• No results found

Omschakelen naar het hergebruik en de co-creatie van OER: nieuwe vaardigheden voor duurzame docentprofessionalisering

In document Hergebruik van open leermaterialen (pagina 28-36)

Lopende ondersteuningsactiviteiten

4 Omschakelen naar het hergebruik en de co-creatie van OER: nieuwe vaardigheden voor duurzame docentprofessionalisering

Raquel Raj3 Myroslava Zhuk Frederiek van Rij Hans Beldhuis Rijksuniversit

eit Groningen Rijksuniversiteit

Groningen Rijksuniversiteit

Groningen Rijksuniversiteit Groningen

Introductie

De term 'Open Educational Resources' (OER) werd voor het eerst gebruikt in 2002, tijdens een UNESCO-forum over open onderwijsmateriaal (UNESCO, 2002). Achttien jaar later is het concept van onderwijs- en leermiddelen die zich in het publiek domein bevinden niet meer nieuw, maar toch ontbreekt het veel onderwijsinstellingen aan een integrale aanpak voor OER.

Dit komt voor een deel door het ontbreken van een kader. Hoewel het concept eenvoudig lijkt, kunnen OER zowel op kleine als op grote schaal en in verschillende kaders worden gebruikt (Weller, 2010). Het gebrek aan reikwijdte heeft geleid tot veel discussie en speculatie over de mogelijke verstrekkende gevolgen van OER. Het kosteloos beschikbaar stellen van cursusinhoud en online leermiddelen aan gebruikers, die eveneens vrij zijn om deze materialen over te nemen, te verbeteren en herdistribueren kan barrières voor de toegang tot onderwijs verkleinen en het monopolie van onderwijsinstellingen doorbreken (Castaño Muñoz et al., 2013; Edwards, 2015).

OER kunnen een belangrijke rol spelen bij de cruciale verschuiving naar digitaal leren in het onderwijs. Mogelijk breken ze traditionele leertrajecten open en dwingen ze het onderwijs zich te ontwikkelen in de richting van een bredere, multiculturele en inclusieve leeromgeving. Maar misschien doen ze geen van dit alles. Afhankelijk van wie je het vraagt, zullen OER de werklast van docenten aanzienlijk verlagen, exponentieel verhogen of de manier van lesgeven compleet veranderen.

Omdat er op meerdere manieren invulling kan worden gegeven aan OER, worden instellingen heen en weer geslingerd tussen verschillende benaderingen, van elementaire uitwisselingen op kleine schaal die het moeten hebben van het enthousiasme van 'early adopters' die hun

3 Corresponding author: Raquel Raj, University Library, University of Groningen, Broerstraat 4, 9712 CP Groningen, The Netherlands. Email: r.l.raj@rug.nl

29/42 SURF Communities

https://communities.surf.nl/open-education

lesplannen en materialen delen, tot grootschalige publicaties van het volledige cursusaanbod en zelfs de ontwikkeling en implementatie van intra-institutionele systemen die de uitwisseling van materialen kunnen faciliteren. Wel wordt algemeen erkend dat het tijd is voor OER om de stap te zetten naar volwassenheid, in de richting van een professionele en integrale benadering. Toch zijn verrassend genoeg de meeste benaderingen nog steeds gericht op de context en facilitering van OER, op kwesties rond het vinden en delen van materialen, op technologie en beleid.

Hoewel dit belangrijke kwesties zijn om op te lossen, belichten ze slechts één kant van de zaak.

Bij OER gaat het immers niet alleen om de uitwisseling van materialen: de echte

transformerende kracht van OER ligt in het overnemen, verbeteren en herdistribueren van die materialen. Voor een verschuiving richting het daadwerkelijk op een constructieve manier aan de slag te gaan met materialen is meer nodig dan nieuwe technologie of beleid; er moet worden omgeschakeld van de beginselen van open leermaterialen (creatie en toegankelijkheid) naar nieuwe onderwijspraktijken van co-creatie, onderlinge interactie en reflectie, en het opnieuw gebruiken en combineren van de materialen (Ehlers, 2011). In die zin leveren OER een belangrijke bijdrage aan een andere ontwikkeling: de voortschrijdende verschuiving naar modellen van co-creatie, die alleen maar is bespoedigd door de COVID-19-crisis (Figuur 1). Deze ontwikkelingen vereisen aangepaste, of zelfs volledig nieuwevaardigheden voor zowel docenten als studenten.

Figuur 1. Met dank aan Prof. Dr. P. Valdivia-Martin, Rijksuniversiteit Groningen OER: ontwikkeling en vaardigheden

Of ze nu op kleine of op grote schaal worden gebruikt, OER veranderen de context van onderzoek, lesgeven en leren. De eerste vernieuwers, en vervolgens de early adopters, zijn er met veel enthousiasme en doorzettingsvermogen in geslaagd om onoverzichtelijke archieven, ondoorzichtige licentiegegevens en schaarse middelen door te spitten. Nu we de beginfase van facilitering, creatie en toegankelijkheid achter ons laten en naar een bredere toepassing gaan (naarmate het concept 'openheid' mainstream wordt of wordt verankerd in het beleid en de strategie van onderwijsinstellingen) komen onderwijsondersteuners voor de vraag te staan hoe ze een minder gedreven deel van de academische gemeenschap moeten voorbereiden op wat gaat komen. De archieven en middelen die met tijdelijke financiering in elkaar zijn gedraaid,

30/42 SURF Communities

https://communities.surf.nl/open-education

waren prima voor de beginfase, maar zullen niet voldoen bij een breder publiek. De workshops en seminars die tot nu toe voornamelijk gericht waren op het onderzoeken van het concept OER en het opwekken van enthousiasme, om die groep vernieuwers en early adopters te vergroten, moeten uiteindelijk vervangen worden door een meer structureel geïntegreerde

vaardigheidstraining. Achter die early adopters staat immers de meerderheid van docenten en studenten voor wie het huidige landschap van open leermaterialen nog te diffuus is, de voordelen onduidelijk zijn en de vereiste investering qua tijd te groot.

Dus wat zijn eigenlijk die aangepaste of nieuwe vaardigheden? Die vaardigheden die nodig zijn om OER effectief te implementeren en die verder gaan dan de beginselen van creatie en toegankelijkheid en ook gericht zijn op het opnieuw gebruiken en combineren ervan? En hoe kunnen die vaardigheden vervolgens worden ontwikkeld in de academische gemeenschap? Er is een ogenschijnlijk eenvoudig antwoord: in een competentiekader uit 2016 heeft UNESCO vijf afzonderlijke categorieën vaardigheden omschreven: het zich vertrouwd maken met, zoeken naar, gebruiken, creëren en delen van OER (La Francophonie, 2016).4 Hoewel deze categorieën zeer nuttig zijn en als een rode draad door alle vaardigheidstrainingen voor open leermaterialen zouden moeten lopen, is het UNESCO-kader gericht op early adopters, en begeeft het zich meestal niet op het terrein van de pedagogiek. Zoals eerder genoemd is vooral het laatste van belang om ervoor te zorgen dat studenten en docenten verder gaan dan de basisbeginselen van OER. Toch zijn de door de UNESCO gebruikte categorieën zeer nuttig om als kader te dienen binnen elke discussie over vaardigheden op het gebied van OER , met name indien

gecombineerd met pedagogische theorie.

Zich vertrouwd maken met OER

Onder het kopje 'zich vertrouwd maken met OER' , gaat het UNESCO-kader uitgebreid in op de verschillende aspecten van OER-basiskennis, van de oorsprong en de Duurzame

Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN tot aan de mogelijke bijdrage van elke docent aan de OER-beweging. In een ideale wereld zouden alle academische medewerkers de OER-beweging natuurlijk volledig begrijpen en omarmen, van zijn eenvoudige oorsprong tot aan zijn grote potentieel. Tijd en geduld zijn echter schaars en een ideologische onderschrijving is slechts een van de vele motiverende factoren. In een artikel uit de NY Times van 2012 over de

OER-beweging, merkt professor Rebecca Henderson van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) op: “Ik heb de cursus geüpload omdat de rector van MIT ons heeft gevraagd om dat te doen” (Guttenplan, 2012). Hoewel ze hier haastig aan toevoegt dat het haar "diepe overtuiging is dat wij als academici de plicht hebben onze ideeën zo ver en vrij mogelijk te verspreiden"

(Guttenplan, 2012), is de onderliggende gedachte helder. Voor de overgrote meerderheid van docenten en studenten wordt OER misschien in eerste instantie niet gezien als een ideologisch concept dat omarmd moet worden, maar gewoon als iets dat bij het academische leven hoort.

Uit verschillende studies is gebleken dat er verschillende sociale, institutionele en persoonlijke drijfveren kunnen zijn voor de implementatie van OER (Baas, Admiraal, & Van den Berg, 2019;

Schuwer & Janssen, 2018). Daarom zou het bij het concept 'zich vertrouwd maken met OER' moeten gaan om de meest elementaire vraag: wat zijn OER en wat kan ik ermee doen?

'Zich vertrouwd maken met OER' gaat dus niet zozeer om de concepten achter OER of de historische context, maar meer om praktische of zelfs juridische kwesties. Inzicht in wat er wel en niet is toegestaan bij bepaalde materialen is van essentieel belang voor alle vervolgstappen,

4 De bijbehorende trainershandleiding is de downloaden via:

http://unesdoc.unesco.org/images/0026/002661/266161e.pdf.

31/42 SURF Communities

https://communities.surf.nl/open-education

of het nu gaat om het vinden van het juiste materiaal, de toepassing ervan in de klas of het Learning Management System (LMS), of om hoe de gecreëerde materialen (opnieuw) gedeeld kunnen worden. In het UNESCO-kader staan deze vaardigheden onder het kopje 'gebruiken' maar je zou kunnen betogen dat ze een conditio sine qua non zijn om aan de slag te kunnen gaan met OER. Iedere inleiding in OER zou daarmee moeten beginnen.

Praktisch gezien moeten docenten en studenten voor ze aan de slag kunnen met OER de grondbeginselen van auteursrecht en licenties kennen, zolang er nog geen technologie bestaat die de do's en don'ts van elk individueel materiaal beschrijft of die de open publicatie faciliteert.

Van alle benodigde vaardigheden zijn deze het meest algemeen, maar tegelijkertijd het lastigst om over te dragen. Ook zijn dit vaardigheden die toekomstige gebruikers van OER kunnen afschrikken omdat docenten zelden zo enthousiast worden van licentie- en auteursrechtkwesties als van nieuwe pedagogiek of strategieën in de klas. Toch is het een hindernis die genomen moet worden omdat deze vaardigheden de basis vormen van elke vervolgstap.

Zoeken

Inzicht in wat OER zijn en wat de verschillende categorieën toestaan is van essentieel belang voor de volgende categorie vaardigheden: zoeken. In veel opzichten komen de vaardigheden die nodig zijn voor het navigeren van OER nauw overeen met zowel traditionele

informatievaardigheden als bibliothecaire kernvaardigheden. Van de juiste materialen vinden en leren hoe je verschillende repositories in kunt zien en doorzoeken tot informatiebronnen

verzamelen en bepalen of ze betrouwbaar zijn en geschikt zijn voor het betreffende doel: deze basisvaardigheden zouden niet nieuw moeten zijn voor academici of studenten.

Wat het lastig maakt is dat OER-zoekmachines en repositories tijdelijk zijn. Een groot deel van de vroege OER-beweging is met tijdelijke financiering gerealiseerd, en nieuwe initiatieven

vervangen de oude, vertrouwde tools naarmate de financieringsbronnen opdrogen of er nieuw bronnen worden aangeboord. In dit zich rap ontwikkelende vakgebied zal een

vaardigheidstraining die gericht is op specifieke tools daarom vrij snel achterhaald zijn.5 De ontwikkeling van vaardigheden in deze categorie zou daarom moeten bestaan uit een

gemeenschappelijke kern van informatievaardigheden en digitale geletterdheid voor OER, van de eerder genoemde basisvaardigheden tot OER-kwaliteitscriteria en validatiemechanismen.

Hoewel er altijd vraag zal zijn naar instructies voor het gebruik van specifieke repositories en tools, zal een te grote aandacht voor die aspecten van de vaardigheidsontwikkeling leiden tot een niet-duurzaam trainingsmodel.

Gebruiken

In de categorie 'gebruiken' gaat het UNESCO-kader in op kwesties rond Creative Commons-licenties. Hoewel dit een cruciaal onderdeel is van de benodigde vaardigheden voor OER, gaat het bij het gebruik van deze materialen niet alleen om wat je ermee mag doen. Zoals eerder vermeld, is het potentieel voor OER enorm, en opent het vrije gebruik van materialen in de klas de deur naar een breed scala aan mogelijkheden. Docenten kunnen bijvoorbeeld flexibel zijn in het opnemen van een grotere verscheidenheid aan materialen in hun lessen. OER kunnen bestaan uit volledige cursussen, maar ook selectief worden gebruikt om specifieke lesmaterialen

5 Het Actieplan voor digitaal onderwijs van de Europese Commissie (2021–2027) erkent het verbeteren van digitale vaardigheden en competenties van leerlingen en studenten als een van de belangrijkste strategische prioriteiten voor een digitale transformatie op Europees niveau. Zie:

https://ec.europa.eu/education/education-in-the-eu/digital-education-action-plan_nl.

32/42 SURF Communities

https://communities.surf.nl/open-education

op te nemen en aan te passen aan de specifieke behoeften van studenten of de hele klas.

Docenten kunnen volledige cursussen samenstellen rond OER (waarbij studenten op zoek moeten naar content om vraagstukken op te lossen of onderzoek te doen) of ze kunnen eenvoudig verwijzen naar alternatieve materialen als studenten vastlopen op een bepaald gebied of op zoek zijn naar een andere benadering van hetzelfde onderwerp.

Om OER te stimuleren is niet alleen de juiste toepassing van licenties van belang, ook het juiste didactische gebruik van (open) leermaterialen is cruciaal. Constructive alignment (Biggs & Tang, 2011) is daarbij van groot belang. Zoals te zien is in Figuur 2 hieronder, moeten de gebruikte materialen en de gekozen activiteiten om met die materialen aan de slag te gaan weloverwogen worden afgestemd op de leerdoelen van de cursus. Dit geldt voor elke les, maar vooral voor OER, omdat de keuze van materialen en mogelijke manieren waarop ze kunnen worden

toegepast veel groter is. Dit is van essentieel belang voor gevorderde OER-gebruikers – voor hen vloeit het gebruik van materialen namelijk over in de volgende categorie van het UNESCO-kader:

creëren.

Figuur 2. Schematische voorstelling van het piramidemodel voor constructive alignment, met bijbehorende vragen die de docent moet beantwoorden bij het ontwerpen van onderwijs.

Creëren

UNESCO onderscheidt vier categorieën van vaardigheden die gerelateerd zijn aan het creëren van OER: ontwikkelen, wijzigen, combineren en co-creëren. Afhankelijk van de specifieke licentie van het materiaal, kunnen OER het uitgangspunt vormen voor een creatief academisch proces.

Of het nu docenten zijn die lesplannen combineren, studenten die hun eigen mix maken van materialen of materialen die worden geco-creëerd: dit is de interessantste toepassing van OER.

Het kan om iets eenvoudigs gaan als het creëren van (multimedia-)collages, of het leveren van commentaar op een bestaand materiaal. Maar het kan ook om iets veel geavanceerders gaan. In een bekend vroeg voorbeeld, leert de bedreven OER-gebruiker David Wiley zijn studenten projectmanagement-vaardigheden door middel van een project waarin ze de bestaande

33/42 SURF Communities

https://communities.surf.nl/open-education

literatuur op het gebied van project management herschrijven en combineren.6 In een ander voorbeeld creëren studenten van de Roger Williams University in Bristol websites over wetenschappelijke onderwerpen, die geredigeerd, verbeterd of herschreven worden door verschillende leeftijdsgroepen.7 OER maakt ook de co-creatie van materiaal door studenten en docenten mogelijk, zowel binnen leergemeenschappen als tussen instellingen onderling.

Materialen kunnen steeds opnieuw gecreëerd, geëvalueerd en aangepast worden door een voortdurende interactie met het materiaal, of studenten en docenten kunnen nieuwe materialen eenvoudig samen schrijven op een meer traditionele, lineaire wijze.

Delen

De laatste categorie vaardigheden gaat over de licentiëring en publicatie van materialen. Dit bouwt voort op het inzicht dat is verkregen in de eerste categorie vaardigheden met betrekking tot auteursrechten, licenties en wat er wel en niet kan worden gedaan met bepaalde

licentiemodellen. De benodigde vaardigheden in deze categorie gaan echter verder dan deze basisbeginselen, omdat delen geen eindpunt is maar het begin van een nieuwe OER-cyclus.

Inzicht in deze levenscyclus voor OER, het volledige proces van delen en het hergebruik van materialen is van essentieel belang om het momentum van de OER-beweging vast te houden. In wezen weerspiegelt dit de academische praktijk, waarin een boek of artikel het academische debat voedt en tot nieuwe inzichten of werken leidt die voorbouwen op de inhoud. In het selectieproces van een medium voor de publicatie en promotie van het materiaal zijn nog meer overeenkomsten te vinden. Deze overeenkomsten expliciet maken kan het makkelijker maken voor docenten (en studenten) om met OER aan de slag te gaan.

Over motivatie

Zoals eerder vermeld werd de eerste groep van OER-gebruikers voornamelijk gedreven door een gedeelde ideologie, maar de motivatie voor het gebruik van OER is diffuser geworden. In onze eigen instelling hebben we ontdekt dat er grofweg drie hoofddrijfveren zijn voor de

implementatie van OER op individueel niveau. De eerste komt tot nu toe het vaakst voor: het geloof in het concept 'openheid', in bredere toegang tot kennis, in het delen en verspreiden van ideeën. De tweede heeft meer te maken met de kwaliteit van het lesgeven en de mogelijkheden die open leermaterialen bieden voor onderwijsinnovatie, co-creatie en leeromgevingen. De derde drijfveer is contextuele verandering, of het nu juridisch, institutioneel of technologisch is, wat wil zeggen dat academisch personeel het gebruik van OER niet langer kan vermijden.

Bepalen welke van deze drijfveren van toepassing is, is met name relevant als we te maken hebben met de minder spannende elementen van de OER-vaardigheden, bijvoorbeeld

vaardigheden omtrent auteursrechten en licenties of het navigeren van bepaalde systemen of collecties. Een groep die gedreven wordt door ideologie, zoals onze early adopters, zal beter om kunnen gaan met het jargon en zal tekortkomingen in de allesbehalve geavanceerde archieven en systemen, sneller door de vingers zien. Een groep die voornamelijk wordt gedreven door contextuele verandering zal veel kritischer zijn. Iedere vaardigheidstraining voor de derde groep moet daarom trachten een of beide van de andere twee drijfveren naar boven te halen of bereid zijn om te gaan met een flinke hoeveelheid weerstand.

6 Project Management for Instructional Designers (PM4ID) is gecreëerd door studenten in David Wiley’s IPT 682: Introduction to Project Management class at Brigham Young University in 2011 en 2012. Zie:

https://pm4id.org/front-matter/about-this-book/.

7 Zie http://openpedagogy.org/course-level/non-majors-science-students-as-content-creators/ en https://sites.google.com/g.rwu.edu/core-101-open-pedagogy-project voor door studenten gecreëerde, hernieuwbare content in CORE101: Scientific Investigations in 2018-2020.

34/42 SURF Communities

https://communities.surf.nl/open-education

Hoe?

De belangrijkste vraag die iedereen heeft die het gebruik van OER in de klas wil stimuleren, is 'hoe'? Hoe geven we een impuls aan OER? Hoe krijgen we docenten en studenten enthousiast?

En hoe trainen we de hierboven genoemde vaardigheden?

Zoals eerder vermeld zijn auteursrechten, digitale geletterdheid, informatievaardigheden en innovatie pedagogiek allemaal met elkaar verweven in OER. Bij de Rijksuniversiteit Groningen betekent dit dat er een natuurlijke samenwerking is ontstaan tussen de Universiteitsbibliotheek en het team Onderwijsondersteuning en Innovatie van het Centrum voor Informatie

Technologie. Volledig in de geest van OER, hebben we onze specifieke kennisbestanden en vaardigheden gecombineerd, om een interdisciplinaire workshop te creëren die is bedoeld om de groep early adopters te vergroten. De workshop is ontwikkeld in samenwerking met SURF8 en is een introductie in OER en de potentiële voordelen ervan, maar volgt uiteindelijk de

doelstelling van Conole en Weller (2008) om “een ‘pick and mix’-toolbox voor onderwijsontwerp te ontwikkelen, bestaande uit verschillende materialen en tools om

onderwijsontwikkelaars/docenten te helpen goed geïnformeerde beslissingen te nemen over het creëren van nieuwe of het aanpassen van bestaande leeractiviteiten.” In onze training behandelen we elk van de eerder genoemde OER-gerelateerde vaardigheden uit het UNESCO-kader, namelijk het zich vertrouwd maken met, zoeken naar, gebruiken, creëren en delen van OER.9

Aangezien ons doel is dat OER mainstream worden binnen de universiteit, gaan we door met deze workshops en werken we toe naar grootschaligere OER-trainingen voor studenten. We hebben gemerkt dat door docenten en studenten bewuster te maken van OER en de voordelen ervan, door succesvolle voorbeelden van collega's te delen en door hindernissen om aan de slag te gaan met OER weg te nemen, het enthousiasme toeneemt en het gebruik van open

onderwijspraktijken door anderen dan de early adopters een impuls krijgt. Omdat het

onderwijspraktijken door anderen dan de early adopters een impuls krijgt. Omdat het

In document Hergebruik van open leermaterialen (pagina 28-36)