• No results found

O PBRENGSTEN EN DIENSTEN Sinds de aankoop van de Sinds de aankoop van de

In document OO && HH OO LL (pagina 95-116)

bosplaatsen Liedekerkebos, Bosreservaat en Hertigembos, werd er enkel in LB hout gekapt en zodoende zijn de opbrengsten beperkt tot deze bosplaats.

In de dienstjaren 1986, 1999 en 2003 vonder er drie houtverkopen plaats. De respectievelijke aantallen en volumes van boomsoorten die verkocht werden, zijn hieronder in een tabel weergegeven.

Figuur 51 Opbrengsten en diensten in Liedekerkebos

Tabel 43 Opbrengsten van houtverkopen in LB (in €)

Boomsoort Aantallen Volumes (m³) Opbrengsten (€) DIENSTJAAR 1986

eik 462 224 niet gekend

Am. Eik 73 96 niet gekend

Eik/Es 45 21 niet gekend

allerhande 72 46 niet gekend

Totaal 652 387 niet gekend

DIENSTJAAR 1999

Inl. eik 232 179

Am. Eik 118 251

Allerh. LH 95 61

Allerh. NH 181 34

Lork 142 10

Populier 10 23

per kavel

Totaal 778 558 9.101

DIENSTJAAR 2003

Poupulier 54 120 2.400

0 50 100 150 200 250 300

1986 1999 2003

Volume (m

Eik/Es allerhande Inl. eik Am. Eik Allerh. LH Allerh. NH Lork Populier

3 3 B B EH E HE EE ER R DO D O EL E LS ST TE EL LL LI IN NG GE EN N

Op basis van het voorgaande kan nu overgegaan worden tot de formulering van de beheerdoelstellingen om het beheer van het boscomplex Liedekerke-Hertigembos en haar omgeving binnen de krijtlijnen van de Beheervisie van de Afdeling Bos & Groen en de Criteria Duurzaam Bosbeheer te situeren4.

3.1 B

EHEERDOELSTELLINGEN M

.

B

.

T

.

DE ECONOMISCHE FUNCTIE 3.3.11..11 DDOOMMEEIINNBBOOSS VVAANN 202000 HHAA

De totale oppervlakte van het huidige boscomplex in eigendom en beheer van de Afdeling Bos & Groen (= het domeinbos5) bedraagt 121,39 ha. Hiervan zijn 106,86 ha effectief bebost; de rest is momenteel open plek, waarvan een gedeelte ook ecologisch wordt beheerd. Op lange termijn streeft men door verwerving van omliggende percelen de creatie van een domeinbos van ca. 200 ha na.

3.3.11..22 BBOSOSSSEENN VVSS..OOPEPENN PPLLEEKKKKEENN

Een eerste belangrijk aspect van de economische functie is het aandeel effectief bos. Het Bosbeheer streeft in dit gebied naar een vrij maximalistische invulling van het criterium uit de beheervisie van Bos & Groen betreffende de open plekken (voor meer uitleg, zie paragraaf 3.2). Gezien de hoge landschappelijke waarde van het gebied – het is trouwens beschermd landschap – is het immers niet wenselijk hier een te massieve bosuitbreiding te realiseren. Bovendien dienen ook de natuurwaarden en –potenties in de omliggende graslanden gevrijwaard te blijven. Door te streven naar een vrij open mozaïeklandschap, met plaats voor ecologisch beheerde waardevolle graslanden, wastines, brede bosranden en bosbestanden wordt het landschap in zijn esthetische waarde behouden en zelfs versterkt. Bovendien blijven, door de ontwikkeling van een goed aansluitend én divers ecologisch geheel, de bestaande natuurwaarden gewaarborgd, en worden er nieuwe gecreëerd.

Concreet betekent dit dat er binnen het domeinbos gestreefd wordt naar een invulling van ca. 150 ha bos en ca. 50 ha open plekken met ecologisch beheer (25% van de oppervlakte van het domeinbos). Het is niet de bedoeling om van de standaardnorm – 5 à 15% in bestaande bossen - uit de Beheervisie af te wijken6. Bovendien wordt er bij dit Beheerplan ook een belangrijk aandeel nieuwe bossen voorzien. Hiervoor gelden immers andere open-plekkencriteria: minimum 20% dient open te blijven. Qua open plekken zal de nadruk bij de nieuwe verwervingen liggen op het ecologisch beheer van grote, permanente open plekken, omdat de natuurpotentie hier in dit gebied van dit type beheer bijzonder groot is, en omdat het draagvlak voor de hele visie er bovendien door verhoogt.

Blijft dus over als lange-termijndoelstelling ca. 150 ha effectief bebost gebied. Aangezien er echter ook in de bestaande bossen ruimte zal gemaakt worden voor open plekken (8 tot 12 ha), kan men de oppervlakte effectief bijkomend bos inschatten op ca. 50 ha (zie Tabel 44).

3.3.11..33 BBOSOSRREESSEERRVVAAAATT

Een tweede zeer belangrijk aspect bij de economische functie is het Bosreservaat, waarvoor geen economische doelstellingen (qua houtproductie) worden vooropgesteld. Voor dit hoofdstuk wordt de volledige oppervlakte van het Bosreservaat (i.e. 21,56 ha) dan ook uit de vergelijking gelicht, zoals weergegeven in Tabel 44.

4 De eigendommen van de Afdeling Bos & Groen dienen beheerd te worden volgens de Beheervisie van deze Afdeling; de privé-bossen die deel uitmaken van het beheerplan moeten beheerd worden volgens de Criteria Duurzaam Bosbeheer.

5 “Domeinbos” is de term die gebruikt wordt voor openbare bossen die beheerd worden door de Afdeling Bos & Groen. Dit impliceert dus zeker niet dat de totale oppervlakte ervan ook effectief bos is.

6 Deze standaardnorm is trouwens niet limitatief.

Tabel 44 Huidig domeinbos, streefcijfers 2025, vertaald naar oppervlaktes effectief bebost gebied en open plekken.

Jaartal Oppervlakte (ha) %

2005 Domeinbos 121,39 100,00

effectief bos 106,87 88,04

effectief bos - BR 85,0 -

open plekken 13,9 11,45

Speelweide 0,62 0,51

TOTAAL 121,39 100

2025 domeinbos 200 100

effectief bos 150 74,69

effectief bos - BR 129 - open plekken + ecol. beh. 50 25

speelweide 0,62 0,31

TOTAAL 200 100

3.3.11..44 VVEERRWWEERRVVIINNGGSSPPOOLLIITTIIEEKK EENN RREEAALLIISSAATTIIEE NNIIEEUUWWEE BBOOSSSSEENN

Een derde cruciaal punt voor de beheerdoelstelling m.b.t. de economische functie is de snelheid waarmee de verwervingspolitiek en de daaruit resulterende bebossingen zullen gebeuren. De houtvesterij gaat ervan uit dat de verwervingen ten minste 10 jaar zullen vergen, en dat de 50 ha bijkomend bos effectief gerealiseerd zal zijn binnen een tijdsperiode van 20 jaar, m.a.w. de aankopen worden uitgevoerd aan een gemiddelde rato van 7,86 ha/jaar over de periode 2006-2015; de bebossingen gebeuren aan een gemiddelde rato van 2,5 ha/jaar over de periode 2006-2025. De marge tussen de gemiddelde rato’s van aankopen en bebossingen maken het mogelijk om de verwervingen op een sociaal verantwoorde wijze te realiseren, met eventueel mogelijkheden voor termijnen van geleidelijke loopbaanbeëindiging, ruiloperaties en dergelijke meer. Bovendien worden in de huidige bossen nog een aantal nieuwe open plekken gecreëerd in de eerste 7 jaar van de planhorizon; ook dit dient meegenomen te worden in de berekeningen voor de economische functie (zie Tabel 45).

Tabel 2: Inschatting van verwervingen en bebossingen over de planperiode 2006-2025

Tabel 45 Inschatting van verwervingen en bebossingen over de planperiode 2006-2025

Aankooptraject Oppervlakte (ha) Totaal bijkomende grond (ha)

2006 7,86 7,86

2007 7,86 15,72

2008 7,86 23,58

2009 7,86 31,44

2010 7,86 39,3

2011 7,86 47,16

2012 7,86 55,02

2013 7,86 62,88

2014 7,86 70,74

2015 7,86 78,61

TOTAAL 78,61

Tabel 45 : vervolg

Netto bebossingstraject Oppervlakte (ha) Netto bijkomend bos (ha) Totaal productiebos (ha)7

2006 3,5 3,5 88,5

2007 1,5 5 90

2008 1,5 6,5 91,5

2009 1,5 8 93

2010 1,5 9,5 94,5

2011 1,5 11 96

2012 1,5 12,5 97,5

2013 2,5 15 100

2014 2,5 17,5 102,5

2015 2,5 20 105

2016 2,5 22,5 107,5

2017 2,5 25 110

2018 2,5 27,5 112,5

2019 2,5 30 115

2020 2,5 32,5 117,5

2021 2,5 35 120

2022 2,5 37,5 122,5

2023 2,5 40 125

2024 2,5 42,5 127,5

2025 0,5 43 128

TOTAAL 43 43 128

3.3.11..55 PPRRIIVÉ--BBOOSSSSEENN

Tenslotte zijn er nog de privé-boseigenaars die deelnemen in deze beheerplanning. In afwachting van eventuele deelname aan het beheerplan door deze boseigenaars, werd voor hun bossen voorlopig nog geen inschatting van de beheerdoelstellingen m.b.t. de economische functie gemaakt. (Verder uit te werken.)

3.3.11..66 EEVOVOLLUUTTIIEE VVAANN DDEE JJAAAARRLLIIJJKKSSEE AAAANNWWAASS

De jaarlijkse aanwas wordt op 8 m³/ha/jaar geraamd (zie bijlage 3 in Waterinckx et al., 2003), aangezien er geen exacte aanwasgegevens beschikbaar zijn voor dit boscomplex. Dit is een eerder minimalistische inschatting: voor loofhoutbossen op zandleemgronden wordt in dezelfde publicatie (Waterinckx et al., 2003) gesproken van jaarlijkse aanwassen van 8 à 13 m³/ha/jaar, maar gezien de gebrekkige drainage in delen van het gebied, en het feit dat voor delen van het bos zal gestreefd worden naar iets minder productieve bosbeheertypes is het raadzaam dit gemiddelde vrij laag in te schatten.

Op basis van deze aannames wordt een evolutie waargenomen van een totale jaarlijkse aanwas van 680 m³ in 2005 naar 1024 m³ in 2025, in de bossen waar productie een factor speelt (dus niet in het Bosreservaat).

7 De creatie van de bijkomende open plekken in het huidige bos wordt gespreid over de eerste 7 jaar van de planperiode, waardoor de netto aangroei van effectief bos in die eerste 7 jaar geschat wordt op 1,5 ha/jaar i.p.v. 2,5 ha/jaar.

Tabel 46 Inschatting van evolutie van totale jaarlijkse aanwas (o.b.v. GJA van 5m³/ha/jaar).

Jaartal Oppervlakte productiebos (ha) Totale jaarlijkse aanwas (m³)

2005 85 680

2025 128 1024

3

3..11..77 EEENEN DDIIVVEERRSS BBEEHHEEEERR

Het Liedekerke-Hertigembos biedt bovendien mogelijkheden om een zeer gediversifieerd beheer te realiseren. De houtvesterij wil dan ook verschillende bosbeheertypes tot uiting laten komen in het gebied (zie figuur 52):

ƒ

Over een oppervlakte van ca. 80 ha wordt gestreefd naar productief hooghoutbos met een vrij hoog stamtal en een breed palet van inheemse, streekeigen en standplaatsgeschikte boomsoorten die kwaliteitsvol hout produceren.

ƒ

In een aantal bestanden (ca. 30 ha) kan hakhout- of middelhoutbeheer verdergezet of geïntroduceerd worden.

Vooral voor de slecht gedraineerde bestanden biedt deze bedrijfsvorm voordelen, aangezien de bodemschade door uitslepen kan vermeden worden, en er bovendien met lichter materieel gewerkt kan worden. Financieel heeft hakhoutbeheer echter wel nadelige implicaties.

ƒ

De beekbegeleidende bestanden worden omgevormd naar ijl hooghout (ca. 20 ha). De hogere lichtinval in dit gedeelte van het bos werkt structuurversterkend voor het hele domeinbos. Vooral voor ongewervelden en amfibieën is dit beheertype op deze plaats bijzonder relevant.

Figuur 52 Doelstellingen bosbeheertypes in het huidig domeinbos Liedekerke-Hertigem

Figuur 53 VEN-gebied (rood gearceerd) in het studiegebied (roze perimeter)

In het Liedekerkebos bevinden zich 3 homogene naaldhoutaanplantingen (van fijnspar en Japanse lariks). Deze worden door middel van reguliere kappingen geleidelijk omgevormd. Natuurlijke regeneratie van inheemse boomsoorten wordt hierbij bevoordeligd.

De andere bestanden worden omgevormd door bij de reguliere kappingen de inheemse boomsoorten systematisch te bevoordelen.

Daarnaast worden in ook een aantal bijkomende kappingen uitgevoerd gericht op het ecologisch beheer (zie Tabel 47 en Tabel 48 voor inschatting van de houtvolumes, maar ook paragraaf 3.2 voor de achterliggende beheerdoelstellingen).

Tabel 47 Oppervlakte en te kappen volumes voor vrijstelling van de poelen (gepland gedurende eerste 10 jaar van de planninghorizon).

Bestand Oppervlakte poel (ha) Oppervlakte vrijstelling (ha) Volume bestand (m³/ha) Volume verkregen door vrijstelling (m³)

2e 0,03 0,19 524,97 99,74

3c/3b 0,06 0,25 406,67 101,67

3c/3b 0,08 0,33 406,67 134,20

3c 0,12 0,33 368,99 132,84

4a 0,07 0,36 289,13 95,41

TOTAAL 0,36 1,46 - 563,86

Tabel 48 Oppervlaktes en te kappen volumes voor omvorming en heraanleg van dreven (zie ook figuur XXXXdreven)

Heraanleg Volume dreef (m³) Aangrenzend bestand Te kappen volume in bestand (m³)

TOTAAL VOLUME (m³)

Dreef 100 515 1a 31

2a 40

2b 77

3a 157

4a 148

TOTAAL Dr 100 515 452 967

Dreef 101 126 5a 37

6a 97

TOTAAL Dr 101 126 134 260

Dreef 102 535 5a 104

6a 274

TOTAAL Dr 102 535 378 913

AANLEG NIEUWE DREVEN

Nieuwe dreef 1 4a 74

6a 61

TOTAAL Nd 1 135 135

Nieuwe dreef 2 7a 258

TOTAAL Nd 2 258 258

OMVORMING NAAR INTERNE BOSRAND

Dreef 104 546 5a 23

5b 53

7c 4

7d 24

TOTAAL Dr 104 546 104 650

Dreef 107 40 2c 74

2e 131

3c 25

TOTAAL Dr 107 40 230 270

Dreef 108 68 3c 91

5a 18

TOTAAL Dr 108 68 109 177

Interne bosrand 4 2a 56

2b 31

2c 58

TOTAAL Ib4 145 145

TOTAAL 3373

In totaal zal, bijkomend bij de reguliere kappingen, ca. 3936,86 m³ verwijderd worden in het kader van deze omvormingen en het creëren van open plekken.

3.3.11..88 RREEGGUULLIIEERREE KKAAPPPPIINNGGEENN IIEETTSS LLAAGGEERR DDAANN JJAAAARRLLIIJJKKSSEE AAAANNWWAASS

Naast deze omvormingskappingen, en kappingen ter creatie van open plekken, zullen de reguliere kappingen (zuiveringen, dunningen, hakhoutkap, ...) plaatsvinden. Voor dit boscomplex zijn er geen aanwasgegevens beschikbaar, daarom wordt voor de reguliere kappingen 7 m³/ha/jaar als kapkwantum aangehouden. Voor de totale bosoppervlakte onder beschouwing (zie Tabel 49) betekent dit een stijgend kapkwantum (door de bijkomende bebossingen) van ca. 595 m³/jaar in 2005 naar ca. 896 m³/jaar in 2025.

Tabel 49 Inschatting van evolutie van het kapkwantum.

Jaartal Oppervlakte effectief bos (- BR) (ha) Kapkwantum (m³)

2005 85 595

2025 128 896

3.3.11..99 TTOTOTAALLEE HHOOUTUTOOOOGGSSTT

Deze gemiddelde kapkwanta zullen uiteraard deels afwijken van de reële kappingen; dit valt af te leiden uit de kaptabel en het overzicht van de geplande werkzaamheden, in hoofdstuk 4. Bijkomend bij de reguliere kapkwanta van ca. 7 m³/ha/jaar, vinden dus nog een aantal omvormingskappen plaats. In Tabel 50 worden deze opgelijst. De timing van deze werkzaamheden is af te leiden uit de kaptabel en het overzicht van de geplande werkzaamheden, in hoofdstuk 4.

In de eerste tien jaar van het beheerplan vinden dus zowel een aantal omvormingskappen als de reguliere kappen plaats. Het totale kapkwantum voor deze periode is weergegeven in Tabel 50.

Tabel 50 Houtoogst door omvormingskappen.

Activiteit Berekening houtvolume Totaal (m³) Vrijstelling poelen Zie Tabel 47 563,86 Omvorming dreven naar interne bosranden 650 m³ + 270 m³ + 177 m³ + 145 m³ 1242

(Her)aanleg dreven 967 m³ + 260 m³ + 913 m³ + 135 m³ + 258 m³ 2533

Totaal - 4338,86

Dit totaal bijkomende kapvolume van 4338,86 m³ vertaalt zich naar een jaarlijks kapkwantum van ca. ((4338,86 m³/20 jaar/105 ha) + 7 m³/ha/jaar)= ca. 9 m³/ha/jaar.

3.3.11..1100 VVEERRJJOONNGGIINNGG

In de bestaande bossen wordt gestreefd naar natuurlijke verjonging; enkel waar nodig worden eventueel nog verrijkingsaanplantingen met gewenste boomsoorten (van streekeigen plantgoed) uitgevoerd. Ook bij de nieuw te creëren bossen, wordt een belangrijk deel gerealiseerd d.m.v. natuurlijke verjonging, ev. aangevuld met kunstmatige verjonging van gewenste boomsoorten (van streekeigen plantgoed).

3.2 B

EHEERDOELSTELLINGEN M

.

B

.

T

.

DE ECOLOGISCHE FUNCTIE

De rijke boshistoriek van vooral het Liedekerkebos en de sterk gevarieerde structuur van het hele boscomplex hebben geleid tot de ontwikkeling van een divers gamma aan bostypes. Een aantal hiervan zijn door hun lange ontwikkelingstijd en de bijhorende specifieke flora, met zeer veel oud-bosplanten, van een uitzonderlijke natuurhistorische en ecologische waarde.

3.3.22..11 BBESESCCHHEERRMMIINNGGEENN

De beheerdoelstellingen uitgewerkt in dit Beheerplan kaderen binnen de richtlijnen van de Beheervisie van de Afdeling Bos & Groen voor het domeinbos, en binnen de Criteria Duurzaam Bosbeheer voor wat betreft de privé-bossen die deel uitmaken van dit Beheerplan. Voor een uitvoerige beschrijving van de verschillende beschermingen die op het gebied van toepassing zijn, verwijzen we naar paragraaf 1.7. In wat volgt worden de ecologische beheerdoelstellingen dan verder gekaderd binnen deze specifieke beschermingsstatuten.

3.3.22..22 BBOSOSRREESSEERRVVAAAATT

De waarde van dit Bosreservaat schuilt in de spontane bosontwikkeling die er de voorbije decennia kon plaatsvinden.

3.2.2.1 BESTRIJDING VAN EXOTEN

Voor de agressieve Amerikaanse vogelkers, die zich in het voorbije decennium in aantal verdubbeld heeft, lijkt een gericht bestrijdingsbeheer zeker de aangewezen piste. Er bevinden zich in het Bosreservaat immers een aantal zaadbomen, waarrond zich nu massale natuurlijke verjonging van deze boomsoort aan het voordoen is. Met de start van het bestrijdingsbeheer wordt echter wel nog gewacht tot de volopnames rond natuurlijke bosdynamiek, die gepland zijn voor 2006, uitgevoerd zijn. Dit laat de onderzoekers toe een bijkomende tienjarige datareeks toe te voegen aan de reeds bestaande tijdsserie over de spontane bosdynamiek in het LiedekerkeBosreservaat. Een gericht beheer tegen de Amerikaanse eik is niet aan de orde aangezien deze boomsoort niet in stamtal toeneemt. Ook voor de archeofyt Tamme kastanje dient zeker geen bestrijdingsbeheer gevoerd te worden.

3.2.2.2 UITBREIDING?

Volgens de richtlijnen van Minimum Structuur Arealen die gebruikt worden voor de bosreservaten (Vandekerkhove, 1999), is de huidige oppervlakte van het Bosreservaat voor de bostypes die er voorkomen eigenlijk te klein. De uitbreidingsmogelijkheden zijn echter beperkt:

ƒ

Naar het westen toe paalt het Bosreservaat aan het huidige Liedekerkebos, waar andere beheerdoelstellingen gelden, die o.m. ruimte bieden aan de sociale en de economische functie van het bos. Uitbreiding van het Bosreservaat in deze richting is dus niet aan de orde. De aanpalende bosbestanden van de Liedekerkebosplaats vervullen wel een bufferfunctie voor het Bosreservaat;

ƒ

Naar het noorden en oosten toe (over de Hollebeek) paalt het Bosreservaat aan een aantal weilanden en aan een privébos. Het Bosbeheer heeft deze weilanden verworven, maar omwille van de landschappelijke waarde en natuurpotenties buiten de bossfeer is bosuitbreiding hier geen doelstelling. Er wordt hier gestreefd naar ecologisch open plekken-beheer (door een graasbeheer met grote grazers). Ook het privébos wordt uiteraard niet in het Bosreservaat opgenomen, omdat de eigenaar dan de zeggenschap over zijn gebied grotendeels zou verliezen. Ook naar het noorden en oosten is uitbreiding van het Bosreservaat dus niet aan de orde, maar ook hier zorgt het ecologisch beheer van open plekken en privé-bos voor een bufferende werking op het Bosreservaat. Vooral voor het alluviale bostype dat zich langs de Hollebeek in het Bosreservaat ontwikkelt betekent dit een grote verbetering.

ƒ

Naar het zuiden toe (o.m. de huidige Belgacomterreinen) zijn er wel mogelijkheden voor uitbreiding, mits verwerving van deze gronden. Hierbij dient wel in aanmerking genomen te worden dat in dit gebied zich ook het

“scenario 1 voor heideherstel” bevindt (zie paragraaf 3.2.3). De bosplaats Bosreservaat is dan ook uitgebreid in deze richting om bij verwerving een uniform beheer van dit gebied mogelijk te maken.

3.2.2.3 TOEGANKELIJKHEID

Er wordt benadrukt dat het Bosreservaat niet toegankelijk is en blijft voor de recreant en de “gewone” bosbezoeker. De ecologische en de wetenschappelijke functie blijven hier dus absoluut primeren.

Het Bosreservaat wordt momenteel aan de westkant gescheiden van de Liedekerkebosplaats door een prikkeldraadafsluiting. Hoewel er in principe geen wettelijk verbod is op – het in stand houden van - dit type afsluiting (mits machtiging van het Bosbeheer en vermelding in het Beheerplan, zie Bosdecreet art. 97 § 1), zijn er toch landschappelijke argumenten om deze prikkeldraad te verwijderen. Er wordt door het Bosbeheer dan ook gestreefd naar een vervanging van deze omheining door een meer natuurlijke infrastructuur die de toegang verhindert.

De transformatie van prikkeldraad naar een ander type van afsluiting zal gerealiseerd worden bij de heraanleg van de centrale dreef, die langs het Bosreservaat loopt. Hierbij wordt geopteerd om het kroonhout op de randen van het Bosreservaat achter te laten. Door de veranderde lichtomstandigheden kan men er vanuit gaan dat zich tussen dat kroonhout zeer snel een dichte bramenvegetatie zal ontwikkelen, die het onmogelijk maakt – of toch zeer sterk bemoeilijkt - om het Bosreservaat te betreden. Indien nodig kan - tijdelijk - een minder zichtbare omheining met gladde draad voorzien worden om de toegang tot het Bosreservaat te ontzeggen. De bestaande toegangspoort tot het gebied, die het mogelijk maakt aan onderzoekers om met hun materiaal het Bosreservaat te betreden, wordt wel behouden.

Aan de andere zijden van het Bosreservaat stelt het probleem van toegankelijkheid zich veel minder, omdat de recreatiedruk in die zones veel minder hoog is. Bovendien zorgt de Hollebeek er voor een natuurlijke grens die de toegang tot het gebied verhindert. Bij eventuele uitbreiding van het Bosreservaat zal men echter wel de ontoegankelijkheid van het gebied moeten evalueren, en indien nodig maatregelen nemen om deze ontoegankelijkheid te verzekeren.

3.3.22..33 HHERERSSTTEELL VVAANN HHEEIIDDEE EENN HHEEIISSCCHHRRAALLEE GGRRAASSLLAANNDDEENN

Tot 25 jaar terug was een gedeelte van het huidige Bosreservaat (4 ha) – door het maaibeheer voor het vrijhouden van de RTT-installaties - gekenmerkt door een bijzonder waardevolle heidevegetatie, van het Brabantse-heidetype, zeer zeldzaam in Vlaanderen. Door de natuurlijke verbossing die dit gedeelte van het Bosreservaat sindsdien doormaakte is deze heidevegetatie geleidelijk verdrongen.

Gezien de hoge natuurwaarde van dit biotoop is het een duidelijke doelstelling van het Bosbeheer om – indien mogelijk – over te gaan tot het herstel van een hoogkwalitatieve vegetatie over een oppervlakte van 2 tot 4 ha. Het doeltype dat men in de uitbreidingszone wil bereiken is ‘heischraal grasland’. Het beheer van de zone zuidelijk van en grenzend aan het bosreservaat (RTT-zone) met potentie voor ontwikkeling van heischrale vegetaties dient eerst éénmalig geplagd te worden (instellingsbeheer). Voor de afvoer van het plagsel werd geopteerd om deze uit het bosreservaat af te voeren langs het Belgacomterrein.

HEISCHRAAL GRASLAND

Diagnostische soorten:

Borstelgras (Nardus stricta), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Tormentil (Potentilla erecta), Liggend walstro (Galium saxatile), Mannetjesereprijs (Veronica officinalis), Stijve ogentroost (Euphrasia stricta), Pilzegge (Carex pilulifera), Moeraskartelblad (Pedicularis sylvatica), Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia),...

Standplaats:

Gemeenschap van oligotrofe tot mesotrofe, (matig) zure tot neutrale, droge tot vochtige gronden. In vergelijking met soorten van droge heiden prefereren die van heischrale graslanden bodems met een wat hogere pH, en daaraan gekoppeld een lager aluminiumgehalte en een hogere basenbezetting. De pH wordt gebufferd doordat de bodem een goede bufferingscapaciteit bezit ( zoals bij leembodems het geval is) of door uitwisseling met calciumionen uit kwelwater.

Beheer:

Na het instellingsbeheer (vaak plaggen van vergraste heide of omvorming van naaldhoutaanplant) kan een beheer van jaarlijks maaien en afvoeren worden ingevoerd, of eventueel beweiding. Hierbij wordt de maaifrequentie dan wel de begrazingsintensiteit geleidelijk verminderd naarmate de plantaardige productie afneemt. Een goede opvolging van de soortensamenstelling is daarom van belang. Te sterke verschraling kan immers leiden tot verdwijnen van bepaalde soorten. Indien te sterke verschraling is opgetreden kan als aanvulling op het maairegime worden nabeweid, waardoor plaatselijk lichte bemesting optreedt en open plekken in de vegetatie ontstaan. De maaidatum dient laat in het seizoen te liggen, om te voorkomen dat zich organisch materiaal ophoogt als gevolg van hergroei van grassen in nazomer en herfst.

Wanneer deze ophoging optreedt, is nabeweiding eveneens gewenst.

Deze beheerdoelstelling kan gekaderd worden binnen de doelstellingen van het Habitatrichtlijngebied. Momenteel loopt in dit verband een experiment in het Bosreservaat, waarbij een tiental are werd afgeplagd, ter evaluatie van het potentieel van herstel. Bij succes zou kunnen overgegaan worden tot heideherstel over een oppervlakte van 4 ha in het

Deze beheerdoelstelling kan gekaderd worden binnen de doelstellingen van het Habitatrichtlijngebied. Momenteel loopt in dit verband een experiment in het Bosreservaat, waarbij een tiental are werd afgeplagd, ter evaluatie van het potentieel van herstel. Bij succes zou kunnen overgegaan worden tot heideherstel over een oppervlakte van 4 ha in het

In document OO && HH OO LL (pagina 95-116)