• No results found

Hoofdstuk 4 Theoretisch kader

4.3 De onderdelen van het conceptueel model

In deze paragraaf worden de keuzes voor elk onderdeel van het conceptueel model nader toegelicht. Hoewel het conceptueel model met de grootst mogelijke zorg is opgesteld, is het mogelijk dat er gedurende het onderzoek elementen naar boven komen die niet in het conceptueel model zijn opgenomen maar die volgens de geïnterviewden wel zeer relevant zijn voor de industrie. In het conceptueel model is ruimte om deze elementen in een later stadium van het onderzoek toe te voegen.

4.3.1 Marktstructuur

Een veelgebruikt instrument om de competitieve omgeving van een bedrijfstak vast te stellen is het vijfkrachtenmodel van Michael Porter. De gezamenlijke kracht van deze vijf krachten bepaalt de uiteindelijke winstgevendheid van een bedrijfstak. Het vijfkrachtenmodel vormt in dit onderzoek de basis voor de analyse van de marktstructuur. De onderdelen die niet relevant zijn voor dit onderzoek worden achterwege gelaten.

40 Scriptie Arnout Harmanni

Uit de interviews met de experts is gebleken dat de leveranciers geen goede machtspositie hebben, de kracht ‘de macht van de leveranciers’ wordt daarom niet opgenomen in het conceptueel model. Volgens de experts zijn er twee redenen waardoor de macht van de leverancier in Noord-Nederland zeer beperkt is.

Ten eerste beschikt Noord-Nederland over een zeer groot agrarisch areaal met zeer veel agrariërs. Deze agrariërs produceren waar vraag naar is en zorgen er zodoende voor dat de grondstoffen voor natuurvezel composieten in voldoende mate aanwezig zijn. Daarnaast heeft Noord-Nederland een goede infrastructuur. Noord-Nederland beschikt over voldoende alternatieve aanvoerroutes voor biomassa, zowel over het spoor en de weg, als over het water vanwege de verschillende (zee)havens in het gebied. De prijs kan hierdoor niet worden opgedreven door de lokale biomassa producenten en er is een alternatieve aanvoerroute in geval van een mislukte oogst.

De markt voor natuurvezel composieten is nog in ontwikkeling waardoor het aantal aanbieders beperkt is. Door het beperkte aantal spelers op de markt is een analyse van de ‘interne concurrentie van spelers op de markt’ nog niet relevant en wordt daarom ook niet opgenomen in het conceptueel model. Dit onderdeel kan onderzocht worden op het moment dat er een ontwikkeling in het aantal aanbieders heeft plaatsgevonden.

De overige drie krachten die Porter beschrijft in zijn model worden wel in het conceptueel model opgenomen. Deze krachten zijn:

1. De macht van afnemers

2. De verkrijgbaarheid van substituten en complementaire goederen 3. De dreiging van nieuwe toetreders tot de markt

4.3.2 Toeleverende industrieën

Het is volgens expert Van Haren van belang dat de gehele productieketen in Noord-Nederland plaatsvindt, van de winning van grondstoffen tot aan het ontwerp en de fabricage. Zodoende blijft de gehele toegevoegde waarde voor Noord-Nederland behouden. De aanwezigheid van de toeleverende industrie is de basisvoorwaarde waardoor de rest van de keten zich kan ontwikkelen, het is de basis voor het succes van de industrie in de regio. In het conceptueel model wordt de term ‘toeleverende industrie’ opgenomen in plaats van de term ‘factorcondities’ die Porter in zijn Diamantmodel gebruikt omdat deze term de lading beter dekt. De aanwezigheid van leveranciers van grondstoffen en de kennis die zij bezitten over biomaterialen zijn onderwerpen van onderzoek.

Scriptie Arnout Harmanni 41 De regionale aanwezigheid van toeleveranciers is van belang om een industrie succesvol te maken. Marshall (1947) noemt dit in zijn ‘Industrial District’ theorie ook wel ‘a pool of specialised intermediate inputs’. Uit alle drie de expertinterviews is gebleken dat het hebben van de juiste kennis over een specifieke industrie uitermate belangrijk is om succesvolle industrie op te bouwen. De kennis over de materialen zit in belangrijke mate bij de toeleveranciers. Daarbij gaat het in dit geval over de kennis op het gebied van de vezels en harsen die gebruikt worden in de natuurvezel composieten.

Ook experts Van Berkel en Van Haren zien het belang van de aanwezigheid van toeleveranciers, zij adviseren om aansluiting te zoeken bij de al aanwezige clusters in Noord-Nederland zoals Avebe, Cosun, FrieslandCampina. HempFlax en BioMCN zijn kleiner wat betreft omvang en resources, maar behoren ook tot de bedrijven waarbij aansluiting gezocht kan worden.

4.3.3 Toepassingsmogelijkheden

In het traditionele Diamantmodel van Porter zijn de ‘vraagcondities’ van een industrie opgenomen. Een groot deel van het succes van een industrie wordt namelijk bepaald door de vraag naar het product. Op het moment dat een product niet wordt verkocht is een industrie ten dode opgeschreven. Omdat de natuurvezel composietenindustrie nieuw is voor Noord-Nederland zijn de vraagfactoren, zoals die in het traditionele diamantmodel worden onderzocht nog niet aan de orde. De toepassingsmogelijkheden kunnen een indicatie geven voor het succes van een opkomende industrie, zoals de natuurvezel composietenindustrie is. Het is namelijk interessanter om een industrie op te bouwen rondom een product wat regionaal op grote schaal kan worden toegepast, dan om een industrie op te bouwen rondom een product dat op beperkte schaal regionaal wordt toegepast.

Om de gehele productieketen in Noord-Nederland te behouden is het ook van belang om de toepassingsmogelijkheden van natuurvezel composieten te kennen, de potentiële afnemers in kaart te brengen en hun bereidheid om deze composieten te gebruiken en te meten. Om deze redenen worden de volgende elementen in het conceptueel model opgenomen:

1. Toepassingsmogelijkheden van natuurvezel composieten 2. De aanwezigheid van potentiële afnemers in de regio

3. De bereidheid bij deze potentiële afnemers om natuurvezel composieten te gaan gebruiken

42 Scriptie Arnout Harmanni

4.3.4 Gerelateerde en ondersteunende industrieën

Volgens Porter (1990) kan de geografische nabijheid van gerelateerde en ondersteunende industrieën ertoe bijdragen dat de ontwikkeling en innovatie in een industrie gestimuleerd wordt (Muizer & Hospers, 1998). Naast de uitwisseling van informatie tussen bedrijven in de waardeketen die Porter beschrijft in zijn theorie, bepleit Enquist (1997) dat ook andere partijen een cruciale factor zijn bij de ontwikkeling en verspreiding van innovaties, zoals universiteiten, onderzoeksinstituten, consultants en overheidinstellingen.

Om de hierboven genoemde reden zijn de volgende elementen opgenomen:

1. De regionale aanwezigheid van kennisinstellingen en andere innovatieversnellers 2. De bereidheid tot samenwerking tussen marktpartijen

Tijdens de interviews met de experts bleek dat de grote clusters in Noord-Nederland een belangrijke rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van niche markten door het mkb. In het geval van de natuurvezel composietenindustrie in Noord-Nederland is het van belang om te onderzoeken wat voor rol deze biogebaseerde clusters kunnen spelen. De bedrijven die door de experts zijn genoemd zijn bijvoorbeeld AVEBE, Royal Cosun en FrieslandCampina. Vanwege deze reden wordt het volgende element in het conceptueel model opgenomen.

3. Mogelijkheden tot aansluiting bij de grote agrarische clusters in Noord-Nederland 4.3.5 Overheid

De overheid kan een grote invloed hebben op de krachten tussen de factoren in het conceptueel model. Zoals beschreven in paragraaf 4.3 kan de overheid ondernemers zowel aanjagen als afremmen door middel van subsidies, stimuleringsregelingen, wetten en regelgeving. Bovendien kan de overheid concurrentie stimuleren, maar ook kan zij markten beschermen.

De Nederlandse overheid kent drie bestuurslagen, namelijk de nationale overheid, de provinciale overheid en de gemeentes. In dit onderzoek wordt echter gekeken naar de situatie op nationale en regionale schaal, waarbij het regionale beleid het provinciale beleid van de drie noordelijke provincies omvat en in mindere mate het beleid van de gemeentes in de regio. Het beleid van de individuele gemeentes heeft te weinig invloed op het gehele onderzoeksgebied.

Het algemene overheidsbeleid op het gebied van de biobased economy is reeds beschreven in paragraaf 1.3. In de industrieanalyse wordt de invloed van de overheid specifiek toegesneden op de natuurvezel composietenindustrie, hetgeen zal geschieden op basis van de actuele relevante

Scriptie Arnout Harmanni 43 beleidsrapporten. Daarnaast wordt op kwalitatieve wijze gemeten hoe de betrokken marktpartijen de invloed van de overheid op de industrie ervaren.