrol in het cultuuronderwijs (Bussemaker & Dekker, 2016: 9). De coördinator houdt contact met culturele partners, selecteert en organiseert het culturele aanbod van de school, neemt deel aan scholenoverleg over cultuur en enthousiasmeert collega’s voor culturele activiteiten (Kruiter et al.., 2016: 8). Bijna 85 procent van de Nederlandse basisscholen heeft op dit moment een cultuurcoördinator.16 ICC’ers krijgen gemiddeld 28,8 uur per schooljaar tot hun beschikking, maar in de realiteit blijkt dat er ook veel niet-betaalde uren in de coördinatie van cultuur zitten (Kruiter et al., 2016: 8).

Voor het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen in deze masterscriptie zijn drie ICC’ers geïnterviewd. K.A. is werkzaam op basisschool De Hazesprong in Nijmegen. Hij heeft als tiener nooit lang stil gestaan bij de pabo, maar ging zich oriënteren op de mogelijkheden die pasten bij zijn vakkenpakket en vond de pabo toen toch wel erg leuk. Tijdens de pabo kwam hij erachter dat hij graag werkt met kleuters, waardoor hij zich daarin gespecialiseerd heeft. Na de pabo heeft hij eerst tien jaar bij de kleuters gewerkt en daarna alle andere groepen in de

16 ‘Resultaten’, in: Cultuureducatie met Kwaliteit. http://www.cultuureducatiemetkwaliteit.nl/resultaten/ (06-05-

basisschool doorlopen. Op dit moment is K.A. weer werkzaam bij de kleuters. Het leukste aan lesgeven vindt hij dat het lesgeven dicht bij theater ligt. Hij is gevraagd als ICC’er, omdat hij erg creatief is in het bedenken van optredens en activiteiten. Vorig jaar heeft hij een burn-out gehad, waardoor hij zijn activiteiten als ICC’er nu weer moet oppakken.17

R.T. werkt op basisschool De Sieppe in Groesbeek. Ze staat al 41 jaar voor de klas, waarvan 37 jaar op de school waar ze nu werkzaam is. Vroeger heeft ze eerst onderwijs gevolgd aan de pabo, waarna ze pedagogiek gestudeerd heeft. Na deze opleiding volgde ze ook nog een dramaopleiding op HBO-niveau. Ze is dus van origine dramadocent en heeft naast het onderwijs lang dramalessen gegeven en poppenkast gespeeld. Op dit moment geeft ze onderwijs in groep vier en is ze ICC’er op haar basisschool. Hiervoor is ze gevraagd, doordat het aansluit bij haar affiniteit en ze heel enthousiast is over kunst en cultuur.18

Ten slotte is I.K. werkzaam op basisschool De Muze in Nijmegen. Als achttienjarige deed ze de lerarenopleiding tekenen en textiel, met daarin een specialisatie voor textiel. In het vierde jaar bleek echter dat ze door stemproblemen niet geschikt geacht werd voor het onderwijs. Hierna heeft ze een eigen kledingbedrijf en een zeilenmakerij gehad. Ook heeft ze uren gemaakt in de horeca. Toen haar dochter twee was, is ze uiteindelijk toch de pabo gaan doen, waardoor ze 12,5 jaar geleden alsnog in het onderwijs is beland. Daarnaast heeft ze zeven jaar geleden de cursus tot ICC’er gevolgd en is ze steeds meer met cultuuronderwijs gaan doen. I.K. geeft aan dat de cirkel met de functie van ICC’er weer rond is, aangezien ze nu vakoverstijgend werkt en met culturele vakken bezig is.19

3.2. Methode

In dit gedeelte van hoofdstuk drie beschrijf ik de methode die wordt benut voor het verzamelen en analyseren van informatie ter beantwoording van de hoofd- en deelvragen. Ik leg allereerst uit wat kwalitatief onderzoek behelst, waarna ik verder inga op de manier waarop de interviews zijn vormgegeven en welke aanpak gehanteerd wordt voor het analyseren van de uit de interviews verkregen informatie.

3.2.1. Kwalitatief onderzoek

Kwalitatief onderzoek kent verschillende vormen en wordt door verschillende onderzoekers verschillend omschreven. Bogdan en Biklan (2007), die beiden komen uit het

17 Interview met K.A.. (09-05-2017) De Hazesprong, Nijmegen. 18 Interview met R.T.. (10-05-2017) De Sieppe, Groesbeek. 19

onderwijsonderzoek, beschrijven kwalitatief onderzoek als een parapluterm met de volgende eigenschappen:

The data collected have been termed soft, that is rich in description of people, places, and conversations and not easily handled by statistical procedures. Research questions are not framed by operationalizing variables; rather, they are formulated to investigate topics in all their complexity, in context. While people conducting qualitative research develop focus as they collect data, they do not approach the research with specific questions to answer or hypotheses to test. They also are concerned with understanding behavior from the informant’s own frame of reference. External causes are of secondary importance. They tend to collect their data through sustained contact with people in settings where subjects normally spend their time – classrooms, cafeteria’s, teachers’ lounges, dormitories, street corners (Evers, 2015: 18).

Met andere woorden, kwalitatief onderzoek gaat over de mening, ervaring en kennis van mensen in een bepaalde context. Ook Denzin en Lincoln (2005) geven een omschrijving van kwalitatief onderzoek:

Qualitative research is a situated activity that locates the observer in the world. It consists of a set of interpretative, material practices that make the world visible. These practices transform the world. They turn the world into a series of representations, including field notes, interviews, conversations, photographs, recordings, and memos to the self. At this level, qualitative research involves an interpretive, naturalistic approach to the world. This means that qualitative researchers study things in their natural setting, attempting to make sense of, or interpret, phenomena in terms of the meanings people bring to them (Flick, 2007: 2).

Beide definities besteden aandacht aan het feit dat dingen en mensen door middel van kwalitatief onderzoek bestudeerd worden in hun natuurlijke habitat en onderzoekers de verkregen informatie proberen te duiden. De invulling van de definities verschilt echter ook. Denzin en Lincoln geven aan dat de wereld in kwalitatief onderzoek gezien kan worden als een set aan representaties, terwijl Bogdan en Biklan vooral oog hebben voor de manier waarop kwalitatieve data wordt verkregen. De twee hier genoemde definities zijn niet allesomvattend en zijn bij lange na niet alle definities van kwalitatief onderzoek die te vinden zijn. In alle definities valt echter wel een aantal gemeenschappelijke kenmerken op:

a) In kwalitatief onderzoek wordt vanuit het gezichtspunt van de onderzochten gewerkt. b) Het onderzoek richt zich op hun dagelijkse leven en probeert dit te duiden.

d) De informatie wordt in de directe omgeving van de onderzochten verzameld. e) Kwalitatief onderzoek is complex.

f) Kwalitatief onderzoek vereist doorgaans meerdere methoden om structuren, patronen en diversiteit in de sociale werkelijkheid te vinden.

g) De werkwijze in kwalitatief onderzoek is open en flexibel (Evers, 2015: 19).

In deze masterscriptie wordt dan ook door middel van interviews getracht de gevoelens, ideeën en ervaringen van ICC’ers met of over metacognitie in beeldend onderwijs op de basisschool in beeld te brengen en dat te duiden. Dit betekent dat de ICC’ers gevraagd worden naar hun persoonlijke mening en opvattingen en de interviewvragen dus op verschillende manieren beantwoord kunnen worden (Kallio et al., 2016: 2955). Bij dit onderzoek wordt gebruikt gemaakt van interviews en kwalitatief analyseren. Beide technieken worden in het vervolg van dit hoofdstuk uitgelegd.

3.2.2. Interviews

Het afnemen van individuele interviews is de meest gebruikte methode voor het verzamelen van data in kwalitatief onderzoek (Evers, 2015: 16). Een individueel interview zorgt voor een vrijblijvende, gedetailleerde verkenning van een aspect uit het leven van de geïnterviewde. Dit aspect bestaat uit iets waar de geïnterviewde ervaring en inzicht in heeft (Charmaz & Belgrave, 2014: 348). Ook is het individuele interview uitermate geschikt voor onderzoek dat complexe systemen, zoals het onderwijssysteem, probeert te begrijpen en verhelderen (Ritchie & Lewis, 2003: 36-37). Door middel van een interview heeft de interviewer controle over de constructie van data en wordt de data tegelijkertijd vormgegeven door de belangstelling en opmerkingen van de persoon die deelneemt aan dit vraaggesprek (Charmaz & Belgrave, 2014: 348). De drie geïnterviewden in deze masterscriptie zijn ICC’ers op scholen in Nijmegen en omstreken. Zij zullen antwoord geven op vragen die te maken hebben met metacognitie in het beeldend onderwijs op de basisschool.

Het individuele interview kan verschillende vormen aannemen. Elke vorm heeft echter een aantal overeenkomsten, namelijk:

1) De onderzoeker zoekt naar gedetailleerde informatie, zoals voorbeelden, ervaringen en verhalen.

2) De interviewer stelt open vragen, waardoor de geïnterviewde kan reageren op elke manier mogelijk, zoals het uitgebreid geven van een antwoord, het oneens zijn met de vraag of het inbrengen van nieuwe kwesties.

3) Het interviewprotocol bevat geen vaste vragen. De interviewer hoeft zich niet te houden aan een bepaalde set vragen, maar mag hiervan afwijken door nieuwe vragen te stellen, vragen over te slaan of vragen anders te verwoorden. Ook is het mogelijk om elke geïnterviewde andere vragen te stellen (Rubin & Rubin, 2012: 29).

In deze masterscriptie zal gebruik gemaakt worden van het semigestructureerd interview. Dit betekent dat het interview plaatsvindt op een tijdstip dat voorafgaand aan het interview is vastgesteld door de geïnterviewde en de onderzoeker. Het interview wordt vormgegeven door het vaststellen van een aantal vragen rondom het onderwerp metacognitie in het beeldend onderwijs op de basisschool. Daarnaast stelt de interviewer follow-up vragen die van te voren niet zijn vastgesteld. De ICC’ers worden tevens aangemoedigd om tijdens het interview zo uitgebreid en gedetailleerd als mogelijk de vragen te beantwoorden (31). Het interviewprotocol behorend bij dit onderzoek is te vinden in bijlage B. Na het voeren van de interviews wordt de opgenomen data getranscribeerd. Een transcriptie is een document waarin de data in meer of minder letterlijke vorm is uitgeschreven (Evers, 2015: 27). De transcripties van de interviews die hebben plaatsgevonden met de ICC’ers zijn te vinden in bijlage C. 3.2.3. Kwalitatief analyseren

Om de door middel van interviews verzamelde data interpretabel te maken, wordt de data bewerkt door belangrijke uitspraken en begrippen te coderen (Evers, 2015: 49). Dit is belangrijk, omdat interviews veel data opleveren die in eerste instantie ongeordend en onoverzichtelijk is (Ritchie & Lewis, 2003: 214). Om de datasets te ordenen, zal daarom kwalitatieve analyse plaatsvinden.

Qualitative analysis asks such questions as: what kinds of things are going on here? What are the forms of this phenomenon? What variations do we find in this phenomenon? That is, qualitative analysis is addressed to the task of delineating forms, kinds and types of social phenomenal; of documenting in loving detail the range of things that exist (214).

De eerste stap in het analyseren van de data is het segmenteren en coderen van de informatie (Evers, 2015: 68). Dit zorgt voor de sortering van de data (Ritchie & Lewis, 2003: 214). In deze masterscriptie is de analysetechniek die daarvoor gebruikt wordt die van het open coderen. Dit betekent dat de relevante of interessante zaken in de data worden gecodeerd, zonder dat er daarbij heel gericht gezocht wordt naar een specifiek antwoord. Dit houdt specifiek in dat alles wat belangrijk zou kunnen zijn door middel van close reading wordt voorzien van een code (Evers, 2015: 89). Ook wil dit zeggen dat de data in deze eerste stap

niet gemanipuleerd wordt, zodat bijvoorbeeld de taal van de ICC’ers hun eigen taal blijft (Ritchie & Lewis, 2003: 214). In het tweede stadium van de analyse zal axiaal gecodeerd worden. Dit behelst het inzoomen op elke categorie, waarna kenmerken van die categorie worden bestudeerd en er relaties met andere categorieën gelegd worden. Dit leidt tot manipulatie van de eerder verkregen open codes middels samenvoeging, hernoeming en splitsing, waardoor elke categorie geduid wordt (Evers, 2015: 98). Deze analysetactiek zorgt er dus voor dat codes met elkaar in verbinding komen te staan en patronen, verschillen en overeenkomsten tussen de ICC’ers aan het licht komen (68). Ten slotte vindt er overstijgende interpretatie plaats. Dit betekent dat de verbanden die aan het licht zijn gekomen door het axiaal coderen worden verklaard en in verband gebracht worden met al bestaande theorie over metacognitie in het beeldend onderwijs (68). Het verklaren van de verbanden ligt in het hart van kwalitatief onderzoek. Datasets zijn namelijk vaak rijk aan verklaringen van fenomenen, zoals in dit geval de doelen en wensen voor metacognitie bij beeldend onderwijs op de basisschool (Ritchie & Lewis, 2003: 215).

3.3. Samenvatting

In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat dit onderzoek een kwalitatief onderzoek is. Dit betekent in dit geval dat drie cultuurcoördinatoren uit Nijmegen en Groesbeek geïnterviewd worden door middel van semigestructureerde interviews. De verkregen data ondergaat vervolgens open codering, waarna de gevonden codes met elkaar in verband worden gebracht en gemanipuleerd worden door middel van axiaal coderen. Ten slotte vindt een overstijgende interpretatie plaats, waardoor de gevonden verbanden met elkaar in verband gebracht worden.