• No results found

Nederlanders over gezond

11. Niet bezig zijn met gezondheid en gezond leven

Dit rapport is geschreven voor mensen die als beleids- medewerker, onderzoeker of in een andere professionele rol werkzaam zijn in de publieke gezondheidszorg. Vermoedelijk vinden deze lezers hun eigen gezondheid een groot goed en vinden ze het de moeite waard om daar in te investeren. Er is echter ook nog een grote kans dat deze lezers zich in hun werk en wellicht ook privé omringd weten met gelijkgestemden; mensen die gezondheid belangrijk vinden en daar wat voor over hebben. Deze lezers zijn er wellicht niet van op de hoogte hoe hun medeburgers die niet aan hun eigen gezondheid werken over hun gezondheidsgerelateerde gedrag vertellen en dat gedrag legitimeren. Om deze mensen beter te kunnen begrijpen is het de moeite waard om van deze verhalen en argumenten kennis te nemen. In dit hoofdstuk komen mensen aan het woord voor wie gezondheid niet de hoogste prioriteit heeft. Het zijn de deelnemers aan de groepsgesprekken die zeggen dat ze nauwelijks over het thema gezondheid nadenken en dat de boodschappen over gezond leven langs hen heen gaan. De wens om anders te gaan leven ontbreekt.

Gewoon leven zonder op gezondheid te letten

In een van de groepsgesprekken begint de gespreks- leidster met de veronderstelling dat iedereen wel iets voor zijn of haar gezondheid doet. Een begrijpelijke veronder- stelling, die niettemin toch een misvatting blijkt te zijn:

Gespreksl.: ‘We doen en laten allemaal wel dingen voor de gezondheid. Je weet wel, bijvoorbeeld: ik neem elke dag een Yakultje weet ik veel wat. (...). Doe je dingen om…?’

Resp. 3: ‘Nee, ik doe helemaal niks. Ik sport zelf niet eens.’ Gespreksl.: ‘Dat vind je ook niet belangrijk?’

Resp. 3: ‘Nee, ik heb eigenlijk geen behoefte om, om een doel te stellen of ... me er heel erg mee bezig te houden, nee.’

Vervolgens probeert de gespreksleidster op allerlei manieren haar iets te laten zeggen waaruit blijkt dat ook zij iets voor haar gezondheid doet. Maar bij al deze pogingen krijgt de gespreksleidster nul op rekest. Het gesprek eindigt met:

Gespreksl.: ‘Ik ben gewoon een beetje op zoek of jij stiekem een beetje gezond leeft.’

Resp. 3: ‘Nee, ik leef absoluut niet gezond, ja, echt niet.’

Het kan goed zijn dat deze deelneemster ook geen bijzondere reden had om iets voor haar gezondheid te

doen, waarbij dan meespeelt dat gezond zijn vaak zo vanzelfsprekend is.

Marchanderen tussen afzien en genot

In hoofdstuk 8 is besproken dat een gezonde leefstijl voor mensen met ‘iets’ in de vorm van een aandoening of risicofactor een andere lading kan hebben dan voor mensen zonder ‘iets’. Maar ook wanneer er meer druk wordt uitgeoefend om gezond te gaan leven, kan het goed zijn dat iemand daar gewoonweg geen zin in heeft. Vooralsnog winnen de genotmiddelen de strijd. Dat is duidelijk te zien in het volgende gespreksfragment. Een jonge vrouw met kinderen vertelt dat het ‘iets’ wat ze heeft nog niet erg genoeg is om de genotmiddelen aan de kant te zetten:

Gespreksl.: ‘Wat doen jullie voor je gezondheid?’ Resp. 5: ‘Niet veel, ik heb last van maagzweertjes,

onverklaarbaar, want ik heb er geen bacterie bij. Ik moet stoppen met roken, ik mag geen koffie, maar bewust ga ik er gewoon mee verder. Ja bewust, je kan er gewoon niet vanaf blijven.’

Gespreksl.: ‘Zo van, ik heb het er niet voor over om koffie te laten staan?’

Resp. 5: ‘Nou ja, dat niet, maar je kan er gewoon niet vanaf. En ja, die stap voor mij is een beetje, nou ja, ik wil het niet. Ik wil niet stoppen met roken, ik wil het niet. Als ik het zou willen, dan zou ik kunnen stoppen, maar ik wil het niet.

(….)

Ze hebben laatst bij mij een blaastest gedaan, ik moest gaan blazen, nou, longfunctietest. Ik zeg nou, als het slecht komt, dan ga ik stoppen, maar het kwam nog goed uit en dan ga je door. (…)

En met die maagzweer inderdaad, ik mag geen alcohol zuipen, ik mag niet roken, ik mag geen koffie. Ik heb binnenkort weer een gastro- scopie en als ik zie het gaat niet beter, dan zou dat voor mij de drempel zijn van, nou ga je stoppen.’

Gespreksl.: ‘Dus, dat is dan wel weer een stimulans.’ Resp. 5: ‘Inderdaad, maar nu heb ik dat gewoon niet en

ik wil er niet mee stoppen.’

Deze deelneemster lijkt een bewuste afweging te maken, waarbij ze het plezier dat ze beleeft aan genotmiddelen afzet tegen de inschatting van de risico’s die dat met zich meebrengt in haar situatie.

Preventieparadox

Deze kosten-batenafweging is een manier om tegen ongezond gedrag en verslavingen aan te kijken en dit gedrag te beargumenteren. Een ander verschijnsel dat kan bijdragen aan het begrijpen van ongezond gedrag is de

persoonlijke preventieparadox die op twee manieren op te vatten is: enerzijds zijn er de ongezond levende mensen, die desondanks lang leven en vitaal blijven en anderzijds zijn er de gezond levende mensen die iets ernstigs overkomt dat moeilijk te rijmen valt met hun verant- woorde, door gezondheid gedreven levenswandel. In

hoofdstuk 7, dat over grip op gezondheid gaat, maakten we daar al melding van. Het volgende fragment uit de gespreksgroep met mensen met een lage ses is een voorbeeld van de tweede variant. Een weduwe van 59 jaar vertelt:

Resp. 6: ‘Mijn man heeft altijd gesport, hij heeft altijd gefietst, hij deed alle boodschappen voor me, en hij krijgt een hersenbloeding. Ik bedoel, en nooit gerookt, hij dronk op een verjaardag een glas melk of een glas water.’

Gespreksl.: ‘Dat heb jij meegemaakt, dus dat is voor jou heel ingrijpend. Heeft dat jouw blik op gezondheid helemaal veranderd, of dacht jij toch al zo?’

Resp. 6: ‘Nee, eigenlijk ben ik te nonchalant ermee, het interesseert me niet, ik zie het wel. Het zal mijn tijd wel duren denk ik altijd maar.’

Het lijkt erop dat deze variant van de preventieparadox een vorm van apathie in de hand werkt, waarvoor je ook de term ‘aangeleerde hulpeloosheid’ zou kunnen gebruiken. Het is de moeite waard ook kwantitatief te onderzoeken in hoeverre een zekere onwil ten opzichte van gezond leven is terug te voeren op het van nabij meemaken van de preventieparadox.

Conclusies

In dit hoofdstuk zijn mensen aan het woord geweest die zeggen niets voor hun gezondheid te doen. Wat kunnen we van hun verhalen leren? Het meeste inzicht verschaffen de tekstfragmenten waar mensen duidelijke argumenten voor hun handelen geven. Dat doen ze als ze er bijvoor- beeld door een professional op gewezen worden dat ze eigenlijk gezonder zouden moeten gaan leven, maar dat toch niet doen. Soms maakt de patiënt/cliënt bewust een afweging om zich weinig of niets van die zachte drang van de professional aan te trekken. Men gaat als het ware in onderhandeling met zichzelf en met de professional en weegt het genot van ‘lekker en stout’ af tegen de inschat- ting van de risico’s die daaraan verbonden zijn. De mate waarin iemand het water aan de lippen staat, bepaalt dan de uitkomst.

Moeilijker te duiden is het wanneer ‘niets voor je gezond- heid doen’ terug te voeren is op een soort vanzelf sprekend- heid, die vaak niet onder woorden wordt gebracht. Als je gezond bent en je jezelf gezond voelt, is het ook niet nodig om iets extra’s te doen. In die situatie voel je de urgentie niet. Dan kan het ook nog zo zijn dat die gezondheid en dat gezonde gevoel terug te voeren zijn op een, wellicht van

huis uit meegekregen, vanzelfsprekend gezonde leefwijze. Soms lijkt niets doen te staan voor een apathie die terug te voeren is op de preventieparadox en dan met name die variant waarbij gezond levende mensen in de omgeving toch door iets ernstigs werden getroffen.

Gezond leven is niet alleen een kwestie van doen (deel 2 van dit rapport), maar ook van weten. Zoals de overvloed van consumptiegoederen het moeilijk maakt om er een gezonde leefstijl op na te houden, zo maakt de overvloed aan informatie het er niet eenvoudiger op om te weten wat gezond voor je is. In dit deel staan we stil bij de zogenoemde informatie­overload in onze samenleving (hoofdstuk 12) en de tegenstrijdige berichten die er over gezond leven de ronde doen (hoofdstuk 13). Die informatie ­overload maakt het moeilijk om gezondheids­ boodschappen op hun waarde te schatten en dat zien we in hoofdstuk 14. Dit deel sluit af met twee korte hoofdstukken over controversiële aspecten van het gezondheidsbeleid. In hoofdstuk 15 gaat het over de reacties die het rookverbod in de horeca oproept. Dit onderwerp kwam tijdens het onderzoek als vanzelf ter sprake omdat de groeps gesprekken plaatsvonden rond de invoering hiervan op 1 juli 2008. Omdat in de discussie over het rookverbod het woord betutteling nogal eens valt, wordt in hoofdstuk 16 een poging gedaan om te laten zien wat Nederlanders met dat begrip nu eigenlijk bedoelen.

Deel 3

Kennis en

informatie over