• No results found

Nieuwe verscheidenheid en lagere buurtcohesie: ook bij ‘happy diversity’ Een grote verscheidenheid naar herkomst gaat samen met een negatievere beoordeling van de

Bevolking met een migratieachtergrond

Kader 5.4. Nieuwe verscheidenheid en lagere buurtcohesie: ook bij ‘happy diversity’ Een grote verscheidenheid naar herkomst gaat samen met een negatievere beoordeling van de

relaties met andere buurtbewoners. Ons onderzoek laat zien dat dit ten dele een puur diversi- teitseffect is, dat los staat van de sociaal-economische compositie van de buurt. Deze samenhang beperkt zich namelijk niet alleen tot ‘achterstandswijken’ en tot de ‘oude’ vormen van verschei-

denheid. Ook in welvarende, hippe wijken waarin er sprake is van ‘happy diversity’ zet de grote internationale verscheidenheid de verhoudingen in de buurt soms fors onder druk. Het begrip ‘happy diversity’ heeft betrekking op een diverse bevolking met een hoog opleidingsniveau. Een treffende illustratie hiervan is het Zeeheldenkwartier in Den Haag. Dit is een zeer diverse buurt aan de rand van het centrum waar zich naast de klassieke migrantengroepen ook veel expats en kennismigranten hebben gevestigd. De hhi van de wijk was in 2015 met een waarde van 0,68 zelfs iets hoger dan die van Zorgvliet. Het onderstaande relaas van een buurtbewoner laat zien hoe ingewikkeld het is om de straat leefbaar te houden:

‘Henk woont al een jaar of dertig op de parterre van een arbeiderswoning aan de rand van het Zeeheldenkwartier. Links woont een bejaarde man. Daarboven een Canadese vrouw en daar- boven een Amerikaanse. Boven Henk woont een Griekse vrouw, daarboven een Nederlandse jongen en naast hem, op de hoek van de straat, woont op de parterre een Engelsman, een opera- liefhebber, daarboven een rustige vrouw met een kind uit Azerbeidzjan en daarboven een vrij- gevochten Portugees meisje. (…). De Canadese skypet bijna iedere avond – zeer luidruchtig en met de ramen open – met haar moeder in Canada. Bij de Portugese dame komen regelmatig vriendinnen over de vloer, die vaak tot in het ochtendgloren veel pret maken. Helaas doen ook zij dat met de balkondeuren open en dat veroorzaakt zo veel overlast dat een buurman verderop dreigt haar een kopje kleiner te maken. De operaliefhebber houdt van Maria Callas, en dat mag, alleen wil hij dat het liefst met alle buren delen en dat is soms vervelend. Verder heeft iedereen zijn storende eigenaardigheden, maar over het algemeen valt daarmee te leven. Dit betreft de nog net beheersbare overlast die plaatsvindt achter een gevelwand van 15 meter. Verderop in de straat wonen nog meer expats en kamerhuurders tussen gezinnen met kinderen, honden en katten. Met veel praten lukt het om de straat leefbaar te houden. Henk (63 jaar): “Omdat ik het hier een beetje in de gaten houd en bijna alle mensen die hier wonen ken, is het te doen. Anders hadden ze elkaar allang de oren afgesneden.” 18

Let wel, de uitgevoerde analyse vindt plaats op het niveau van afzonderlijke indivi- duen. We kunnen dan ook geen uitspraak doen over het verschil in buurtcohesie tussen een homogene en een diverse buurt. De mate waarin personen de cohesie in de buurt als sterk of zwak ervaren, hangt namelijk ook sterk af van persoonlijke kenmerken, zoals leeftijd, opleiding en inkomen. Zo daalt voor een 40-jarige, gehuwde vrouw met een Nederlandse achtergrond, een gemiddeld opleidings- niveau, gemiddeld besteedbaar inkomen en kinderen in het huishouden de beoor- deling van de buurtcohesie met ongeveer 25 procent als zij zou verhuizen van een etnisch homogene buurt naar een zeer diverse buurt (hhi ≈ 0,9). Vanwege de ver- schillen in het effect voor afzonderlijke individuen staan in figuur 5.1 geen waarden op de verticale as. De vorm van de relatie tussen diversiteit naar herkomst en buurtcohesie is in deze analyse voor elk individu echter wel hetzelfde.

Figuur 5.1. De relatie tussen diversiteit naar herkomst en buurtcohesie

Herfindahl-Hirschman-Index

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,88

Beoordeling buurtcohesie

Interactie-effecten: vooral middeninkomensgroepen beoordelen de buurtcohesie als zwakker naarmate de diversiteit hoger is

Ook voor onze analyse naar de interactie tussen diversiteit en respectievelijk inko- men en opleidingsniveau hebben we vijf inkomenskwintielen (van hoog tot laag) en drie opleidingsgroepen (hoog, midden en laag) onderscheiden. De resultaten zijn gevisualiseerd in figuur 5.2. Voor deze figuur geldt: hoe lager de score op de verticale as, hoe zwakker een bepaalde groep de buurtcohesie beoordeelt in een situatie van toenemende diversiteit. Figuur 5.2A laat zien dat meer diversiteit voor elke inkomensgroep gepaard gaat met een zwakkere buurtcohesie. Er zijn echter wel verschillen tussen de groepen. De buurtcohesie wordt als sterker beoordeeld door personen die behoren tot de hoogste 20 procent van de inkomens (Q1). Uit figuur 5.2A blijkt ook dat vooral middeninkomensgroepen (de kwintielen 2, 3 en 4) de buurtcohesie als zwakker beoordelen als de diversiteit in de buurt toene- emt.19 Op grond van onze analyses kunnen we voor deze uitkomst geen sluitende

verklaring geven.20 Een mogelijke verklaring is dat de middeninkomensgroepen

meer te verliezen hebben dan de laagste inkomensklasse, en dat diversiteit daar- door eerder als bedreigend wordt ervaren. De wrr stelde onlangs al vast dat bij de middenklasse groeiende onzekerheid heerst over het handhaven van de maat- schappelijke positie (Engbersen et al. 2017). Daarnaast beschikken middengroepen, in vergelijking met hoge inkomensgroepen, over minder financiële mogelijkheden om te verhuizen als hun huidige buurt niet meer bevalt. Voor rijkeren zal het wonen in een diverse buurt vaker een vrije keuze zijn en deze groep staat mogelijk welwillender tegenover diversiteit (Tolsma et al. 2009: 293).

Figuur 5.2B laat zien dat meer diversiteit voor elke opleidingsgroep gepaard gaat met een geringere buurtcohesie. De verschillen tussen de opleidingsgroepen zijn echter beperkt.

Figuur 5.2. Het effect van de hhi op buurtcohesie naar inkomen (A) en opleiding (B)

Q1 Q2 Q3 Q4 Q5 -1,2 -1 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2 0 hoog laag

A

B

midden

Een puur diversiteitseffect: hoe diverser de buurt, hoe zwakker de ervaren buurtcohesie De effecten van diversiteit naar herkomst zijn onderzocht door middel van de hhi. Een probleem van de hhi is dat elke inwoner van een buurt eenzelfde diversiteits- score krijgt toebedeeld, ongeacht de herkomstgroep van de betreffende inwoner. Hierdoor wordt er geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de aanwezig- heid van de eigen bevolkingsgroep juist positief kan uitwerken. Het aandeel van de eigen bevolkingsgroep is dus zowel een indicator van de diversiteit naar herkomst in de woonbuurt als van de mogelijkheid om relatief gemakkelijk sociale bindin- gen met anderen aan te gaan. Voor personen met een migratieachtergrond hangt de diversiteit van de woonbuurt dus vaak in hoge mate samen met het aandeel van de eigen herkomstgroep.

Om na te gaan of diversiteit naar herkomst ook los van het aandeel van de eigen herkomstgroep samenhangt met de buurtcohesie, hebben we in een nadere analyse zowel rekening gehouden met het aandeel van de out-group (1 minus het aandeel van de eigen groep) als met de diversiteit van de overige groepen – in dit geval dus de groepen met een migratieachtergrond. De diversiteit van de overige groepen noemen we de hhi17. Het effect van de hhi17 op buurtcohesie kan men zien als een

‘puur’ diversiteitseffect. De uitkomsten voor personen met een Nederlandse ach- tergrond staan in tabel 5.2.

Tabel 5.2. Regressieanalyses* ter verklaring van buurtcohesie voor personen met een Nederlandse achtergrond, effecten van het aandeel out-group, en de diversiteit van de out-group

b ȕ

Aandeel out-group -1,08 -0,21

HHI17 -0,73 -0,09

R2 0,10

N 69.034

* De twee weergegeven regressiecoëfficiënten zijn significant (p < 0,001). Bij de analyse is gecontro- leerd voor individuele variabelen (geslacht, leeftijd, huishoudtype en positie in het huishouden, gestandaardiseerd huishoudinkomen, het al dan niet hebben van een uitkering als voornaamste in- komensbron en hoogst gevolgde opleidingsniveau) en contextuele variabelen (stedelijkheid van de gemeente en sociaal-economische achterstand van de buurt).

Zowel het aandeel out-group als de hhi17 zijn significant. Dit bekent dat naarmate

het aandeel inwoners met een niet-Nederlandse achtergrond en de diversiteit bin- nen deze groep groter is, bewoners met een Nederlandse achtergrond de buurt- cohesie als zwakker beoordelen. Helaas is het niet mogelijk om voor groepen met een andere herkomst dan de Nederlandse te werken met de hhi17. Dit komt door-

dat voor de andere herkomstgroepen de omvang van de Nederlandse herkomst- groep te zeer bepalend is voor de waarde van de hhi17.

De beoordeling van buurtcohesie door personen met een migratieachtergrond varieert We hebben in onze analyses ook gekeken naar de beoordeling van buurtcohesie door personen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse achter- grond. Uit deze analyses komt naar voren dat mensen met een Turkse en Marok- kaanse achtergrond de buurtcohesie niet of nauwelijks als zwakker beoordelen als de diversiteit naar herkomst hoger is. Personen met een Surinaamse en Antilli- aanse achtergrond beoordelen daarentegen de buurtcohesie wel als zwakker bij een hoge hhi. De mate waarin de hhi samenhangt met de beoordeling van buurt- cohesie is voor mensen met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond ongeveer hetzelfde als voor individuen met een Nederlandse achtergrond.

s a m e n v a t t e n d

Vatten we de bevindingen van de eigen analyse samen dan zijn de volgende patro- nen zichtbaar:

– Diversiteit naar herkomst en waardering van de buurtcohesie hangen met el- kaar samen: hoe diverser een buurt is, hoe zwakker de ervaren buurtcohesie.

– Een lage sociaal-economische status van de buurt waarin men woont, leidt ertoe dat de buurtcohesie als zwak wordt beoordeeld. Het effect van verschei- denheid naar herkomst is echter verreweg het grootst. Zowel hoge, midden-, als lage inkomensgroepen beoordelen de buurtcohesie als zwakker naarmate de diversiteit groter is. Dit geldt in het bijzonder voor middeninkomensgroepen. – Zowel laag-, middelbaar- als hoogopgeleiden beoordelen de buurtcohesie als

zwakker in meer diverse buurten. De verschillen tussen deze groepen zijn beperkt.

– Naarmate het aandeel inwoners met een niet-Nederlandse achtergrond in een buurt hoger is, evenals de diversiteit binnen deze groep, beoordelen bewoners met een Nederlandse achtergrond de buurtcohesie als zwakker.

– Ook inwoners met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond beoordelen de buurtcohesie als zwakker als de diversiteit naar herkomst groter is.

Uit andere Nederlandse onderzoeken komt naar voren dat de mate van diversiteit naar herkomst in de buurt geen gevolgen heeft voor het algemeen vertrouwen en burgerparticipatie, waaronder vrijwilligerswerk. Wel laat dat onderzoek ook zien dat een toename van diversiteit gepaard gaat met een minder positieve beoordeling van buurtrelaties en minder frequent contact met buurtbewoners. De verschillen in uitkomsten over buurtcohesie enerzijds en algemeen vertrouwen en burger- participatie anderzijds zijn verklaarbaar. De beoordeling van de buurtcohesie hangt sterker samen met de aard van de buurtkenmerken, waaronder de hhi, dan de mate waarin men algemeen vertrouwen heeft of bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doet. Dit zijn immers geografisch minder begrensde vormen van sociaal kapitaal.

5 . 4

d i v e r s i t e i t n a a r h e r k o m s t e n v e r l i e s g e v o e l e n s

Door de aanwezigheid van veel verschillende migranten kan de gevestigde bevol- king vervreemding ervaren.21 Veel personen met een Nederlandse achtergrond

hebben bijvoorbeeld het gevoel dat zij macht en zeggenschap verliezen aan nieuw- komers (Smeekes en Mulder 2016). Zij voelen zich niet langer thuis in ‘hun’ Neder- land. Het Verwey-Jonker Instituut vat dit samen als “het gevoel een vreemde te zijn

in eigen land”.22

Dergelijke gevoelens worden omschreven met de term ‘verliesgevoelens’: het gevoel dat waardevolle elementen uit het verleden verloren gaan als gevolg van ongewenste ontwikkelingen in het heden (Smeekes en Mulder 2016). Verlies- gevoelens kunnen allerlei oorzaken hebben. Zij vloeien bijvoorbeeld voort uit institutionele veranderingen die nieuwe onzekerheden met zich meebrengen, zoals de gevolgen van globalisering voor de arbeidsmarktpositie van mensen. Hier gaat het echter alleen over verliesgevoelens vanwege diversiteit naar herkomst. Daarbij onderkennen we dat verliesgevoelens als gevolg van de aanwezigheid van

personen met een diverse migratieachtergrond vaak een uiting zijn van onvrede over andere zaken, zoals de onvrede over de inkomenspositie of de eigen precaire positie op de arbeids- en huizenmarkt.23

Verliesgevoelens door de toegenomen diversiteit naar herkomst zijn onder te bren- gen in drie subthema’s: (1) verliesgevoelens over zeggenschap, (2) verliesgevoelens over cultuur en identiteit en (3) verliesgevoelens over ‘thuis’. Naar het laatste sub- thema hebben we zelf onderzoek verricht. Daarom hebben we dit met een blauwe kleur weergegeven in schema 5.3.

Schema 5.3. Subthema’s van verliesgevoelens

Verliesgevoelens

Verlies van