• No results found

Onderverdeling in kernen

6. Impact van het Agribusiness cluster

6.2 Onderverdeling in kernen

Op basis van de waarderingen die de geïnterviewden hebben gegeven kunnen de sectoren worden onderverdeeld in vier kernen. Kern 4 zijn sectoren die een gemiddelde waardering tussen de 4 en 5 hebben. Dit zijn sectoren die volgens de geïnterviewden zeker tot het cluster behoren. Het geeft een illustratie van de kern van het cluster. De sectoren met een gemiddelde tussen de 3 en 4 behoren tot de tweede cirkel (kern 3). Sectoren met een gemiddelde tussen de 2 en 3 zijn de derde cirkel (kern 2). Sectoren met een gemiddelde tussen de 1 en 2 zijn de buitenste cirkel (kern 1). Dit zijn sectoren die volgens de geïnterviewden weinig tot niet behoren tot het Agribusiness cluster. Figuur 6.2 illustreert de verschillende kernen. Binnen deze figuur stelt de donkergroene cirkel kern 1 voor.

Clustering in de Agribusiness in Noord-Nederland Pagina 39 Figuur 6.2 Illustratie Agribusiness kernen eigen bewerking

Tabel 6.3 laat een selectie zien van gegeven waardering per sector door de

geïnterviewden. Er is hier gekozen om van elke kern minimaal 1 te selecteren. De rest van lijst met waarderingen zijn te vinden in de bijlage

Sector Gemiddelde Totaalscore Min Max Standaarddeviatie Kern Verwerking van aardappels, groente en fruit 5 30 5 5 0 4 Vervaardiging van diervoeders 5 30 5 5 0 4 Teelt van sierplanten 3.8 23 1 5 1,47 3 Visserij en kweken van vis en schaaldieren 2,16 13 1 5 1,83 2 Winning van aardolie en aardgas 1 6 1 1 0 1

Tabel 6.3 Selectie SBI codering Eigen bewerking

Kern 4 bestaat volgens de geïnterviewden uit:

De hele sector landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw, behalve de subsectoren teelt van sierplanten en jacht. Verder de hele sector vervaardiging van voedingsmiddelen, behalve de visverwerking en de vervaardiging van brood, banketbakkerswerk en deegwaren. Als laatste hoort de groothandel in

landbouwproducten en levende dieren ook nog tot de kern van de Agribusiness sector in Noord-Nederland. Over deze sectoren is weinig discussie. In de interviews krijgen deze sectoren hoofdzakelijk een vijf als waardering en in de definities in literatuur komen deze sectoren ook naar voren als kern van het Agribusiness. Opvallend is wel dat de visverwerking niet bij de kern hoort en alle verwerking van landbouwproducten wel.

Clustering in de Agribusiness in Noord-Nederland Pagina 40 Een reden hiervoor kan zijn dat volgens de geïnterviewden sectoren in de Agribusiness gerelateerd aan de landbouw moeten zijn. Dit betekent dat de visserij en haar

verwerking niet binnen deze definitie passen en niet tot het Agribusiness behoren.

Kern 3 bestaat volgens de geïnterviewden uit:

De teelt van sierplanten, visverwerking en de vervaardiging van brood, banketbakkerswerk en deegwaren. Verder de vervaardiging van machines en werktuigen voor de land- en bosbouw en de sector onderwijs. Dit zijn volgens de geïnterviewden sectoren met grote verwantschap met de kern van het Agribusiness cluster. Over de sectoren in kern 3 is meer discussie. Een voorbeeld is de teelt van sierplanten zoals te zien in tabel 6.3. Het grootste gedeelte van de geïnterviewden vindt wel dat deze sector tot het Agribusiness cluster behoort. Toch heeft het ook een

waardering van 1 gekregen. Dit betekent dat volgens minimaal één van de

geïnterviewden de teelt van sierplanten niet tot het cluster behoort. De discussie over de teelt van sierplanten speelde ook al in de literatuur. Zoals beschreven in hoofdstuk 3 en tabel 3.3. In deze discussie gebruikte alleen het Ministerie van Economische zaken (2010) sierplanten in haar definitie. Bij de geïnterviewden is er meer overeenstemming over het feit of de teelt van sierplanten bij de definitie hoort.

Kern 2 bestaat volgens de geïnterviewden uit:

Het kweken van vis en schaaldieren, vervaardiging van dranken, vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren, vervaardiging van chemische producten, vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten. Het grondverzet, de gespecialiseerde winkels in voedings- en genotmiddelen, het vervoer over land, de financiële instellingen, speur- en ontwikkelingswerk, arbeidsbemiddeling,

uitzendbureaus en personeelsbeheer. Als laatste nog de sectoren, primair-, speciaal-, tertiair- en overig onderwijs.Dit zijn sectoren die volgens de geïnterviewden enige verwantschap hebben met het cluster. Opvallend hierbij is dat de transport-, financiële- en speur sectoren die volgens de literatuur nog wel bij de definitie van het Agribusiness cluster horen maar volgens de geïnterviewden pas in kern 2 zijn ingedeeld. Blijkbaar is er veel discussie over het belang van onderzoek en financiële instellingen voor de Agribusiness. Dit kan te maken hebben met de achtergrond van de geïnterviewden. Het zijn mensen die vanuit hun eigen achtergrond naar de Agribusiness kijken. Veel van de geïnterviewden hebben een achtergrond in de primaire productie. Dit kan betekenen dat ze meer waarde hechten aan de productie en vervaardiging van agrarische producten dan aan het onderzoek en de financiering. Toch is er overeenstemming tussen de geïnterviewden over het feit dat deze sectoren enigszins gerelateerd zijn aan het Agribusiness cluster.

Kern 1 bestaat volgens de geïnterviewden uit de overige sectoren die weinig tot geen verwantschap met het Agribusiness cluster hebben. Zowel in de interviews als de literatuur is er weinig discussie over het feit dat deze sectoren niet tot het Agribusiness behoren. Hierdoor kan er duidelijk worden afgebakend dat welke sectoren in ieder geval niet tot het cluster behoren.

Clustering in de Agribusiness in Noord-Nederland Pagina 41 De verschillen in waardering tussen respondenten zitten voornamelijk in de

vervaardiging en groothandel. Enkele respondenten hebben deze sectoren gewaardeerd vanuit hun eigen achtergrond. Een voorbeeld hiervan is dat een geïnterviewde met een achtergrond in de aardappelzetmeel, de vervaardiging en groothandel van zuivel en graan beduidend lager waardeert dan de vervaardiging in aardappelzetmeel producten. Dit is een kanttekening die meegenomen moet worden bij het analyseren van de werkgelegenheidsgegevens.