• No results found

Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat diversiteit problemen kan veroorzaken in de processen en prestaties van groepen. Er zijn echter ook positieve gevolgen van diversiteit die een belangrijke en gewenste bijdrage kunnen leveren aan groepsprocessen en groepprestaties. Voor het effectief beheersen van diversiteit is er binnen organisaties veel onderzoek gedaan naar diversiteit en de effecten daarvan. Diversiteit wordt gedefinieerd als de perceptie van verschillen in bepaalde karakteristieken zoals demografie, persoonlijkheid en waarden. Binnen het onderzoek naar diversiteit is conflict aangemerkt als de sleutelfactor (Williams & O’Reilly, 1998) die verklaart waarom de prestaties van een diverse groep matig kunnen zijn. Conflicten worden zodoende algemeen beschouwd als negatief. Onderzoekers en managers van organisaties zijn echter van mening dat conflicten binnen werkgroepen ook positief en wenselijk zijn doordat deze leiden tot vruchtbaardere discussies en betere beslissingen. Indien in een werkgroep leden plaatsnemen met diverse achtergronden zullen er zeker conflicten ontstaan. Het is daarom belangrijk om de samenhang tussen conflict, prestaties en diversiteit beter te begrijpen, bijvoorbeeld om te doorgronden welke soort diversiteit welk type conflict tot gevolg heeft.

Werkgroepen zijn samengesteld uit mensen die bij elkaar gebracht zijn om naar gemeenschappelijke doelen toe te werken. Wanneer groepsleden van elkaar verschillen op bepaalde kenmerken is er sprake van diversiteit. Bij de eerste ontmoeting zijn de meest invloedrijke diversiteitkenmerken de leeftijd, sekse, etnische achtergrond en nationaliteit van de groepsleden. Belangrijke verschillen bij langdurige omgang tussen de groepsleden zijn ervaring, kwalificatie, persoonlijkheid, waarden en attitudes. In deze dissertatie is gekeken naar één bepaald type diversiteit, namelijk diversiteit op basis van nationaliteit. Het doel van deze dissertatie was om te het onderzoeken hoe de hoeveelheid conflict binnen werkgroepen waarin de groepsleden verschillenen met betrekking tot nationaliteit beïnvloed wordt

door sociale attitudes zoals nationalisme (voorkeur voor de eigen

nationaliteit en afwijzing van de andere nationaliteit), sociale afstand (het vermijden van interactie door sociale verschillen), stereotypes gebaseerd op nationaliteit, en respect.

Leden van een werkgroep moeten samenwerken, zijn afhankelijk van elkaar, en moeten gezamenlijke activiteiten coördineren. Conflicten kunnen ontstaan wanneer mensen moeten samenwerken met anderen die

waarneembaar verschillen ten opzichte van hen. Dit gebeurt vooral wanneer deze waarneembare verschillen groot zijn. Daarom is de samenstelling van een werkgroep met betrekking tot diversiteit essentieel om te begrijpen wanneer een conflict wel of niet ontstaat binnen een werkgroep. Een man zou zich bijvoorbeeld meer kunnen storen aan het moeten samenwerken met een andere man met een andere nationaliteit dan aan het moeten

samenwerken met een vrouw van diezelfde nationaliteit. Als groepsleden geen problemen hebben met de nationaliteit van de andere groepsleden wordt er geen individu als lid van de zogenaamde outgroup bestempeld en afgewezen. Groepsleden kunnen meer conflicten ervaren indien zij er negatieve stereotypen over de nationaliteit van andere groepsleden op na houden. Nationalistische attitudes (voorkeur voor de nationale ingroup en afwijzing van de outgroup met een andere nationaliteit), sociale afstand (het vermijden van interactie door sociale verschillen), en nationale stereotypes (negatief imago) kunnen conflicten laten ontstaan tussen diverse leden van een groep. De verschillen kunnen niet weggenomen worden zonder de diversiteit in de groep te beperken, te meer omdat attitudes zeer moeilijk te veranderen zijn. Wel kan men positieve groepsnormen onder de aandacht brengen om het conflict beheersbaar te houden. Als groepsleden elkaar respecteren zullen zij zich minder bedreigd voelen door de verschillen die zij zien of de sociale attitudes die met deze verschillen geassocieerd zijn. Om die reden onderzocht ik de rol van sociale attitudes (nationalisme, sociale afstand en nationaliteitsgerelateerde stereotypes) als moderator van de relatie tussen diversiteit in nationaliteit en conflict. Mijn hypothese was dat ook respect deze relatie tussen diversiteit en conflict negatief zou beïnvloeden.

In dit proefschrift is er een onderscheid gemaakt tussen drie typen conflict (Jehn, 1997), namelijk relatie conflict, taak conflict en proces conflict. Bij relatieconflict is er sprake van een inter-persoonlijk

antagonisme dat geen betrekking heeft op het uitvoeren van een taak maar wel de prestaties van de groep kan beïnvloeden. Taak conflict betreft onenigheid die een direct verband heeft met de taak van de groep en procesconflict heeft betrekking op een meningsverschil over de verantwoordelijkheid en de logistiek van het uitvoeren van de taak. Diversiteit in nationaliteit definieerde ik als het aantal verschillende

nationaliteiten binnen een groep. Een groep waarin zich leden bevinden met vier verschillende nationale achtergronden is divers qua nationaliteit in vergelijking met een groep waarin de leden dezelfde nationale achtergrond delen. De gegevens werden verzameld middels veldstudies bij werknemers van multinationals en middels scenariostudies bij studenten binnen

universiteiten in Nederland en Pakistan. Het doel van deze studies was om de relatie te onderzoeken tussen diversiteit in nationaliteit, conflict en prestaties in licht van de sociale attitude van de groepsleden. Anders gesteld: is diversiteit in nationaliteit sterker of zwakker geassocieerd met taak, relatie, -of procesconflict wanneer groepsleden er specifieke sociale attitudes op na houden en leiden deze verschillende conflicten tot meer of minder prestaties?

Om te beginnen stelde ik dat nationalistische attitudes (voorkeur en afwijzing) conflict zouden verergeren in groepen waarin groepsleden verschillende nationaliteiten bezitten. Ik beschreef nationalisme als een attitude die meer kans heeft geactiveerd te worden als verschillende nationaliteiten worden samengebracht. Verschillen in nationaliteit worden beter waarneembaar wanneer de leden de neiging hebben zichzelf en anderen op basis van nationaliteit te categoriseren in termen van ‘ingroup-’ en ‘outgroup-leden’ en zich als zodanig gedragen. Ik voorspeelde daarom dat nationalisme conflicten verergert zodat wanneer groepsleden een nationalistische attitude hebben er meer conflict ontstaat in een groep bestaande uit verschillende nationaliteiten. Volgens dit theoretische model voerde ik een veldstudie uit en verzamelde gegevens van multinationale werkgroepen. Mijn resultaten lieten zien dat er sprake was van veel conflict wanneer leden van werkgroepen bestaande uit verschillende nationaliteiten er nationalistische attitudes op na hielden. Om verder te weten te komen hoe nationalistische attitudes conflicten activeren onderzocht ik sociale afstand en nationale stereotypen. Een grote sociale afstand van een groepslid

betekent dat men bij voorkeur samenwerking met dit lid zou vermijden. Als een lid negatief gestereotypeerd is of als er aan deze persoon negatieve eigenschappen zoals oneerlijk of onbetrouwbaar worden toegekend dan zal dit groepslid bij voorkeur gemeden worden. Mijn hypothese dat er meer conflict in werkgroepen is wanneer er sociale afstanden tussen de

groepsleden zijn en er sprake is van negatieve nationale stereotypen werd bevestigd.

In dit proefschrift is ook gekeken of de samenstelling van nationaliteiten binnen een groep positieve effecten had op deze sociale attitudes. Inderdaad bleek uit mijn resultaten dat in geval van een grote diversiteit in nationaliteiten de negatieve effecten van sociale afstanden en negatieve nationale stereotypen kleiner werden. Deze onderzoeksresultaten steunden het idee dat diversiteit waardevol kan zijn voor groepsprocessen en prestaties door het modereren van de effecten van sociale attitudes. Om verder groepskarakteristieken te onderzoeken en te ontrafelen hoe diversiteit, ondanks negatieve sociale attitudes, positieve effecten kan hebben, zette ik een volgende studie op: Ik onderzocht gelijkenis voorkeuren en respect in een kader van raciaal/etnische diversiteit. Ras en etniciteit zijn altijd een basis geweest voor discriminerende attitudes waarbij men een voorkeur heeft voor de gelijke andere. Daarom zijn deze attitudes oorzaak van conflict. Uit de eerste twee empirische studies bleek al dat attitudes van ingroup

preferentie en outgroup afwijzing de relatie tussen diversiteit in nationaliteit en conflict kunnen verergeren. In mijn derde empirische studie observeerde ik dat diversiteit positieve effecten kan hebben in een groep. Om een groepsnorm te vinden die mogelijkerwijs het omgaan met diversiteit kon vergemakkelijken, bestudeerde ik respect binnen raciaal/etnische diverse werkgroepen. Ik hield daarbij ook rekening met gelijkenispreferentie om te zien of respect zelfs positieve effecten had wanneer er sprake was van een dergelijke negatieve attitude. Statistische analyses bevestigden mijn hypothese dat binnen raciaal/etnische diverse groepen gelijkenispreferentie het positieve effect van diversiteit op conflict vergrootte en de prestaties verlaagde. Respect verminderde de hoeveelheid conflict en deed de prestaties toenemen.

Samengevat, ik heb data verzameld in Nederland en Pakistan door middel van veldstudies en scenariostudies om een aantal hypotheses te testen

die ik had opgesteld op basis van de bestaande literatuur. Het doel hiervan was om het onderzoek naar diversiteit, conflict, en groep prestaties verder uit te breiden. Mijn resultaten toonden aan dat sociale attitudes een significant modererend effect hebben op groepsprocessen, en ook prestaties van diverse werkgroepen. Ik vond ook dat diversiteit in nationaliteit positieve gevolgen kan hebben als groepsleden positieve groepsnormen zoals respect ervaren.

Curriculum Vitae