• No results found

1. Inleiding

In het tweede gedeelte van het praktijkonderzoek heb ik alle teamleden geobserveerd in interactie met Tessa. Ik heb ervoor gekozen te observeren tijdens eetsituaties. Dit is namelijk het enige moment van de dag dat de groep bij elkaar zit in aanwezigheid van groepsleiding. Zelf was ik ook aanwezig bij iedere eetsituatie die ik geobserveerd heb. Zo kon ik van tevoren de sfeer al proeven in huis. Ik heb geobserveerd met behulp van een videocamera. Hiervoor heb ik toestemming gekregen van alle cliënten en hun ouders.

Zoals gezegd staat de interactie centraal. De interactie van de groepsleiding en Tessa tijdens de eetsituaties heb ik verbatum uitgewerkt.

Tessa is verbaal heel sterk. Ze heeft altijd haar woordje klaar. Als begeleiding moet je sterk in je schoenen staan. Teamleden ervaren soms problemen in de interactie met Tessa. Vandaar dat ik ervoor gekozen heb de interactie te observeren.

In de analyse van de observaties let ik vooral op de volgende punten:

Wie leidt een onderwerp in? Tessa of de groepsleiding?

Het is niet leuk wanneer je altijd zelf een onderwerp ter sprake moet brengen. Dat kan ook voor negatieve gevoelens zorgen. Komt de communicatie vanuit twee kanten tot stand?

Op welk niveau communiceert de groepsleiding met Tessa? Op inhouds- of betrekkingsniveau?

Het inhoudsniveau is de informatie, de letterlijke inhoud van de woorden, het bericht.

Op betrekkingsniveau wordt aangegeven hoe de inhoud moet worden opgevat voor degene voor wie deze bestemd is, geeft de zender indirect aan hoe hij zichzelf ziet in de relatie tot de ander en hoe hij verwacht of wil dat de ander reageert.

Wat valt me nog meer op?

Zijn er opvallende dingen die naar voren komen vanuit de observaties?

In dit deel van het onderzoek ben ik vooral aan het beschrijven. Ik beschrijf wie een onderwerp inbrengt en of de communicatie vanuit twee kanten tot stand komt. Ik beschrijf het niveau van communicatie.

2. Resultaten

Uit de observaties blijkt dat Tessa vooral degene is die onderwerpen inleidt. Veel vaker dan de groepsleiding knoopt zij een gesprek aan. Wel gaat de groepsleiding hier vaak op in. Opmerkingen van Tessa laat men niet links liggen.

Tessa probeert zich vaak te mengen in gesprekken van de groepsleiding met andere cliënten. Opvallend is dat haar opmerkingen dan genegeerd worden. Er wordt bijna niet tegen haar gezegd dat de groepsleiding op dat moment met iemand anders in gesprek is en dat Tessa even moet wachten. Dit gebeurt slechts een enkele keer:

T Zalm is toch eigenlijk heel gezond, of niet?

G Sorry, ik wilde eigenlijk reageren op X, maar ik had mijn mond nog niet leeg.

Momentje. Hou hem vast, die gedachte.

Tessa wordt niet boos wanneer je haar negeert op die momenten dat zij een opmerking maakt. Ze houdt het voor zich en vertelt het later nog, of ze vertelt het niet meer. Even later begint ze dan ergens anders over.

De communicatie vindt vaak plaats op het niveau van inhoud. Metacommunicatie komt in deze observaties niet voor. Maar wanneer Tessa probeert haar gelijk te krijgen en zich verdedigt, is er meer sprake van betrekkingsniveau. De vraag luidt dan eigenlijk: ‘wie heeft het voor het zeggen? Wie is de baas?’ Voorbeeld:

T Nee, dat is eigenlijk het toetje van mij, van gisteren. Maar dat ben ik vergeten op te eten.

G Ok.

T En aangezien ik het vandaag niet mag…

G Nou, pakken jullie maar een toetje waar je zin in hebt.

T Ik wil wel, maar… Het lijkt mij niet slim, of zeg jij van ‘ja doe maar’?

G Nee. Ik zou het vanavond doen. Kun je doen als je terugkomt. Dat is lekker.

T Maar ik ben pas om half elf thuis. Dus als ik toetje wil dan moet ik het nu nemen.

G Doe vanavond maar. Want de afspraak is dat je het na het eten pakt.

T Nee, want… X, jij zit er altijd bij. Als ik naar de kunstclub moet, mag ik toch altijd het toetje meteen na het eten? Omdat ik na half elf pas terugkom.

X Ik dacht dat jij het altijd pakte als je terugkwam.

G Ik weet het ook niet zeker hoor. Maar waarom zou je om half elf geen toetje meer eten.

T Omdat het dan niet meer verteert. Dan moet ik gelijk door naar boven, hè.

G Dus jij zegt dat als jij naar de kunstclub moet het nu moet pakken?

T Ja.

G Dan geloof ik dat. Ik zal het wel eens nakijken. Pak maar dan.

T Welke wil jij het liefste?

G Maakt niet uit.

T Geef mij de vanille dan maar alsjeblieft.

G Ok.

In het eerste gedeelte van bovenstaande dialoog ligt de nadruk op het inhoudsniveau, maar gaandeweg komt de communicatie terecht op het betrekkingsniveau. Tessa wil het voor het zeggen hebben. Het gaat haar er om dat zij haar toetje mag opeten. Ze blijft volhouden en brengt de groepsleiding aan het twijfelen waardoor ze uiteindelijk haar toetje mag opeten en haar zin dus krijgt.

Uit de observaties blijkt ook dat Tessa veel duidelijkheid nodig heeft, geïnteresseerd is in anderen, soms doorslaat in haar positieve stemming, zorgzaam is en zich snel

aangevallen voelt.

Wanneer Tessa een vraag stelt wil ze daar een duidelijk antwoord op. Als ze niet meteen een duidelijk antwoord krijgt, blijft ze op het onderwerp terugkomen en vragen stellen tot het haar wel duidelijk is.

Tijdens de eetsituaties richt Tessa zich veel op de groepsleiding. Met de andere cliënten heeft ze niet veel gesprekken. Ze is geïnteresseerd in wat de groepsleiding haar wil vertellen, bijvoorbeeld over het teamuitstapje. Dan wil ze graag van alles weten en stelt veel vragen. Op die manier ontstaat een levendig gesprek. Ze straalt uit dat ze het leuk vindt om te horen. Ze lacht en stelt vragen. Maar in die positieve stemming slaat ze soms door. Dan lacht ze overdreven hard of blijft grapjes herhalen. Dan weet ze niet van ophouden en remt de groepsleiding haar af.

Tessa is ook zorgzaam. Dat blijkt uit het volgende voorbeeld:

T En was jij niet vrijdagavond eh… moe? Want toen had jij dienst.

G Huh? Of ik moe was na de dienst?

T Of dat je anders moe was. Omdat je hem normaal gesproken niet draait.

Ze is oprecht geïnteresseerd. Ze snijdt zelf het onderwerp aan. Of wanneer het toetje gegeten wordt en ze ziet dat de groepsleiding niet veel heeft, maakt ze daar een opmerking van:

T Jij hebt maar een heel klein beetje.

Uit de observaties blijkt ten slotte dat Tessa zich snel aangevallen voelt en zich dan gaat verdedigen. In observatie 5 spreekt de groepsleiding met Tessa over het vieren van haar verjaardag. Het valt Tessa aan het begin van het gesprek tegen dat de groepsleiding

aangeeft niet de hele avond bij haar verjaardag aanwezig te zijn, maar af en toe zal binnenlopen. Daarna geeft ze korte antwoorden op vragen. Ze begint zich te verdedigen wanneer de groepsleiding aangeeft dat ze nog niet eens zelf haar boodschappen doet. Ze wil haar eigen zin doordrammen. Het is nu zo afgesproken en ze wil het niet veranderen.

G Maar je had ook zelf boodschappen kunnen doen.

T Het is nou gebeurd en je kunt er nu toch niks aan doen.

G Nee, dat hoeft ook niet. Het is iets voor de volgende keer. Dat je hier de volgende keer ook aan kan denken.

Ze staat op dit moment niet helemaal open voor wat de groepsleiding haar duidelijk wil maken. Ze neemt het op als kritiek, terwijl het niet als kritiek bedoeld is. De

groepsleiding wil haar met andere ogen naar de situatie laten kijken, door aan te geven dat ze ook met de groepsleiding samen haar boodschappen kan regelen in plaats van met haar moeder. De groepsleiding benoemt vervolgens ook dat het iets is voor de volgende keer.