• No results found

Nieuwe vormen in de schrijvende journalistiek

In document Medialogica (pagina 83-87)

2 Naar een geïntegreerd mediastelsel

3.1 Nieuwe vormen in de schrijvende journalistiek

Rond 1960 waren informatie en nieuws nog exclusief het terrein van journalisten en commentatoren die een scherpe scheiding aanbrachten tussen feitelijk nieuws en beschouwende opinie. Het hoofdredactionele commentaar in dag- en weekbladen, de causerie bij radio en televisie en het overzicht van buitenlands of politiek nieuws waren de genres waarom het in de journalistiek draaide. Het waren bij uitstek genres die beoogden leiding te geven aan de publieke opinie, bedreven door deskundige commentatoren die voor zichzelf een samenhangend overzicht van de Haagse of de wereldpolitiek schiepen. Deze genres zouden na 1960 geleidelijk uitsterven, de radiocauserie al in de jaren zeventig, het buitenland- en binnenlandoverzicht in pers en omroep in de jaren negentig. Alleen de hoofdredactionele commentaren in de dagbladen overleefden, zij het op pagina’s waarin lezers of externe deskundigen werden uitgenodigd hun eigen commentaar op zaken te formuleren.

Vanaf de jaren zestig veroverden journalisten de ruimte om voortdurend te kunnen experimenteren met zowel de vorm als de inhoud, op een wijze waar de traditionele elites geen greep meer op hadden en waarin de journalist zijn eigen- heid en persoonlijkheid kon leggen. Aan die journalistieke producten werd in toenemende mate ook de naam van de journalist verbonden. Een nieuwe generatie journalisten ontwikkelde bijvoorbeeld al vroeg op eigen kracht een stijl, die dicht in de buurt kwam van New Journalism, dat in dezelfde jaren in Amerika tot bloei kwam. De scheidslijn tussen feit en fictie werd geslecht door toe te staan dat journalisten in een literaire, sterk subjectieve stijl de feitelijke wereld zou- den kunnen beschrijven. Tal van schrijvers en journalisten voelden zich tot dit genre aangetrokken, dat ook uitnodigde tot participerende of langdurig-observerende journalistiek. Journalisten doken vóór publicatie soms maanden onder in een wereld die ze wensten te beschrijven. Deze nieuwe stijl kwam het meest tot uiting in weekbladen zoals Haagse Post en Nieuwe Revue. Ook bij de VPRO-radio en later ook de televisie (met name in de documentaire vormen) trad een nieuwe generatie programmamakers aan die het breukvlak van literatuur en journalistiek betraden.

Er ontstonden ook genres die tegemoet kwamen aan de toegenomen behoefte van de journalist actief en autonoom de waarheid te achterhalen. De al langer bestaande reportagevorm kreeg een verdieping in de vorm van onderzoeksjour- nalistiek en onthullingjournalistiek. Deze genres vergden dat journalisten langdurig onderzoek konden verrichten voor dossiers waarin zij nieuwswaarde zagen. Vooral het weekblad Vrij Nederland, dat in de jaren zeventig oplages haalde van 200.000 en veel prestige onder journalisten genoot, beoefende dit genre met veel verve. Maar ook landelijke dag- bladen (zoals de Volkskrant, Het Parool en NRC), regionale dagbladen (zoals De Limburger, Nieuwsblad van het Noorden en Utrechts Nieuwsblad) en omroepen (zoals VARA, VPRO, KRO en IKON) begonnen onderzoeksjournalisten in dienst te nemen. Dat leidde tot een groot aantal artikelen en programma’s over corruptie, fraude, misstanden en ander maat- schappelijk onaanvaardbaar gedrag van ondernemers, politici en andere notabelen en gezagsdragers.

De nieuwe genres kwamen tegemoet aan een behoefte aan meer en gevarieerder vormen van nieuws en informatie. Dezelfde trend manifesteerde zich in de geweldige groei van de interne pluriformiteit in de dagbladen. In het bijzonder sinds de jaren tachtig groeide de berichtgeving in de landelijke en regionale dagbladpers sterk, met name in sectoren zoals kunst en cultuur, economie en buitenland. Er kwamen aparte katernen en bijlagen – een ontwikkeling die nadelig zou uitpakken voor de achtergrond- en opiniebladen. Vrijwel alle opinieweekbladen kregen, zoals eerder vermeld, sinds de jaren tachtig te kampen met sterke oplagedalingen.

Tegelijk deed aan de andere kant van het journalistieke spectrum in de jaren zeventig een fenomeen zijn intrede dat weliswaar al langer bestond in andere landen, maar aan Nederland altijd voorbij was gegaan. In 1959 verscheen in het dagblad De Telegraaf de pagina Privé, geheel gewijd aan de wederwaardigheden van bekende mensen uit de amuse- mentswereld. In 1974 zag het eerste nummer van het weekblad Story, een andere representant van wat al snel bekend zou worden als de roddel- of boulevardpers, het licht. Deze pers, die later ook vertalingen zou krijgen op televisie, pro- beerde het tot dusver voor journalisten gesloten terrein van private aangelegenheden van bekende mensen te be- schrijven. De sterke oplagestijging van dergelijke bladen duidde erop dat van de gerichtheid op gevoelens en gedragin- gen van openbare figuren een grote aantrekkingskracht uitging op het publiek. Geleidelijk zijn journalistieke vormen en gedragingen die in de jaren zeventig exclusief behoorden tot het domein van de roddelpers door de kwaliteitsmedia overgenomen. Het privé-leven en het uiterlijk van openbare personen behoren inmiddels, evenals speculaties over en interpretaties van diens gevoelens, ook tot de interessesfeer van de reguliere journalist.

Wellicht de belangrijkste inhoudelijke vernieuwing op de lange termijn was de wisseling van perspectief. Het nieuws werd niet meer exclusief aan de hand van de agenda en de interpretatie van autoriteiten gebracht, maar steeds meer vanuit het perspectief van de burger of het publiek. Dat proces begon met aanvullingen op het autoriteitennieuws, maar eindigde in het wegdrukken daarvan. In dag- en weekbladen won in de jaren zestig en zeventig een benadering veld,

adviesa

d

v

ie

s

r aad vo o r m aatsc happelijk e o nt wikk eling

26

aa

d

v

ie

s

84

adviesa

d

v

ie

s

Het ontst aan v an een politiek-publicit air comple x 1 960-20 02 Bijlage 2

26

aa

d

v

ie

s

85

waarbij een bepaald probleem niet door de bril van de politiek werd beschreven, maar aan de hand van een persoon die

met het probleem te maken had. Het verhaal ging dan bijvoorbeeld niet over het debat dat over het wetsontwerp Bijstandswet werd gevoerd, maar om een persoon die in dusdanige sociale omstandigheden verkeerde dat hij/zij in aan- raking kwam met het uitvoeringsterrein van de Bijstandswet. Ontzuilende dagbladen zoals de Volkskrant, Het Vrije Volk en Trouw liepen bij deze vormvernieuwingen voorop. Aanvankelijk stonden ze in het teken van de emancipatie van min- derheidsgroepen die tot dan nauwelijks een stem in de media hadden gehad; vanaf de jaren tachtig werd het vooral een middel om de lezer meer bij de krant te betrekken. Een dergelijke journalistieke aanpak maakte het nieuws per- soonlijker en daardoor beter invoelbaar. Het bracht het nieuws ‘nabij’.

3.2 De omroepjournalistiek

Radio en televisie ontwikkelden zich in veertig jaar van voornamelijk op familieconsumptie gerichte media tot media waarin het meebeleven van en discussiëren over gebeurtenissen centraal staan. Vooral de televisie heeft zich in dit opzicht ontwikkeld tot het centrale medium in het publieke debat. De televisie schiep de mogelijkheid voor een natie- brede, gelijktijdige ervaring die zelfs de radio in haar topdagen niet haalde. Burgers konden meer dan ooit het idee krij- gen deelgenoot te zijn van gebeurtenissen op het moment dat ze zich voltrokken. De live-uitzending van de nacht van Schmelzer, het huwelijk van Beatrix en de kamerdebatten over de Drie van Breda waren de voorboden van een andere vorm van beleving, van een andere toonzetting ook, in het geval van de radio en televisie. Deze media hebben de par- ticipatie van het publiek aan de discussies over deze gebeurtenissen in hevige mate gestimuleerd.

Het publieksperspectief kreeg een plaats in programma’s waarin aan de hand van een bepaald maatschappelijk pro- bleem werd gepraat door mensen die het probleem aan den lijve ondervonden of die daarover een scherpe mening kon- den formuleren. Bij de radio leidde dat tot een vloed aan discussieprogramma’s waarbij het publiek zich rechtstreeks of via de telefoon in het debat kon mengen. Bij de televisie vonden dergelijke publieksdiscussies in de studio plaats. In 1970 begon de VARA met een totaal nieuw televisieformat waarin ervaringsverhalen werden verbonden met de mening van deskundigen en/of politici: Een groot uur U. Het was het begin van een genre praatprogramma’s dat beoogde men- sen met problemen te helpen door ruimte te bieden voor een openbaar gesprek. Ook hier trad dus de burger uit de anonimiteit omdat radio en televisie een podium voor de articulering van problemen en de formulering van meningen boden. De publieke opinie werd als het ware niet meer geleid, maar stem gegeven.

Maar wat begon als een poging de stemlozen een stem te geven, kreeg uiteindelijk een vervolg in vormen die vooral de bedoeling hadden de mediaconsument te verstrooien en te boeien. In de jaren zestig al was het fenomeen talkshow uit Amerika komen overwaaien, het eerst bij de AVRO die in 1963 begon met Voor de vuist weg, gepresenteerd door Willem Duys. Mies Bouwman haalde met Mies en scene (1965-1966) voor het eerst politici uit hun traditoneel-politieke rol. Ze toonde in haar programma vooral de menselijke kant van de politiek. Dat voorbeeld kreeg vele navolgers bij vrij- wel alle omroepen. De kern van het succes lag in de scherpe of amusante confrontatie van de boeiende persoonlijkheid van de talkshow-host met mensen uit het nieuws. Het dwong politici het gesprek met de samenleving niet alleen aan te gaan op politiek-inhoudelijk niveau, maar ook op algemeen menselijk en amuserend niveau.

De combinatie van serieuze informatie in een publieksvriendelijke, amuserende vorm wordt doorgaans aangeduid als het genre van de infotainment. Dit fenomeen, stammend uit de jaren zeventig, kwam door opkomst van de commerciële omroepen in de jaren negentig tot grote bloei, omdat de omroepen nog sterker dan voorheen publieksgericht gingen programmeren. Allerlei op doelgroepen afgestemde programmaformats zagen het licht waarin lichte informatie werd vermengd met muziek en andere ontspannende programma-inhoud. Het zijn vaak hybride genres, waarbij journalistieke elementen aan amusement worden gekoppeld. De talkshow vertakte zich in verschillende sub-genres als nieuws- en

actualiteitenshows, service- en consumentenprogramma’s, discussieprogramma’s rond zwaardere onderwerpen en per- sonalityshows. Opvallend was en is de rol van de anchorman of -woman, de centrale presentator, die op een zeer per- soonlijke wijze de informatie medieert.

In de journalistiek van de jaren tachtig en negentig is een groeiend belang te onderscheiden van publieksvriendelijke vormen. Een grote verscheidenheid aan doelgroepgerichte inhoud veroverde een plaats in het media-aanbod, misschien nog het meest duidelijk op de radio en bij de tijdschriftpers, waar kanalen (radiostations en tijdschrifttitels) van een algemeen karakter het moesten afleggen tegen kanalen die zich op een specifieke levensstijl of belangstelling richtten. De komst van commerciële omroep stimuleerde in aanzienlijke mate het ontstaan van televisieprogramma’s die beoog- den de mens, zijn probleem of zijn omgeving centraler te stellen dan de manier waarop autoriteiten, organisaties e.d. die problemen behandelden. Samenvattend is deze benadering ook wel aangeduid als publieksjournalistiek. In tv-pro- gramma’s zoals Hart van Nederland en Breekijzer (SBS-6) kwam die benadering het meest in het oog springend tot uiting, maar ook in programma’s over consumentenzaken, misdaad, gezondheid en politiek (zie daarvoor paragraaf 4) is de trend duidelijk herkenbaar.

Zo volgde de televisiejournalistiek de ontwikkelingen in de geschreven journalistiek, zij het in het algemeen maar ten dele, op afstand en in toenemende mate volgens haar eigen dynamiek. Dat had verschillende oorzaken.

Televisieredacties kenden tot ver in de jaren tachtig niet de omvang van krantenredacties. Dat betekende onder meer dat de nieuwsgaring dikwijls leunde op die van de gedrukte pers. Zaken en incidenten die in de schrijvende pers wer- den opgerakeld dienden frequent als inspiratie voor de onderbemande redacties van de tv-actualiteitenrubrieken en het tv-journaal. Daarnaast verliep ook de professionalisering van de televisiejournalistiek moeizamer. Veel journalisten had- den hun opleiding genoten bij de pers of de radio en waren aanvankelijk slecht toegerust voor de mogelijkheden die de televisie als audiovisueel medium bood.

Ook de interne verhoudingen binnen het omroepbestel waren van belang. Een efficiënte samenwerking was in het ver- zuilde systeem vrijwel onmogelijk. Er bestond tot in de jaren negentig zelfs een claimsysteem bij de publieke omroep, waarmee omroepen onderwerpen exclusief konden reserveren. En de informatieve programma’s werden in de jaren zeventig al snel overschaduwd door het zeer populair wordende televisieamusement. De druk van de kijkcijfers werd zo veel groter dan bereik- of lezersgegevens bij de geschreven pers.

Opvallend is hoe de zich snel ontwikkelende technologie een belangrijke invloed uitoefende op de journalistieke formats van de televisie. In het begin van de jaren zeventig was dat vooral het geval met de invoering van de draagbare 16 mm geluidscamera, die – samen met lichtgevoeliger films – de beweeglijkheid van de journalist sterk vergrootte. Mede onder invloed van stromingen als direct cinema en cinema vérité kwam zo een andere journalistieke stijl tot ontwikke- ling, die dicht aanlag tegen het eerder genoemde ‘new journalism’. De camera kon haar subjecten nu overal volgen, als een ‘vlieg op de muur’. Interviews werden los en terloops. Het was het begin van een ontwikkeling waarbij de camera steeds verder zou doordringen in zowel het publieke als het private domein.

Bij de dagelijkse nieuwsprogramma’s was de belangrijkste technologische ontwikkeling ongetwijfeld de overgang van film- naar videoregistratie begin jaren zeventig. Deze techniek vergrootte de mogelijkheden voor snelle bewerking aan- zienlijk. Het gaf bijvoorbeeld een stimulans aan de parallelmontage, een techniek die vanaf het eind van de jaren zestig in zwang was geraakt. De techniek kwam erop neer dat (bijvoorbeeld) twee langere interviews – in stukjes gehakt – confron- terend aan elkaar werden verbonden. Een niet in de werkelijkheid plaatshebbende polemiek kon zo in de montageruimte worden opgebouwd. De video joeg ook het tempo van beeldwisseling aanzienlijk omhoog. Interviews, speciaal bij het tele- visiejournaal, werden steeds korter. Afwisseling werd niet alleen gezocht in parallelmontage, maar ook in een dynamische ‘verbeelding’ van het besprokene door inserts van illustratiemateriaal, en door mixage van geluid- en muziekeffecten.

adviesa

d

v

ie

s

r aad vo o r m aatsc happelijk e o nt wikk eling

26

aa

d

v

ie

s

86

adviesa

d

v

ie

s

Het ontst aan v an een politiek-publicit air comple x 1 960-20 02 Bijlage 2

26

aa

d

v

ie

s

87

In de jaren tachtig en negentig kreeg deze techniek nog meer mogelijkheden in de vorm van satelliet- en straalver-

bindingen. Daarmee werden live debatten en confrontaties mogelijk en konden correspondenten in binnen- en buiten- land direct in de uitzending aan elkaar worden gekoppeld. De productietijd van het nieuws nam aanzienlijk af, mede door de introductie van video en innovaties in de montagetechniek. De redactionele mogelijkheid om nog in te grijpen en te selecteren verminderde door deze ontwikkeling aanzienlijk; datzelfde gold voor de overdenkingstijd van journa- listen, terwijl er daarentegen steeds sterker een beroep werd gedaan op hun interpretatievermogen.

Met de introductie van digitale technieken eind jaren negentig deed zich een nieuwe revolutie voor. Zowel bij opname-, montage- als ontvangsttechnieken werden de analoge signalen vervangen door digitale. Dat had als grote voordeel dat de ver- en bewerking van beelden en geluiden sneller en met meer mogelijkheden kon geschieden.

Satellietverbindingsapparatuur werd draagbaar, camera’s geminiaturiseerd en de montage op een simpele PC mogelijk. Het leidde onder meer tot kleinere nieuwsgarings-eenheden, zoals de one-man band, waar de journalist zowel camera- man (of vrouw), geluidsman als interviewer was. De omloopsnelheid van het nieuws werd nogmaals verhoogd. En ook hier geldt dat daarmee de controle- of overdenkingsmomenten bij de bewerking van het nieuws sterk verminderden. Rond 1980 had de televisiejournalistiek een min of meer vaste, zich van de pers onderscheidende vorm gevonden, die in de volgende decennia verder werd ontwikkeld. Een opvallend resultaat van dit proces was dat de journalistieke con- venties werden uitgebreid met elementen uit het fictieverhaal. Nieuws werd als het ware ‘gedramatiseerd’. Ze kreeg verhaalachtige elementen door de nadruk op conflict en confrontatie, door een sterke personalisering die voortkomt uit de fixatie op personen en uiterlijkheden – mede in de hand gewerkt door de letterlijke verbeelding die nu eenmaal eigen is aan het audiovisuele medium – en door de focus op identificatie door het breeduit tonen van menselijke emo- ties. En juist die elementen bleken een doeltreffend middel ter verhoging van de kijkcijfers, die bij de toenemende con- currentieverhoudingen in en buiten het bestel een steeds belangrijker rol gingen spelen. Ze bleken ook doorslaggevend voor de manier waarop politiek werd verbeeld, zoals in paragraaf 4 verder zal worden toegelicht.

Het is evident dat de vorming van het duaal bestel in 1989 een cruciale wending in de ontwikkeling van omroepwereld betekende. Veel ontwikkelingen zijn daar dan ook op terug te voeren, zoals de geleidelijke integratie – zichtbaar in o.a. de redactionele samenvoeging van actualiteitenrubrieken in NOVA, Netwerk en 2Vandaag – en fragmentatie, die tot uit- drukking komt in de veelheid van concurrerende programma’s op een groot aantal televisiekanalen, inclusief de lokale en regionale omroepen. Tegelijk zien we dat de redacties van nieuws- en actualiteitenprogramma’s op de televisie ook in omvang vrijwel gelijkwaardig werden aan die van de dagbladpers en er een sterke verzakelijking en professionalise- ring van het vak optrad. Waar vroeger de ideologische kleuring een overstap tussen omroepen vrijwel onmogelijk maak- te, was er nu sprake van een transfermarkt, waarbij de hoogst biedende de beste journalisten en presentatoren wist te binden.

In document Medialogica (pagina 83-87)