Hoewel ze deel uitmaken van een ensemble hebben de objecten daarbinnen een eigen karakter, voornamelijk afgeleid van de hen toebedeelde functie: een Hal voor niet-stapelbare onderzoeksfuncties; algemene laboratoria en instructiezalen; kantoor- en vergaderruimten; of juist een bijzondere functie, zoals collegezalen. Het onderscheid leidde niet alleen tot aparte objecten binnen het ensemble, maar ook tot specifieke keuzes ten aanzien van de constructieve opbouw, de gevels en de materialisering. Die worden hier toegelicht.
Constructie
Van Embden beschouwde de constructie als een van de belangrijkste aanleidingen voor de expressie van een gebouw. een gebouw in beton geconstrueerd diende een fundamenteel andere architectonische expressie te krijgen dan een gebouw in staal. Wat Van Embden bedoelde, wordt goed zichtbaar in het verschil tussen Potentiaal en Corona: het eerste bouwdeel in beton, het laatste geconstrueerd in staal.
Corona vormt met de Voorbouw, in staal, de uitzondering op de regel van een constructie in gewapend beton. Het hele ensemble kent een driedimensionale gridstructuur van kolommen, loodrecht boven elkaar, met een afstand van 6,2 meter hart op hart. Om de omvang van de kolommen in de onderbouw van de hoogbouw te beperken, is een wapening van ingestorte walsprofielen toegepast, evenals een zo licht mogelijke vloerconstructie: een soort cassettevloer met ribben op de systeemlijnen, daar waar wanden werden voorzien.
Typerend voor modernistische architectuur is dat de hoofddraagstructuur is losgekoppeld van de gevelbekleding en binnenwanden. Het stramien van de gevel (1,24 meter) is daarmee niet afhankelijk van de afmeting van een kolom of wand en kan onverhinderd worden doorgezet. De indeling
van het pand is zo meer flexibel en tegelijkertijd komt het ten goede aan de normalisatie en standaardisatie van de gebruikte bouwdelen.
aansluiting kolom voorbouw
60
schuifraam voorbouw - interieur gevelprofiel Hoogbouw gevel hoogspanningshal
gevel Corona gevelprofiel Hoogbouw
61
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
Gevels
De gevels van het gehele ensemble zijn verwant aan elkaar door het gebruik van de overal toegepaste moduulmaat en door een vergelijkbare materialisering. De indeling van de gevel is steeds een variatie op een thema, waarbij de variatie wordt ingegeven door de functie van het gebouw.
De gevels zijn over het algemeen transparant en zijn verdeeld door middel van een regelmatig aluminium of stalen raamwerk. Een accentuering van de volumes in ‘voorkant’ of ‘achterkant’ is bijna overal achterwege gebleven. Corona wijkt af door de betrekkelijke geslotenheid van de façades en de aanwezigheid van een duidelijke ‘achterkant’ aan de noordzijde.
De articulatie van de gevel draagt bij aan de ervaring van de architectuur. Een voorbeeld is de versterking van het perspectivische, rijzige effect in de hoogbouw, door het aanzetten van het verticale karakter.
De gevels van de hoogbouw zijn rondom gelijk van opbouw en materialisering. Het skelet is omkleed met een vliesgevel (curtainwall) in aluminium en glas, zoals ook het hoofdgebouw heeft. Beide gebouwen hebben een alzijdige, gerasterde gevels, met op de hoeken een profiel. Iedere verdieping heeft een borstwering (ongeveer 1375 mm) en een hoog raam (ongeveer 2375 mm). Het raamdeel bestaat uit een vlak met een onderverdeling met een boven- en een ondervenster. Om de vier ramen is er een raam zonder onderverdeling. Deze boven- en ondervensters kunnen worden open gezet (klapraam). De breedte van een raam is gelijk aan de moduulmaat van 1240 mm. De hoogbouw heeft grote betonnen schachten voor lift en toilet: deze tonen zich als dichte elementen in de gevel. De hiernaast gesitueerde trappenhuizen hebben een eigen, met de trap mee verspringend, gevelpatroon van glas en staal, gebaseerd op de
moduulmaat.
De gevels van de hoogspanningshal en Impuls kennen een vergelijkbare opbouw en verdeling. Corona heeft een soortgelijke vliesgevel, al is deze minder transparant.
De gevel van de Voorbouw is nog transparanter dan de overige gevels, omdat hier de borstweringen ontbreken. De glasvlakken zijn groter en hebben een afwijkende vlakverdeling. een gevelopening heeft hier een dubbele moduulmaat in de breedte (2480 mm).
62
63
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
Impuls - gevelopbouw64
65
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
Hoogbouw - gevelopbouw66
67
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
OOSTGEVEL gevelaanzicht oost68
69
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
gevelaanzicht noord70
trap naar bovenentree collegezaal in de Voorbouw, loopbrug Voorbouw richitng de W-hal
interieur voorbouw, stalen trappartij, betonnen constructie met bekistingsmotief.
71
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
Materialisering
Een van de leidende ideeën met betrekking tot de keuze voor materialen was voor Van Embden het ‘type’ gebruiker. Van Embden had de begrijpelijke overtuiging dat de gebruikers van zijn gebouwen positief zouden staan ten aanzien van technische ontwikkelingen. Daarom zocht hij naar een sfeer die paste bij ‘de moderne fabriek’. hij wilde de gebouwen een uitstraling geven die vergelijkbaar was met de toekomstige werkomgeving van de ingenieurs in wording. Hij zag een geïdealiseerd fabrieksmilieu voor zich, toen hij aan de onderwijs- en onderzoeksgebouwen werkte. De gebouwen met een bijzondere functie kregen een iets andere uitstraling, denk hierbij bijvoorbeeld het Auditorium, maar ook de Voorbouw van Potentiaal.
Het ‘technische’ en ‘vooruitstrevende’ ideaal van Van Embden leidde in de praktijk tot gebouwen met een rationele, waar mogelijk flexibele opzet. De gebouwen werden rondom gebaseerd op een grid, kregen een regelmatige dispositie van ruimtes en een neutrale uitstraling in hun gevels.
Het effect van Van Embdens gebouwen aan de buitenkant wordt in belangrijke mate geschraagd door de neutrale omhulling van de betonnen structuur in de vorm van vliesgevels van staal en glas. De ‘moderne fabriekssfeer’ wordt in de materialisering verder ondersteund: bijvoorbeeld door de stalen opengewerkte deuren, trappenhuizen met betonnen trappartijen en zwart betegelde wanden. Ook zijn er zwart linoleum vloeren en cassetteplafonds met TL-balk verlichting in de hoogbouw. rondom de liftschachten en op de eerste verdieping is voor de afwisseling gewerkt met een houten wandafwerking (schroten).
De Voorbouw is – als bijzonder element – anders gematerialiseerd. Het gebouw heeft een korte stalen liftschacht en een stalen trappartij. Ook opvallend zijn de
vlakken van zwartgeglazuurde baksteen, die verwantschap oproepend met andere bijzondere bebouwing uit dezelfde fase: bijvoorbeeld de Zwarte Doos, maar ook de originele onderbouw van het Hoofdgebouw bevatte deze zelfde steen. De overige entrees liggen steeds verdiept of verhoogd ten opzichte van het maaiveld en worden verbijzonderd met rood gekleurde stalen deurpartijen.
In de aanbouw Corona is gekozen voor een vergelijkbare materialisering. De staalconstructie, de daklantaarn en de afgeschuinde hoeken gegeven het geheel echter een andere uitstraling.
72
trappenhuis materialisering:
Betonnen schacht loopt door naar binnen en heeft een bekistingspatroon, vergelijkbaar met het Auditorium. Zwart tegelwerk, zoals ook gebruikt in het trappenhuis van het Hoofdgebouw.
Betonnen trapconstructie, als een losse sculptuur in de ruimte.
De wand tussen het trappenhuis en de vloer (middelste beeld links) is dicht gezet in verband met brandveiligheidseisen. Origineel was deze transparant.
73
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
74
Voorbouw materialisering
De binnenwanden zijn van (inmiddels wit geschilderd) beton met bekistingsmotief. Daarnaast worden ook zwart geglazuurde bakstenen gebruikt, die ook zijn toegepast in wat nu De Zwarte Doos heet. een stalen wenteltrap leidt naar de fietsenkelder en de stalen trappartij op de afbeelding rechtsonder leidt naar entree van de collegezaal op het loopbrugniveau.
75
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
ruimte rondom de liften: materialisering links het cassette plafond.
rechts de materialisering van de wanden rondom de liftschachten in hout.
76
Corona: materialisering
De staalconstructie van Corona met daarin de (aluminiumkleurige) Kooi van Faraday . Daaromheen de omgang, met daklantaarn (middelste foto)
77
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
Deelconclusie
De compositie van Elektrotechniek wordt
driedimensionaal gedomineerd door een gridstructuur, waardoor het hele complex op stramien kwam te staan. Het architectonisch effect is te omschrijven in termen van neutraliteit en indifferentie. Interessante spanning in de compositie is ontstaan door variaties op de ingezette thema’s toe te laten en door functionele afwijkingen als aanleiding te nemen voor architectonische verbijzonderingen. Dit laatste heeft zijn effect niet gemist op vloerindelingen en oplossingen voor entrees, gevels en gevarieerde materiaalkeuze.
Entrees - voor het gehele ensemble geldt dat de entrees op een zelfde manier, namelijk verhoogd of verdiept, zijn behandeld, verbijzonderd met rode stalen deurpartijen. De hoofdentree van de Voorbouw vormt hierop begrijpelijkerwijs een uitzondering.
Gevels - ieder gebouw in het ensemble heeft vergelijkbare gevels, zij het met een wisselende vlakverdeling. Ook voor de hoekoplossing geldt dat het principe steeds terugkomt maar de maatvoering en uitvoering zich aan de specifieke situatie aanpassen.
Materialen - de gebruikte materialen vormen een eenvoudig palet. Er worden met dat palet verschillende sferen geïntroduceerd. Ruimtelijk bijzondere plekken worden ook aangezet door een eigen materialisering: in de ruimtes rondom ontmoetingsplaatsen op de eerste verdieping en de liften wordt met hout en warme tinten gewerkt, In tegenstelling tot de in materiaal en sfeer neutrale ‘wetenschappelijke’ kantoorgangen. De trappenhuizen kennen een eigen materialenpalet, dat deels overeenkomt met dat van de trappenhuizen in het hoofdgebouw. De Voorbouw is vergelijkbaar met
de zwarte doos: grote glazen geveldelen versus dichte delen in beton en zwartgeglazuurde baksteen.
79
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL II
81
PO
TENTIAAL - IMPULS - C
OR
ONA DEEL III
83