Fol. 61v +
Een nieu Liedeken op de wijse /
Lustighe Jonghers wilt veriolijsen.
IN des Heeren name wilt nu vergaren /
Nae Godts verclaren // ghy dochters Sion al / Grijpt aen den Psalter van thien Snaren /
Droefheyt laet varen // met een vrolijck gheschal / 5 Singt hem een Nieu liet / hier in dit eerdtsche dal /
De Heer verheuen / Die ons heeft ghegheuen /
Sijn Ghenade / die eewich dueren sal. Singt. etc. Dats Christus voorwaer // merckt ghy edel sinnen / 10 Dauid vol minnen // die Goliath seer fel /
Den helshen Tyran nijdich in d'beghinnen / Hier quam verwinnen // deur t'godlijck voortstel / D'welck ghy ghesien hebt Kinders in Jsrael /
+ Fol. 62 +
Dies ghy met eeren / 15 Sijnen Lof vermeeren
Sult / en altijt sijn Goetheyt prijsen wel. Hy eest alleene / niemant sijns ghelijcke / Die Erm en Rijcke // deur sijn Ghenadicheyt / Jn allen nooden by (dits autentijcke)
20 Staen / sonder swijcke // wil soo hy selue seyt / Hier om van ganscher herten v rustich bereyt / Jn sijns Wets weghen /
Gaet hem vrylijck teghen /
Looft sijn goey Daden soo heerlijck wt ghebreyt. 25 Al hebt ghy-lichtveerdich zeer onbesneden /
Onlanckx gheleden // bedreuen boose daet / Wilt daer om wanhopich niet aftreden / Den Pat des Vreden // voor v noch open staet / En alle die nemen op hem haer Toeuerlaet / 30 Soo metten Vromen /
Totten Heere comen /
Want siet / aen hem heeft hy een goet behaghen / Die t'allen daghen // oprecht van herten zijn / 25 Jn vreese haers Godts na sijn Gheboden vraghen /
Swerelts toedraghen // met haren valschen schijn / Altijt versmaden / dus siet met moede fijn / Vast op dees dinghen /
Soo sult ghy voortbringhen
40 Vruchten des Leuens // tot elcken termijn / Al sijn Beloften sal hy v sterck houwen /
Wilt daer op bouwen // vast deur t'gheloouich werck /
+ Fol. 62v +
Salich zijnse die soo in hem betrouwen / Liefde ontvouwen // hier in des werelts perck / 45 Hierom ghestadich neemt op Gods woordt gemerck
Teghen ts' Vleeschs lusten: Wilt daer vry op rusten /
Soo sult ghy verwinnen // al metter deuchden sterck. Ghelijck den Appel van sijnder ooghen
50 Sal hy voor dooghen // v wel bewaren reyn // Hier om en vreest dan gheen Nijdts bethoogen: Maer met verhooghen // lijdt sulckx vry ghemeyn / Blijft vast by hem / als hy by v certeyn /
Soo sult ghy eruen 55 Vol soeter conseruen /
T'Rijck Godts met Christo / dat alderbeste greyn. Prince.
Prince / dit Liedeken zeer slecht van prijse / Laet met sijn wijse // v toch ghelieuen hier / Oft Sauls gheesten / noch eens docht een spijse / 60 Die nae de Ghijse // Dauids wat smaeckte schier /
Hier nu beuolen den oppersten Princier / Die v volleestich
T'Corenbloemken gheestich /
Bijlage XV
(1574)
(Deuchdelijcke Solutien 1574, K.B. Brussel; cf. supra, p. 113)
+ [C 4] +
In viericheyt groeyende.
Tshertoghenbosch.
HOe schadelijck en deuchdelijck d'exempel is. Der Ouders haren kinders / is noot om weten: Bysonder die daer t' verstant simpel is / Oft de vreese Gods gheheel wordt vergheten. 5 O ghy ouders die uwen tijt hebt versleten
Jn een boosch leuen / neemt dit ter herten vry / En ghy die v seluen wel hebt ghequeten Deur t'goet exempel / weest vrolijck en bly. Ghy vaert beyde voort / maer niet met een ghety / 10 Deene ter doot / ende dander ten leuene
Soo tvat in heeft / gheuet vuyt / quaet oft goet hoet sy / En soo drinckent bey uwe kinders euene:
Dwelck hen soo schadelijck is te gheuene / En oock deuchdelijck na des waerheyts bediet / 15 Als tsteruen / en d'leuen / haerder zielen siet.
Siet ghy als vaders / leydt een leuen quaet hier / Deur dronckenschap / ghiericheyt / en ander sonden / Wat doet ghy? gheeft ghy niet deur alsulcken daet hier Een schadelijcke oorsake valsch int gronden /
20 Vwen kinders om tselue spoor onghebonden Jn te tredene / thaerder zielen schade groot / Soo zy weer in contrary / na sgheests oorconden Doen / die hier voeren een Christelijck leuen deuoot. Men seyt ghemeynlijck: soo d'ouders pypen bloot. 25 Danssen de jonghers / en men sieghet meest blijcken
Den quaden / oft goeden / voorganck van thoot / Volcht den nagangher sonder af wijcken. Dus is dit exempel om claer ghelijcken
Den kinders soo schadelijck oft duechdelijck yet / 30 Als tsteruen / en d'leuen / haerder zielen siet.
+ [C 4v] +
Als tsteruen en dleuen / dit is voorwaer soo: Want quaet doen / werct de doot soo wy bekinnen / Goet doen / dleuen: dwelck beyde volcht naer soo / En Godt ons te kiesene gheeft wt minnen /
35 Hoe wel sulcx aen hen seluen buyten noch binnen Niemant en schaet / noch baet / dan diet doet alleene: Daerom sullen d'ouders den jonghen sinnen
Der deuchden exempel voor wysen reene.
Want watmen den kinders jonck inplant ghemeene / 40 Blijft hen (oudt sijnde) best bi / tsy boosheyt oft deucht /
Hoe wel de natuere t'quaet meest trect te beene Daer sy toe geneycht is / en dick in verheucht. Dus is d'exempel der ouders die jonghe jeucht Soo schadelijck en deuchdelijck diet recht bespiet / 45 Als steruen en dleuen / haerder sielen siet.
Prince.
Hier om ghy ouders en wilt niet setten dan Den worm inden pels / die van selfs wel groeyt: Deur een ongheschickt leuen vol smetten dan / Daer ghy v seluen en v kinders deur ontgoeyt:
50 Maer gheeft hen een exempel dat deuchdelijck bloeyt / Deur een recht Christelijck leuen naer dbetamen: Op datmen v als Heydens niet en verfoeyt /
Die tgheloof missen / hen voor Godt moeten schamen. En ghy kinders wilt oock de mate soo ramen /
55 Met ghehoorsaemheyt / en bysonder hebt acht / Op d'exempelen en gheboden tsamen
Ws gheestelijcken vaders / als wyse bedacht:
Want siet / dits den kinders / soo sijt hebben bevracht / Schadelijck en deuchdelijck hoet gheschiet /
60 Als tsteruen en dleuen haerder sielen siet. Cassyere.
Bijlage XVI
(1574)
(Deuchdelijcke Solutien, 1575, Universiteitsbibl., Amsterdam; cf. supra, p. 114)
+ Fol. Evv +