• No results found

Aandeel in de bevolking

In dit onderdeel staan de NEET-jongeren (Not in Education, Employment or Training) centraal. Een jongere wordt als NEET geïdentificeerd als hij of zij niet aan het werk is en geen onderwijs of opleiding volgt. Hoewel het een zeer heterogene groep is en niet elke NEET-jongere een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft, blijven veel van hen onder de radar. Het gaat hier in het algemeen over een kwetsbare groep en bijgevolg een belangrijke doelgroep voor het beleid.

De NEET-ratio geeft een zicht op het voorkomen en de evolutie van het aandeel NEET-jongeren. De leeftijdsgroep waarvoor het percentage NEET doorgaans berekend wordt, is afgebakend van 15 tot en met 24 jaar. Eén van de Belgische EU2020-doelstellingen houdt bijvoorbeeld in dat het percentage NEET-jongeren tussen 15 en 24 jaar beperkt moet worden tot maximum 8,2%.

Wanneer we kijken naar de huidige kenmerken van de jongeren, dan merken we op dat NEET-jongeren vaker mannen zijn (53,0%) en geboren zijn in België (84,2%). In vergelijking met de totale jongerenpopulatie (15-24 jaar) stellen we een oververtegenwoordiging vast van jongeren geboren buiten een EU28-land en van jongeren die hinder ervaren door een handicap, aandoening of ziekte (tabel 10).

Figuur 13: Aantal (x 1000) en aandeel (%) NEET-jongeren | Vlaams Gewest, 15-24 jaar, 2008-2019

Noot: * tijdsbreuk tussen 2016 en 2017. In 2017 werd de EAK grondig hervormd, wat zorgt voor een breuk in de resultaten.

De evolutie moet bijgevolg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

Figuur 13 toont de evolutie van de NEET-ratio van 2008 tot 2019. Na de economische crisis in 2008-2009 steeg de NEET-ratio in Vlaanderen, maar aan deze stijgende trend kwam een einde in 2013. Vanaf dan kent Vlaanderen een graduele daling van het aantal NEET-jongeren. Voor de leeftijdsgroep van 15- tot 24-jarigen bedroeg de NEET-ratio in 2019 7,5%, wat betekent dat 54 000 jongeren tussen de 15 en 24 jaar geen betaalde arbeid hebben verricht tijdens de referentieweek, noch deelnamen aan onderwijs of opleiding gedurende de referentiemaand. De NEET-ratio anno 2019 komt in de buurt van

46

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017* 2018 2019

Aantal NEET (15-24 jaar) Aandeel NEET (15-24)

26

het niveau voor de start van de economische crisis van 2008. Het verloop van deze curve suggereert de kwetsbaarheid van deze jongeren voor de impact van de conjunctuur.

NEET-ratio naar achtergrondkenmerken

Figuur 14: NEET-ratio (%) volgens socio-demografische kenmerken | Vlaams Gewest, 15-24 jaar, 2019

Noot: ‘nb’ wijst op niet-betrouwbare gegevens wegens te kleine celaantallen

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

In figuur 14 ontleden we de NEET-ratio volgens de socio-demografische kenmerken geslacht, opleidingsniveau, geboorteland en het hebben van een handicap, aandoening of ziekte. Voor elke subgroep van de Vlaamse jongeren tussen 15 en 24 jaar berekenen we de NEET-ratio. De meest opmerkelijke verschillen zijn te vinden bij geboorteland en handicap. Zo is 20,3% van de personen tussen 15 en 24 jaar die niet geboren zijn in EU-28 NEET, wat drie keer zo hoog is als bij jongeren die wel in België geboren zijn. Onder deze NEET vinden we erg veel jongeren die nog niet lang in België zijn (50,4% is minder dan vijf jaar in België, tegenover 24,7% bij alle 15- tot 24-jarigen geboren buiten de EU-28). Bij personen die hinder ervaren door een handicap, aandoening of ziekte is een op vier jongeren NEET (25,1%). Opleidingsniveau speelt voor deze leeftijdscategorie geen opvallende rol. Het verschil is echter meer uitgesproken wanneer we de leeftijdsgroep aanpassen aangezien een groot aandeel kortgeschoolden jonger is dan 18 jaar en dus leerplichtig is. Kijken we naar 18-29 jaar, dan stijgt de NEET-ratio voor kortgeschoolden naar 20,0% versus 6,0% voor hooggeschoolden. Het aandeel NEET ligt bij kortgeschoolden tussen 25 en 29 jaar nog hoger: daar is 33,2% van de kortgeschoolden NEET tegenover 5,3% van de hooggeschoolden (niet in de figuur).

7,8

27

Afstand tot de arbeidsmarkt

Tabel 8: Huidige arbeidsmarktpositie van NEET-jongeren | Vlaams Gewest, 15-24 jaar, 2019

Aantal %

Werkloos 15 144 28,3

Niet-beroepsactief 38 393 71,7

Met arbeidswens 11 636 21,7

Zonder arbeidswens 26 757 50,0

Totaal 53 537

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

Tabel 8 geeft de huidige arbeidsmarktpositie weer van NEET-jongeren. Om de afstand tot de arbeidsmarkt van deze jongeren in kaart te brengen, worden de NEET-jongeren opgesplitst in drie groepen: de werkloze NEET, de niet-beroepsactieve NEET met arbeidswens en de niet-beroepsactieve NEET zonder arbeidswens. De afstand tot de arbeidsmarkt is het kleinst voor de werkloze NEET, aangezien zij actief werk zoeken en meteen inzetbaar zijn. De afstand is groter voor de niet-beroepsactieven, maar dit hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat hij of zij niet bereid is om te werken. Het hangt er namelijk vanaf of de jongere in kwestie al dan niet een arbeidswens heeft. Van de totale groep NEET-jongeren tussen 15 en 24 jaar is 28,3% werkloos, 21,7% niet-beroepsactief met arbeidswens en 50% niet-beroepsactief zonder arbeidswens. Dit betekent dat net de helft (50%) van hen ofwel effectief werk zoekt, ofwel wenst te werken.

Figuur 15: Zelf-gepercipieerd socio-economisch statuut van niet-beroepsactieve NEET-jongeren | Vlaams Gewest, 15-24 jaar, 2019

Noot: ‘nb’ wijst op niet-betrouwbare gegevens wegens te kleine celaantallen

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

We kennen ondertussen de verdeling naar objectieve arbeidsmarktpositie van NEET-jongeren.

Vervolgens willen we ook weten hoe NEET-jongeren, en dan meer specifiek de niet-beroepsactieve NEET, hun eigen sociaaleconomische situatie omschrijven (figuur 15). Het is opvallend dat meer dan de helft van de niet-beroepsactieve NEET (52,7%) zichzelf toch als leerling, student of in beroepsopleiding beschouwt. Het gaat hier mogelijk over jonge schoolverlaters die even een pauze

52,7

nb 14,6 15,5

nb

Leerling/student/in beroepsopleiding Huisvrouw/man

Arbeidsongeschikt Werkloos Andere

28

inlassen vooraleer ze de zoektocht naar een job starten, jongeren die nog een vervolgopleiding starten in de toekomst of jongeren die ingeschreven zijn als student in het academiejaar maar niet of slechts in beperkte mate naar de les gaan. Daarnaast ziet 14,6% zichzelf als arbeidsongeschikt. Buiten de restcategorie is er nog de groep die zichzelf als werkloos omschrijft (15,5%) ook al zijn ze inactief.

Aangezien de ILO-definitief van werkloos redelijk strikt is, gaat het hier om jongeren die ofwel niet actief naar werk hebben gezocht tijdens de referentiemaand ofwel niet onmiddellijk beschikbaar zijn voor een job. De groep van niet-beroepsactieve NEET is dus redelijk heterogeen.

Tabel 9: Aandeel (%) NEET-jongeren dat ooit betaalde arbeid heeft verricht naar huidige arbeidsmarktpositie en leeftijd | Vlaams Gewest, 15-24 jaar, 2019

NEET-jongeren (15-24 jaar)

Werklozen 55,7

Niet-beroepsactieven 23,7

Met arbeidswens 45,3

Zonder arbeidswens nb

Totaal 32,7

Noot: ‘nb’ wijst op niet betrouwbare gegevens wegens te kleine celaantallen

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

Om de huidige band met de arbeidsmarkt nog beter in te schatten, bekijken we tot slot in tabel 9 of de NEET-jongeren ooit al betaalde arbeid hebben verricht. We gaan dit na volgens de huidige arbeidsmarktpositie. In totaal heeft bijna een derde van de 15- tot 24-jarigen ooit al gewerkt. De hoogste percentages in de groep 15- tot 24-jarige NEET vinden we terug bij werklozen en niet-beroepsactieven met een arbeidswens.

Socio-demografische kenmerken

Tabel 10: Aandeel (%) NEET-jongeren naar socio-demografische kenmerken | Vlaams Gewest, 15-24 jaar, 2019

NEET-jongeren Totale populatie 15- tot 24-jarigen

Met arbeidshandicap 15,0 4,8

Zonder Arbeidshandicap 85,0 95,2

Noot: ‘nb’ wijst op niet-betrouwbare gegevens wegens te kleine celaantallen

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

29

5. 55-plussers

Aandeel in de bevolking

De vergrijzing van de Vlaamse bevolking op beroepsactieve leeftijd zette zich tussen 2008 en 2019 verder door. In deze periode kwamen er bijna 150 000 55-plussers bij, waardoor hun aandeel in de bevolking toenam van 18,5% in 2008 tot 21,7% in 2019 (figuur 16). Volgens de projecties van het Federaal Planbureau 1zal het aandeel 55-plussers nog tot en met 2024 verder toenemen, om daarna tot 2071 rond de 20% te blijven schommelen.

In de periode 2008-2019 nam het aandeel 55- tot 59-jarigen (+1,7 ppt) sterker toe dan het aandeel 60- tot 64-jarigen (+1,4 ppt). Vanaf 2017 zien we echter wel een lichte vergrijzing binnen de groep 55-plussers optreden, die zich nog zou doorzetten tot en met 2032 (Federaal Planbureau, 2020). Op dat moment zou 51,6% van de 55-plussers 60- tot 64-jaar zijn, 4,2 procentpunten hoger ten opzichte van 2019.

Wanneer we kijken naar de huidige kenmerken van de 55-plussers valt vooral de hogere proportie kortgeschoolden op (30,2%) in vergelijking met de totale bevolking. Daarnaast zijn 55-plussers ook beduidend vaker in België geboren (90,1% t.o.v. 85,8%) en hebben ze vaker een arbeidshandicap (25,4% t.o.v. 14,4%) (zie tabel 11).

Figuur 16: Aantal (x 1000) en aandeel (%) 55-plussers in de totale bevolking | Vlaams Gewest, 15-64 jaar, 2008-2019

Noot: * tijdsbreuk tussen 2016 en 2017. In 2017 werd de EAK grondig hervormd, wat zorgt voor een breuk in de resultaten.

De evolutie moet bijgevolg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

1 Regionale economische vooruitzichten 2020-2025 - Statistische bijlage. (2020). [Dataset]. Geraadpleegd van

https://www.plan.be/databases/data-27-nl-regionale_economische_vooruitzichten_2020_2025_statistische_bijlage

757 769 785 797 806 818 832 847 862 873 888 904

18,5 18,8 19,1 19,3 19,4 19,7 20,0 20,4 20,7 21,0 21,3 21,7

0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017* 2018 2019

0

30

Werkzaamheid

De werkzaamheidsgraad van de 55-plussers kende de afgelopen jaren een gestage groei. Terwijl in 2008 slechts 34,3% van de 55-plussers aan de slag was, bedroeg de werkzaamheidsgraad in 2019 reeds 54,9%, een toename met maar liefst 60% (+ 20,6 ppt). Sinds 2017 werd de inhaalrace van de 55-plussers extra kracht bijgezet, met een gemiddelde jaargroei van 5,6% of 2,7 procentpunten per jaar.

Ondanks deze duidelijke verbetering, blijft er een sterke generatiekloof op vlak van werkzaamheid bestaan. In 2019 ligt de werkzaamheidsgraad bij 55-plussers 31,2 procentpunten lager dan deze bij 25- tot 54-jarigen.

Figuur 17: Werkzaamheidsgraad (%) naar leeftijd | Vlaams Gewest, 2008-2019

Noot: *In 2017 werd de EAK grondig hervormd, wat zorgt voor een breuk in de resultaten. De evolutie moet bijgevolg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

72,3 75,5

85,6 86,1

34,3

54,9

30 40 50 60 70 80 90

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017* 2018 2019

20-64 jaar 25-54 jaar 55-plussers

31 Focus: evolutie werkzaamheidsgraad per leeftijdsjaar

Wanneer we inzoomen op de werkzaamheidsgraad per leeftijdsjaar, stellen we vast dat er niet enkel een evolutie heeft plaatsgevonden op vlak van het niveau van de werkzaamheidsgraad. Ook het verloop is in 2019 gewijzigd ten opzichte van een decennium eerder, met vooral een afname van de werkzaamheidsgraad vanaf het 58ste levensjaar. Dit is een opmerkelijk verschil met 2009, toen de curve reeds vanaf 55 jaar steil afnam. Een tweede ‘knik’ in de werkzaamheidsgraad vinden we terug bij de 61-jarigen, hier is er een afname met -17,3 procentpunten in vergelijking met de 60-jarigen.

Deze knik stemt overeen met de minimumleeftijd waarop men met vervroegd pensioen kan gaan indien men 43 loopbaanjaren achter de rug heeft (figuur 18).

Figuur 18: Werkzaamheidsgraad (%) 55-plussers per leeftijdsjaar | Vlaams Gewest, 2009, 2019

Noot: In 2017 werd de EAK grondig hervormd, wat zorgt voor een breuk in de resultaten. De evolutie moet bijgevolg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

55 56 57 58 59 60 61 62 63 64

2019 78,9 77,1 77,6 74,5 66,1 54,8 37,5 29,3 27,0 15,0

2009 65,4 60,3 52,0 45,8 37,0 23,6 21,2 15,4 17,6 11,1

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

32

Werkloosheid en uitstroom naar werk

Figuur 19 toont aan dat de evolutie van de werkloosheidsgraad van 55-plussers doorheen de jaren een wisselend verloop kende. Na de sterke toename in 2009 ten gevolge van de financiële crisis, wordt de periode tot en met 2012 gekenmerkt door een gelijkmatige afname. Daarna kent de werkloosheidsgraad eerder een wisselend verloop waarbij nieuwe toenames telkens worden opgevolgd door een gelijkmatige afname. In 2019 is er echter voor het eerste sinds 2012 gedurende twee openvolgende jaren een afname van de werkloosheidsgraad van 55-plussers.

Figuur 19: Werkloosheidsgraad (%) 55-plussers | Vlaams gewest, 2008-2019

Noot: In 2017 werd de EAK grondig hervormd, wat zorgt voor een breuk in de resultaten. De evolutie moet bijgevolg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) - EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE) 3,6

4,3 4,0

3,4

3,0

3,8

3,3

4,2

3,3

4,5

3,0 2,8

3,9

5,0 5,2

4,3 4,6

5,1 5,1 5,2

4,9

4,4

3,5 3,3

0 1 2 3 4 5 6

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017* 2018 2019

55-plussers 15-64 jaar

33 Focus: uittredestatuten

Bij de bespreking van de evolutie van de werkloosheidsgraad bij 55-plussers is het ook belangrijk deze in bredere context te bekijken. Oudere werklozen kunnen onder bepaalde voorwaarden immers ook de stap naar niet-beroepsactiviteit zetten, bijvoorbeeld door het verkrijgen van een vrijstelling van inschrijving als werkzoekende. Daarnaast bestaat ook nog steeds het Stelsel van Werkloosheid met bedrijfsToeslag (SWT), waarbij personen aangepast beschikbaar moeten blijven.

Hierbij zijn ze wel ingeschreven als werkzoekende, maar dient men niet noodzakelijk zelf actief naar werk te zoeken. Deze groep voldoet dus niet volledig aan de ILO-definitie van werklozen. In de afgelopen jaren werden de toetredingsvoorwaarden voor deze stelsels echter gevoelig opgetrokken of werd het stelsel uitdovend gemaakt. Zo nam het aandeel vrijgestelde werkzoekenden binnen de Vlaamse 55-plussers af van 5,6% in 2011 tot 0,9% in 2019, en viel het aandeel SWT’ers terug van 10,1% tot 4,0%. Aanvankelijk zorgde dit voor een toename van het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen. Toch was de verschuiving richting werkenden beduidend sterker. In 2019 is er zelfs voor het eerst weer een duidelijke afname van het aantal uitkeringsgerechtigde werkloze 55-plussers, waarbij het aandeel bijna op het niveau van voor de verstrengde voorwaarden komt te liggen (figuur 20).

Figuur 20: Samenstelling van de populatie 55- tot 64-jarigen | Vlaams Gewest, 2011-2019

Bron: RVA, Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

38,9 40,5 42,9 44,3 45,6 46,7 49,5 52,5 54,9

2,8 2,7 2,9 3,4 3,7 3,6 3,6 3,6 3,0

5,6 5,1 4,6 3,6 2,8 2,3 1,7 1,0 0,9

10,1 9,8 9,4 9,0 8,4 7,7 6,9 6,0 4,0

42,6 41,9 40,2 39,8 39,6 39,7 38,3 36,9 37,1

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

Werkend Werkzoekend na voltijdse prestatie Oudere werklozen, vrijgesteld

SWT-stelsel Andere niet-beroepsactief

34

Figuur 21: Gemiddelde maandelijkse uitstroom van nwwz naar werk (%), naar leeftijd | Vlaams Gewest; 2008-2019

Bron: VDAB (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

De gemiddelde uitstroom naar werk van 55-plussers daalde na de financiële crisis van 2008 (figuur 21).

Ondanks dat het maandelijks aantal 55-jarige niet werkende werkzoekenden (nwwz) dat uitstroomde naar werk tussen 2008 en 2015 met 354 personen toenam (+88,7%), duurde het tot 2016 voordat er opnieuw een gelijkaardig niveau werd bereikt als voor de crisis. Hierbij spelen zowel de afbouw van de alternatieve uittredestatuten, en dus een relatieve toename van het aantal nwwz, als demografische evoluties een rol. Het is vooral de periode 2016 tot en met 2018 die door een duidelijke toename van het uitstroompercentage wordt gekenmerkt. In 2016 stroomde 2,1% van de 55-jarige nwwz naar werk, in 2019 is dit reeds met bijna een procentpunt toegenomen (2,9%). Hierbij stromen er maandelijks 1200 55-jarige nwwz door naar werk, meer dan driemaal zoveel als in 2008 (399).

De kloof met jongere leeftijdscategorieën blijft echter wel bijzonder groot. Bij de 40- tot 54-jarigen liggen de uitstroomkansen maar liefst driemaal zo hoog (9,6%), deze van min-25-jarigen zijn zelfs meer dan vijf keer hoger (figuur 22).

Figuur 22: Gemiddelde maandelijkse uitstroom van nwwz naar werk (%), naar leeftijd en werkloosheidsduur | Vlaams Gewest, 2019

Bron: VDAB (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE) 11,7

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

15-64 jaar 55-plussers

< 6 maanden 6 maanden tot 1 jaar

1 tot 2 jaar 2 jaar of meer Totaal

< 25 jaar 25-39 jaar 40-54 jaar >= 55 jaar

35

Daarnaast stellen we in figuur 22 vast dat het verschil in uitstroom naar werk tussen de 55-plussers en de andere leeftijdsgroepen steeds groter wordt naarmate de werkloosheidsduur toeneemt. Bijzonder problematisch blijft vooral de uitstroom van langdurige werkloze 55-plussers. Bij personen die minder dan zes maanden werkloos zijn is het uitstroompercentage van 40- tot 54-jarigen 1,7 maal hoger dan bij de 55-plussers. Bij langdurige werklozen (twee jaar of meer werkloos) is het uitstroompercentage echter 4,1 maal hoger. Dit blijkt ook uit het bijzonder hoge aandeel van langdurig werklozen bij de 55-plussers. Zo is maar liefst 51,1% van de werkloze 55-plussers langdurig werkloos, terwijl bij 15- tot 64-jarigen slechts 29,1% van de werklozen twee jaar of meer zonder werk zit.

Deelname aan vorming

Figuur 23: Aandeel (%) dat tijdens een referentieperiode van twaalf maanden heeft deelgenomen aan opleiding naar leeftijd

| Vlaams Gewest; 2009-2019

Noot: In 2017 werd de EAK grondig hervormd, wat zorgt voor een breuk in de resultaten. De evolutie moet bijgevolg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

Figuur 23 geeft aan dat 55-plussers de afgelopen jaren steeds vaker deelgenomen hebben aan opleiding tijdens een referentieperiode van twaalf maanden. In 2009 nam 11,0% deel aan opleiding en in 2019 is dit aandeel opgelopen tot 14,5%. Toch blijft er een duidelijke generatiekloof overeind tussen de opleidingsdeelname van 55-plussers in vergelijking met 25- tot 54-jarigen (26,1% in 2019). Deze kloof werd in het afgelopen decennium wat minder groot: in 2009 bedroeg de generatiekloof -12,6 procentpunten, en in 2019 bedraagt het verschil nog 11,6 procentpunten.

23,6

26,1

11,0

14,5

0 5 10 15 20 25 30

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

25-54 jaar 55-64 jaar

36

Socio-demografische kenmerken

Tabel 11: Aandeel (%) 55-plussers naar socio-demografische kenmerken | Vlaams Gewest, 15-64 jaar, 2019

55-plussers 15-64 jarigen

Statuut

Werkend 54,9 70,3

Werkloos 1,6 2,4

waarvan langdurig werkloos 51,1 29,1

Niet-beroepsactief 43,5 27,3

Geslacht

Man 50,1 50,4

Vrouw 49,9 49,6

Onderwijsniveaua

Kortgeschoold 30,2 18,4

Middengeschoold 39,2 40,6

Hooggeschoold 30,5 41,0

Geboorteland

Geboren in België 90,1 85,8

Geboren in EU-28 (excl. België) 4,5 5,7

Geboren buiten EU-28 5,4 8,5

Arbeidshandicap

Met arbeidshandicap 25,4 14,4

Zonder Arbeidshandicap 74,6 85,6

Noot: a. Voor de opsplitsing naar onderwijsniveau wordt de bevolking van 25 tot 64 jaar bekeken omdat jongeren (15-24 jaar) hun studies doorgaans nog niet hebben afgerond.

Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) EAK (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

37