• No results found

Dit is een grote onderschatting Van de Voort schetste een zeer pessimistisch beeld van de gevolgen van de crisisjaren 17-1772 voor financiële activiteiten, waarin de meerderheid van het geïnvesteerde

Van een statische observatie naar een dynamisch beeld Tot dusver hebben we ons gericht op een reconstructie van het belang

71 Dit is een grote onderschatting Van de Voort schetste een zeer pessimistisch beeld van de gevolgen van de crisisjaren 17-1772 voor financiële activiteiten, waarin de meerderheid van het geïnvesteerde

kapitaal waarschijnlijk werd afgeschreven en de rentebetalingen kelderden na 1780. Van de Voort, West- indische plantages, 195. Van Stipriaan, ‘Debunking debts’ toonde echter aan dat de feitelijke kapitaalver- nietiging beperkter was en rentebetalingen voor veel fondsen doorgang vonden tot 1795, zij het op een lager niveau. De financiële sector kon hiervan dus nog steeds profiteren.

0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% 14,0% 16,0% 1738 1741 1744 1747 1750 1753 1756 1759 1762 1765 1768 1771 1774 1777

1778, en 1779) boven de 14 procent, dus nog aanzienlijk hoger dan in ons peiljaar (1779 is niet opgenomen in Grafiek 3, aangezien dit jaar te zeer een outlier naar boven toe vormt). De (minder volledige) handels- gegevens voor de periode na 1780 doen vermoeden dat de op slavernij gebaseerde bijdrage aan het bbp van Holland tijdelijk sterk afnam als gevolg van de Vierde Engelse Oorlog. Daarna steeg ze echter weer tot op een iets lager niveau dan de piek van het eind van de jaren zeventig van de achttiende eeuw, maar wel tot een niveau dat overeenkomt met het gemiddelde voor de jaren na 1761. Op slavernij gebaseerde activiteiten hadden niet alleen een groot gewicht binnen de Hollandse economie in de tweede helft van de achttiende eeuw, maar gaven ook een belangrijke impuls aan de economische groei. Terwijl de Hollandse economie als ge- heel met 51,9 miljoen gulden groeide in de vier decennia tussen 1738 en 1779, nam de op slavernij gebaseerde bijdrage aan het bbp toe met maar liefst 20,5 miljoen. Bijna 40 procent van de economische groei in deze periode werd dus gerealiseerd binnen deze sector.

Hoewel onze cijfers over het belang van slavernij voor de economie van de Republiek voor sommigen wellicht verrassend zullen zijn, wordt de algehele tendens die er uit spreekt bevestigd door de literatuur. Kloos- ter en anderen hebben aangetoond dat de Nederlandse economie in de meeste jaren na 1750 volop profiteerde van het beleid van neutraliteit te

Bronnen en methode: Extrapolatie gegevens 1770 op basis van indices ontwikkeling handel en scheepvaart. Zie annex voor methoden.

Grafiek 3 Ontwikkeling aandeel op slavernij gebaseerde activiteiten in het BBP van Holland, 1738-1778

midden van veelvuldige internationale conflicten. Dat gold niet in de laat- ste plaats voor Curaçao en Sint Eustatius als entrepots voor door slaven geproduceerde producten.72 Aan de andere kant bewees de ineenstorting

van de Nederlandse Atlantische handel tijdens de Vierde Engelse Oorlog en na de Franse invasie van 1795 de kwetsbaarheid van dit systeem. Toch is het belangrijk om te benadrukken dat de tweede helft van de achttien- de eeuw veel meer jaren kende waarin de Nederlandse economie profi- teerde van internationale conflicten, dan jaren waarin oorlog de handel belemmerde. Het is zeker ongegrond om de periode na de Vierde Engelse Oorlog als startpunt voor de terminale crisis of teruggang van de Neder- landse Atlantische commercie te beschouwen.73 Zoals tabellen 4 en 5 la-

ten zien, bleef de hoeveelheid door slaven geproduceerde goederen die naar Nederland werden geëxporteerd ook na 1784 onverminderd groot.

Het is onmogelijk te ontkennen dat door slaven geproduceerde At- lantische importen een belangrijk onderdeel van de Nederlandse han- del waren in de tweede helft van de achttiende eeuw. Dit is een argu- ment tegen een redenatie op basis van een zogenaamde counterfactual, die erop neer komt dat er voor de investeringen in op slavernij gebaseer- de activiteiten gemakkelijk alternatieve bestemmingen gevonden had- den kunnen worden. Eltis, Emmer en Lewis presenteerden zo een rede- nering in hun kritiek op Fatah-Black en Van Rossum:

In a market economy where prices adjust, ships and crews would have found employment, and guns, textiles, and other cargo would have been put to other uses. And investments in the Dutch Atlantic were almost never exclusively linked to the slave trade or to slavery. Without much difficulty, investors could transfer their money to other sectors of the economy.74

De vraag is echter in welke alternatieve takken van de destijds zwaar onder druk staande industriële en handelssector van Nederland de in op slavernij gebaseerde activiteiten gebruikte productiefactoren ‘zon- der veel moeite’ ingezet hadden kunnen worden. Voor de internationa- le handel en de scheepvaart gaat het volgens onze schatting om tussen twintig en vijfentwintig procent van alle economische activiteit. Het feit dat kapitaal in de Nederlandse Republiek inderdaad relatief vrij kon be- wegen, resulteert volgens ons in een veel waarschijnlijker counterfactual 72 Klooster, Illicit riches, 202; Enthoven, ‘Assessment’, 412-413.

73 Zoals het standpunt lijkt te zijn van G. Oostindie, ‘Dutch Atlantic decline during the ‘Age of Revolu- tions’, in: G. Oostindie en Jessica V. Roitman, Dutch Atlantic connections, 1680-1800. Linking empires, bridging borders (Leiden/Boston 2014) 309-335.

scenario. In specifieke delen van Nederland, vooral in de handelssteden Amsterdam, Rotterdam, Middelburg en Vlissingen, zou de afwezigheid van de op slavernij gebaseerde activiteiten hebben geleid tot een diepe economische crisis.75 In Holland waren tot op zekere hoogte economi-

75 Voor Zeeland is dit onderbouwd door G. de Kok, ‘Cursed capital. The economic impact of the Trans- atlantic slave trade on Walcheren around 1770’, tseg 13:3 (2016) 1-27.

Tabel 4 Nederlandse import van suiker in ponden (1750-1790, exclusief import uit Azië)

Jaar Suriname Berbice Ess/Dem Curacao St. Eustatius Frankrijk Anders Totaal 1750 24,646,800 526,384 1,839,912 100,000 2,663,526 30,000,000 59,776,622 1765 16,837,600 195,056 2,676,202 5,005,729 20,000,000 44,714,587 1775 18,632,024 681,615 3,918,518 400,000 4,802,400 34,400,000 62,834,557 1780 14,185,488 350,000 3,439,641 400,000 30,433,600 256,000 49,064,729 1786 14,716,512 350,000 4,295,145 2,766,900 38,730,340 60,858,897 1790 20,429,640 350,000 4,403,072 7,524,100 23,716,989 1,926,435 58,350,236 Bronnen: Cijfers verzameld door Gerhard de Kok. Suriname: J. Postma, Dutch shipping and trade with Surinam, 1683-1795. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-zeh-h82t; Berbice: K. Kramer, ‘Plantation Development in Berbice from 1753 to 1779: the shift from the interior to the coast’, Nieuwe West-Indische Gids 65:1/2 (1991) 394-395; J. de Hullu, ‘Memorie van den Amerikaanschen raad over de Hollandsche bezittingen in West-Indie in Juli 1806’, West-Indische Gids 4:1 (1923); Essequibo en Demerara: H. Bolingbroke, A voyage to the Demerary (Londen 1807) Appendix I, 397; NL-HaNA, WIC 1136, cargo manifests 1790; Curacao: Van de Voort, Westindische

plantages, 260-261; Klooster, Illicit riches, 234, Appendix 9; St. Eustatius: Klooster, Illicit riches, Appendix 5, 226-

227; Frankrijk: Van de Voort, Westindische plantages, 260-261.

Tabel 5 Nederlandse import van koffie in ponden (1750-1790, exclusief import uit Azië)

Jaar Suriname Berbice Ess/Dem Curacao St. Eustatius Frankrijk Totaal

1750 3,593,423 69,976 120 99,370 148,638 1,500,000 5,411,527

1775 20,331,934 707,871 1,276,800 500,000 2,330,030 9,692,000 34,838,635 1780 11,363,077 1,572,785 5,305,710 500,000 10,075,920 612,000 29,429,492

1786 12,527,630 2,250,000 1,639,960 289,500 5,122,762 21,829,852

1790 14,815,275 2,250,000 4,233,770 288,070 4,142,596 25,729,711

Bronnen: Cijfers verzameld door Gerhard de Kok. Suriname: J. Postma, Dutch shipping and trade with Suri- nam, 1683-1795. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-zeh-h82t; Berbice: K. Kramer, ‘Plantation Development in Berbice from 1753 to 1779: the shift from the interior to the coast’, Nieuwe West-Indische Gids 65:1/2 (1991) 394-395; J. de Hullu, ‘Memorie van den Amerikaanschen raad over de Hollandsche bezittingen in West-Indie in Juli 1806’, West-Indische Gids 4:1 (1923); Essequibo en Demerara: H. Bolingbroke, A voyage to the Demerary (Londen 1807) Appendix I, 397; NL-HaNA, WIC 1136, cargo manifests 1790; Curacao: Van de Voort, Westindische

plantages, 260-261; Klooster, Illicit riches, 234, Appendix 9; St. Eustatius: Klooster, Illicit riches, Appendix 5, 226-

sche alternatieve aanwezig en zou de aanvankelijke schok waarschijn- lijk langzaam gedeeltelijk geabsorbeerd zijn door de inzet van handels- kapitaal, schepen en zeelieden op andere, over het algemeen minder winstgevende korte handelsroutes. De Nederlandse afhankelijkheid van de Franse, Engelse en Iberische heruitvoer naar Noord-Europa zou zijn gegroeid. De kwetsbaarheid van de Nederlandse handelssector voor Eu- ropese concurrentie, waar vooral Holland van afhankelijk was, zou daar- mee sterk zijn toegenomen. Intussen zou de groei van de Rijn tot belang- rijke handelsroute met het Europese achterland pas veel later op gang zijn gekomen, omdat die route vóór de industriële revolutie in het Roer- gebied sterk afhankelijk was van de handel in koloniale goederen. Dat had zowel Amsterdam als Rotterdam een grote slag toegebracht.76 Een

deel van het kapitaal dat productief geïnvesteerd was in de op slaver- nij gebaseerde verwerkingsindustrie of in de productie van exportgoe- deren naar Atlantische slavenkoloniën had tot slot mogelijk een ander investeringsdoel gevonden in de Republiek. Het is echter waarschijnlij- ker dat een nog groter deel de algemene trend in de kapitaalmarkten na 1740 had gevolgd en in het buitenland was geïnvesteerd, bijvoorbeeld in buitenlandse staatsobligaties of in de Britse industrie.77 Een dergelij-

ke kapitaalvlucht zou zeker sterk nadelige gevolgen hebben opgeleverd voor het Nederlandse bbp.78

Beter te beantwoorden dan de vraag wat er gebeurd zou zijn als de Nederlandse elites op een mooie zomerdag in 1750 hadden besloten alle op slavernij gebaseerde activiteiten links te laten liggen, is de vraag naar de distributieve effecten van hun daadwerkelijk groeiende betrok- kenheid erbij. Het belangrijkste verdelingseffect was uiteraard dat het profijt van de slavenarbeid in de Nederlandse, maar ook de Engelse, Franse, Spaanse, Portugese en Deense overzeese koloniën grotendeels 76 T. Combrink, ‘From French harbours to German rivers. European distribution of sugar by the Dutch in the 18th century’, in: M. Martin en M. Villeret (red.), La diffusion des produits ultramarins en Europe. xvi-xviii siècle (Rennes 2018) 39-56.

77 J.C. Riley, International government finance and the Amsterdam market 1740-1785 (Cambridge 1980).