• No results found

Integriteit van de zeebodem is zodanig dat de structuur en de functies van de ecosystemen zijn gewaarborgd en dat vooral benthische ecosystemen

6.2 Omvang fysieke verstoring van de zeebodem (D6C2)

Criterium D6C2 (primair)

De ruimtelijke omvang en spreiding van de fysieke verstoringen van de zeebodem.

Deze paragraaf bevat de uitwerking van D6C2 én van het onderdeel van criterium D6C3 dat over fysieke verstoring gaat.

GMT en indicatoren GMT52

D6C2: Geen toename in de fysieke verstoring in de tijd op de totale zeebodem van de gehele Noordzee en het NCP. D6C3: Geen toename in de fysieke verstoring in de tijd over de habitats die in het kader van de KRM zijn beschreven.

Indicator Schaalniveau

rapportage Parameter Drempelwaarde of gewenste trend Bron drempel waarde/trend

De ruimtelijke omvang en spreiding van de fysieke verstoringen van de zeebodem, inclusief elk habitattype waaraan schade is berokkend door wijziging van de biotische en abiotische structuur en de functies ervan (D6C2 en D6C3)

ICES Internationale

Noordzee Visserijdruk en de impact op de zeebodem

Nog niet

vastgesteld ICES

6.2.1 Van informatiebehoefte naar

meetnetstrategie

Elke zes jaar moet worden vastgesteld welk deel van de zeebodem fysiek wordt verstoord door menselijk handelen. De monitoring om dit te kunnen bepalen, bestaat uit de registratie van activiteiten die de bodem verstoren. In de Nederlandse Noordzee zijn dat de bodemberoerende visserij en zandwinning. Er is nog geen drempelwaarde of gewenste trend voor de indicator vastgesteld53.

De mate van beroering van de zeebodem door visserij wordt afgeleid uit gegevens die in het kader van het Gemeen- schappelijk Visserijbeleid (GVB) worden verzameld door middel van het EU-Vessel monitoring system (VMS). Het areaal zeebodem dat wordt verstoord door zandwinning en -suppletie is onderdeel van de gegevens die de zand- winnende bedrijven in het kader van de vergunning- verlening verplicht moeten aanleveren.

Functionele eisen/metnetstrategie

Het GVB eist dat van alle visserijvaartuigen met een lengte van meer dan 12 meter de positie en snelheid in EU-wateren wordt gevolgd. Hiervoor dient het EU-Vessel Monitoring System (VMS) dat vanaf elk vissersvaartuig zó frequent signalen uitzendt, dat op basis van de vaarsnelheid kan worden bepaald of het schip vist of vaart zonder netten in het water. In combinatie met verplichte logboekgegevens van de vissers, onder andere over het type gebruikte netten, kan in km2 worden vastgesteld waar en in welke mate de bodem is

beroerd als gevolg van visserij.

De exacte zandwinlocaties kunnen worden afgeleid uit de gegevens die bedrijven verplicht moeten aanleveren, conform de eisen die in de vergunning voor zandwinning in de Noordzee zijn opgenomen.

6.2.2 Meetnetten

De volgende meetnetten zijn van belang: • Het EU-Vessel Monitoring System (VMS) • Logboekgegevens van de visserij

• Zandwingegevens conform vergunningeisen.

Het VMS-systeem is in 2000 als verplichting opgenomen in de GVB-wetgeving, in eerste instantie alleen voor schepen >24 meter, maar vanaf 2013 voor alle schepen >12 meter. Dit systeem registreert ten minste eens per twee uur de locatie en snelheid van alle visserijschepen >12 meter op de Noordzee. De methodiek en GA/GC zijn beschreven in een ICES-advies (ICES, 2017) en in http://nielshintzen.github.io/ vmstools/.

Het bijhouden en rapporteren van logboekgegevens is voor visserijschepen verplicht conform het GVB. De verplichting houdt in dat ieder schip > 10 meter per dag en per trek moet registreren wat voor vistuig is gebruikt en in welk ICES- gebied is gevist. Per trek moet ook de vangst (per kilogram) van de voornaamste doelsoorten worden genoteerd. De eisen staan beschreven in de uitvoeringsverordening ten behoeve van de naleving van de regels van het

Gemeenschappelijk Visserijbeleid (EC, 2011). RWS Zee en Delta houdt de gegevens over de actuele zandwinning bij. In de vergunningen voor zandwinning op het NCP is vastgelegd dat de precieze zandwinlocaties worden geregistreerd met een verplicht blackboxsysteem. Daardoor zijn de oppervlakten bekend waar daadwerkelijk zand wordt gewonnen. De gewonnen hoeveelheden zand worden maandelijks gerapporteerd.

6.2.3 Beoordelingswijze

Het oppervlak van de zeebodem dat fysiek wordt verstoord als gevolg van menselijke activiteiten, kan worden berekend

op basis van het EU-Vessel monitoring system (VMS) en zandwingegevens. Op grond van die analyse moet worden geëvalueerd in hoeverre wordt voldaan aan de GMT en de te realiseren milieudoelen.

Nederland beschikt, net als ieder ander EU-land, uitsluitend over de nationale VMS-gegevens. Internationale overzichten kunnen alleen door middel van internationale coördinatie (ICES, OSPAR) worden verkregen. ICES heeft de beoordeling voor de Mariene Strategie deel 1 (2018) uitgevoerd voor de internationale Noordzee als geheel. Voor de verplichte actualisering van de Mariene Strategie moet deze analyse ten minste elke zes jaar worden herhaald.

ICES heeft een standaard protocol (ICES, 2017) ontwikkeld voor de omzetting van VMS- en logboekgegevens in kaarten die de ruimtelijke omvang en spreiding van de visserijdruk weergeven. Op basis van deze gegevens wordt het percen- tage berekend van de totale zeebodem of van relevante zeebodemhabitats dat fysiek door visserij wordt verstoord. Ook kan, voor zowel de gehele Noordzee als alleen het NCP, worden vastgesteld of dit percentage onveranderd is, dan wel toe- of afneemt. Deze indicator vormt de basis voor de beoordeling van D6C2 en van het onderdeel van D6C3 dat hierop betrekking heeft.

De indicator voor verstoring als gevolg van zandwinning moet nog worden gedefinieerd.

6.2.4 Analyse meetprogramma

In principe is het monitoringprogramma toereikend, maar het feit dat internationale VMS-gegevens niet beschikbaar zijn, beperkt de bruikbaarheid. De belangrijkste verande- ring ten opzichte van de voorgaande Mariene Strategie ligt dan ook niet in een aanpassing van het meetnet, maar in een gecoördineerde actie van ICES om de internationale VMS-data samen te brengen voor een gezamenlijke analyse. Gegevens over zandwinning zijn beschikbaar via

Rijkswaterstaat.

6.2.5 Samenwerking en ontwikkelingen

De voor analyse noodzakelijke internationale VMS- en logboekgegevens kunnen alleen door middel van internati- onale samenwerking worden verkregen. De uiteindelijke analyse is daarom alleen mogelijk als de nationale VMS-data hiervoor door de verschillende lidstaten vrijwillig worden aangeleverd.

Gegevens over zandwinning worden door de ICES- expertgroep (WGEXT) verzameld en aan OSPAR geleverd (ICES, 2018). Deze expertgroep werkt ook aan de ontwikke- ling van een indicator voor verstoring als gevolg van zandwinning.

6.3.1 Van informatiebehoefte naar

meetnetstrategie

De informatiebehoefte van de KRM sluit aan op die van de Habitatrichtlijn (HR) en specifiek de Natura 2000-gebieden. Beide richtlijnen zien toe op bescherming van de bodemha- bitat van de Noordzee. Voor een evaluatie van de goede milieutoestand is het nodig veranderingen te kunnen signaleren; monitoring moet duidelijk maken of, en liefst ook in welke mate, in de loop van de tijd verbetering optreedt.

De monitoring richt zich op een selectie van soorten die in haar geheel indicatief is voor de structuur en functie van de habitats, verstoring door menselijke activiteiten en de mate van herstel. De zogenoemde typische soorten (conform de Habitatrichtlijn) zijn bij de selectie inbegrepen als ze

voldoende gevoelig zijn om kwaliteitsverschillen te kunnen detecteren. De monitoringresultaten bieden de noodzake- lijke informatie voor:

• een beoordeling eens in de zes jaar van de kwaliteit van bodemhabitats in het gehele NCP, gelet op de toestand van de bodemdiergemeenschappen in zes dominante ecotopen/habitats

• een beoordeling eens in de zes jaar van de bodemdier- gemeenschappen in de bodembeschermingsgebieden. In de Natura 2000-gebieden (Noordzeekustzone, Voordelta, Vlakte van de Raan, Doggersbank en Klaverbank) sluit de beoordeling aan op de instandhoudingsdoelstellingen. In de overige bodembeschermingsgebieden (Friese Front en Centrale Oestergronden) wordt de milieutoestand bepaald. • inzicht in de effectiviteit van genomen maatregelen met

een actualisering eens in de zes jaar.

54. Er is tevens een relatie met de overkoepelende GMT ‘Verbetering van de omvang, conditie en globale verspreiding van populaties van de gemeenschap van benthossoorten.’

55. Zie voetnoot 54.

6.3 Kwaliteit benthische habitats: toestand en effecten van fysieke verstoring (NCP)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN