• No results found

Mobiliteit is voor mensen erg belangrijk. Voor het werk, voor sociale contacten en voor recreatie. SGP kiest daarom voor beleid, waarin auto en OV op waarde worden geschat. Een beleid dat zich kenmerkt door een nuchtere kijk op mobiliteit. Mobiliteit is onmisbaar. Tegelijkertijd is helder, dat mobiliteit niet onbeperkt genoten kan worden. Dat zou geen recht doen aan de vele afwegingen en spanningsvelden die een rol spelen rond mobiliteit: leefbaarheid, veiligheid, schone lucht, gezonde natuur, verantwoord energiegebruik, voldoende stilte en rust. Waarden die iedere burger óók

gehonoreerd wil zien. Daarom bepleit de SGP een uitgekiend ruimtelijk beleid om mobiliteit te verminderen. Bijvoorbeeld door middel van een intelligent locatiebeleid kunnen hier serieuze slagen worden gemaakt. Ook op fiscaal terrein kunnen maatregelen worden genomen om mobiliteit te remmen. Het afschaffen van de overdrachtsbelasting kan mensen stimuleren om dichter bij het werk te gaan wonen. De SGP verwerpt de forenzenbelasting. Ook op het terrein van transportpreventie valt het nodige te winnen.

Concreet voor wegen:

 Een robuuste inzet ten aanzien van het oplossen van knelpunten op hoofdwegen en hoofdspoor is hard nodig.

 Als veiligheid en milieu het toelaten, is 130 km/u op de snelweg aanvaardbaar. Daarnaast moet meer ruimte worden geboden aan dynamisch snelheidsbeheer: sneller waar het kan, langzamer waar het moet.

 Het Rijk moet zich niet alleen richten op investeringen in de Randstad, maar ook op het gebied daarbuiten (Gelderland, Zeeland, Noorden).

 De SGP bepleit een eenduidig en begrijpelijk systeem van autobelastingen. Door een stapeling van fiscale vergroeningsmaatregelen wordt het huidige systeem te complex.  De mogelijkheden van kilometerbeprijzing moeten bezien worden. Het moet wel

technisch haalbaar en betaalbaar zijn. Bovendien dienen we zeer terughoudend te zijn om juist de economisch meest actieven extra te belasten voor hun kilometers.

 Er komt een verbod op vrachtverkeer op zondag, zoals dat ook in verschillende andere Europese landen geldt.

 Er moet zoveel mogelijk gesneden worden in het oerwoud van verkeersborden.

 De overheid schept randvoorwaarden waarmee schone vormen van vervoer worden gestimuleerd: elektrisch rijden, rijden op aardgas, groen gas, biobrandstoffen, waterstof en hybride rijden.

 Het Rijk moet met kracht werken aan een integrale, niet-gefaseerde uitvoering van het voorkeursalternatief van de Rijnlandroute.

Concreet voor fietsen:

 Gemeenten, provincies en waterschappen moeten gestimuleerd worden om aantrekkelijke fietspaden aan te leggen en te verbeteren. Dit geldt ook de faciliteiten voor elektrisch fietsen.

 Verdere uitbreiding van het netwerk van regionale snelfietsroutes tussen woon- en werklocaties is nodig.

 Het tekort aan (gratis) fietsstallingen moet worden weggewerkt.  Fietsen wordt een expliciet aandachtspunt in het gezondheidsbeleid.

 De verkeersveiligheid wordt vergroot door een steviger inzet op ontvlechting van fietsroutes en routes voor gemotoriseerd verkeer.

Concreet voor verkeersveiligheid:

 Verkeersveiligheid krijgt hoge prioriteit.

 Drugs en alcohol in het verkeer moeten volledig worden uitgebannen.

Concreet voor de binnenvaart:

 Knelpunten in de vaarwegen moeten zo snel mogelijk worden weggewerkt. Dit geldt ook de kleinere vaarwegen als haarvaten van het systeem.

 Er mag geen nieuw achterstallig onderhoud ontstaan.

 Het Rijk moet de gevolgen van de crisis voor de binnenvaart bestrijden. Het perspectief voor de binnenvaart is over enige jaren veel gunstiger. Daarom is van belang dat een koude sanering wordt voorkomen en extra wordt ingezet op maatregelen om de sector te versterken (Modal Shiftbeleid, Quick Wins Verladers en kleine vaarwegen).

 Goederenvervoer over water is favoriet bij de SGP. De Betuweroute mag geen valse concurrentie opleveren.

 De papieren rompslomp moet tot een minimum worden teruggebracht.

Concreet voor het spoor:

 Openbaar vervoer moet goed toegankelijk zijn voor gehandicapten.

 Het Rijk moet meer investeren in regionaal openbaar vervoer. Niet de vervoervraag moet leidend zijn, maar de ambitie om regionaal OV op te plussen tot een samenhangend netwerk van OV. Juist in dichtbevolkte gebieden, zoals Zuid-Holland, is nog veel te winnen. Zie het succes van Randstadrail. Er gaapt een kloof tussen de mogelijkheden en de financiële middelen die de decentrale overheden ontvangen.

Concreet voor de luchtvaart:

 De luchthaven Schiphol loopt tegen haar grenzen aan. De aanleg van een luchthaven in zee moet tot de mogelijkheden blijven behoren. Onderzoek hiernaar moet doorgang vinden.

 De invoering van accijns op kerosine moet Nederland in internationaal verband sterk bevorderen.

Concreet voor veerdiensten:

 Veerdiensten verdienen steun. Ze voorkomen jaarlijks maar liefst 333 miljoen omrijkilometers. Dit voorkomt veel uitstoot en bovendien veel verkeersslachtoffers.  Het Rijk moet bevorderen dat de noodzakelijke verjonging en innovatie van de

veerpontenvloot serieus gestalte krijgt.

Waterstaat

Wereldwijd stijgt de zeespiegel, terwijl de westkant van Nederland kampt met bodemdaling. Tegelijkertijd neemt de rivierafvoer toe. Dat is een proces, waarop we tijdig moeten reageren. De SGP beklemtoont, dat het onnodig is om elkaar angstscenario’s aan te praten. Het beveiligingsniveau tegen hoog water is in Nederland groot, maar moet op onderdelen beter. Technisch is dit prima realiseerbaar. Dat betekent voor de SGP allereerst dat dijken verder versterkt en opgehoogd moeten worden. Dit geeft het minste ruimtebeslag, is effectief en relatief betaalbaar.

De SGP bepleit vooral inzet op het klassieke instrumentarium, zoals kustversterking en dijkverhoging. In allerlei modieuze ideeën, zoals tulpeneilanden in zee, zien wij niets. De veiligheid van ons land is gediend met een nuchtere en zakelijke benadering. Bij deze nuchtere benadering hoort ook dat wij zo snel mogelijk de geconstateerde achterstanden bij dijkversterkingen inhalen.

Concreet:

 Er liggen grote wateropgaven. Daarom moeten we geen tijd en energie verspillen met structuurdiscussies. Waterschappen hebben zich al eeuwen op positieve wijze bewezen. Hun bestaansrecht is daarom geen punt van discussie. Aan de zelfstandige positie van waterschappen mag niet worden getornd.

 De benodigde financiële middelen voor waterveiligheid worden voor de lange termijn veilig gesteld via het Deltafonds. Laten wij onze ondergrondse rijkdom – aardgasbaten – omzetten in bovengrondse veiligheid.

 De SGP vindt het ongewenst om het waterpeil van het IJsselmeer met 1,5 meter te verhogen, zoals is voorgesteld door de Deltacommissie. Onderzoek naar alternatieven moet worden bevorderd.

 Verzilting is een groeiend probleem. In het Deltaprogramma moet hier voldoende aandacht voor zijn.

 Bij nieuwe bouwplannen moet meer rekening gehouden worden met waterveiligheid. Onverstandige bouwprojecten in kwetsbare gebieden moeten voorkomen worden door het eerder inzetten van de watertoets en de mogelijkheid voor waterschappen om in beroep te gaan tegen ‘onveilige’ bestemmingsplannen.

7. Ons dagelijks brood

Dat wij ons dagelijks brood ontvangen, is geen vanzelfsprekende zaak. In grote delen van de wereld is honger een dagelijkse werkelijkheid. Wat dat betreft zijn we in Nederland rijk gezegend. Van dat besef kunnen we niet genoeg doordrongen zijn. Het is de verantwoordelijkheid van elke burger zich in te spannen om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. De Heere heeft hiervoor ieder mens talenten en gaven gegeven. De mens heeft de opdracht gekregen de aarde te bouwen en te bewaren. Wanneer mensen niet of slechts in geringe mate inhoud kunnen geven aan deze verantwoordelijkheid heeft de overheid een taak om hen daarbij te helpen en zo nodig te ondersteunen. Deze overheidssteun dient erop gericht te zijn dat mensen niet onnodig en te lang afhankelijk zijn van de overheid. Het is zaak dat mensen weer zo snel en zo veel mogelijk zelfstandig aan de maatschappij kunnen deelnemen.

Een gezonde economische basis in onze maatschappij is onmisbaar om onze verantwoordelijkheid als rentmeester invulling te kunnen geven. De rol van de overheid is daarbij tweeërlei. Aan de ene kant dient de overheid de in de samenleving aanwezige talenten en potenties aan te moedigen. Wanneer het particulier initiatief tot zijn recht komt, kan iedereen zijn persoonlijke verantwoordelijkheid als rentmeester vorm en inhoud geven. Aan de andere kant heeft de overheid de taak duidelijke grenzen te stellen, omdat ook in het economisch leven de ongebondenheid van de mens openbaar komt. Om zelfverrijking ten koste van anderen, uitbuiting van de aarde en roofbouw op toekomstige generaties tegen te gaan, is een heldere en duidelijke normstelling door de overheid broodnodig.

Zondag

De zondag is een bijzondere dag. De SGP vindt het belangrijk dat deze opstandingsdag van Christus uniek blijft. Het is een groot voorrecht om één dag te hebben voor kerkgang, het luisteren naar het Woord van God en onderlinge ontmoeting. Deze dag is niet alleen vanwege het christelijke karakter van belang, maar ook vanwege de belangrijke maatschappelijke en sociale waarde. Ieder mens heeft er recht op om op adem te kunnen komen. Dat geldt voor werknemers, maar ook voor (kleine) winkeliers. Dat zal ook in de komende periode de inzet van de SGP zijn.

In de praktijk zien we veel niet-noodzakelijk werk gebeuren op zondagen. Vooral de laatste jaren is er een tendens om op zondag de winkels vaker of zelfs altijd open te stellen. Deze ontwikkeling – vooral gestimuleerd door het grootwinkelbedrijf - moet stoppen. Ze leidt alleen tot overwerkte kleine ondernemers en saaie, eentonige winkelstraten. Meer dan ooit is een dag van bezinning en collectieve rust van groot belang. De zondag is niet bedoeld om allerlei evenementen en verkoopactiviteiten te ontplooien.

Concreet:

 De Zondagswet moet worden gehandhaafd en verbeterd, zodat de waarde van de zondag weer meer tot zijn recht komt. Handhaving van de wetten die de positie van de zondag moeten beschermen moet weer prioriteit krijgen bij gemeenten. De regering moet gemeenten hiervoor duidelijke handvatten bieden.

 Winkels dienen op zondag gesloten te zijn. De uitzondering in de Winkeltijdenwet voor twaalf koopzondagen per jaar moet vervallen.

 Steeds meer gemeenten verklaren zich toeristisch om elke zondag open te kunnen zijn. Aan dit groeiende misbruik van de Winkeltijdenwet moet een krachtig halt toegeroepen worden. De toerismebepaling kan beter worden geschrapt.

 Supermarkten die gebruik maken van de regeling voor avondwinkels om op zondagmiddag en -avond open te kunnen zijn, misbruiken de mogelijkheden die de wet biedt. Deze bepaling mag alleen gelden voor échte avondwinkels, waarbij de zondag ontzien moet worden.

 De wonderlijkste feestdagen gelden als alibi om op zondag open te kunnen zijn. Ook die optie moet vervallen.

 Uitgangspunt van de Arbeidstijdenwet moet worden dat op zondag alleen ‘werken van noodzakelijkheid en barmhartigheid’ zijn toegestaan. Werknemers en winkeliers die niet op zondag willen werken, mogen op geen enkele manier worden gedwongen op zondag beschikbaar te zijn en mogen van hun keuze geen nadelige gevolgen ondervinden. Gemeenten moeten met hun belangen uitdrukkelijk rekening houden. Ook mag de Arbeidsinspectie niet langer wegkijken.

 Om onnodig zondagswerk te voorkomen, moet innovatie mede gericht zijn op technologische ontwikkelingen die volcontinuprocessen overbodig maken.