• No results found

Nederland in internationaal perspectief

Lijst van gebruikte afkortingen

4. Nederland in internationaal perspectief

Dit hoofdstuk beschrijft in vogelvlucht in hoeverre de verkeersveiligheid in Nederland afwijkt van die in de overige landen van de Europese Unie. 4.1. Nederland en de EU

4.1.1. Verkeersdoden in de EU

Het totale aantal (geregistreerde) verkeersdoden in de EU bedraagt momenteel rond 38.000 per jaar. Afbeelding 4.1 laat zien dat dit aantal, net als in Nederland, in de loop der jaren aanzienlijk is gedaald. Deze afbeelding is overigens nog gebaseerd op de vijftien ‘oorspronkelijke’ EU-lidstaten.

0 20000 40000 60000 80000 100000 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 Jaar Aantal verkeersdoden

Afbeelding 4.1. Het aantal (geregistreerde) verkeersdoden in de 15 EU- landen, 1970-2002. Bron: BASt - IRTAD.

Sinds 1 mei 2003 zijn er tien nieuwe lidstaten bijgekomen. Omdat van een aantal landen de cijfers van 2003 nog niet bekend zijn, laat Afbeelding 4.2 l de ontwikkeling zien van het aantal verkeersdoden in alle 25 lidstaten tot en met 2002.

Overigens zijn van de nieuwe EU-lidstaten nog geen aanvullende

uitsplitsingen te maken naar typen ongevallen of vervoerswijzen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat niet in elke nieuwe lidstaat dezelfde informatie wordt verzameld of gedefinieerd. Om in dit kader te zorgen voor meer afstemming en systematiek in de wijze waarop de verschillende EU- landen gegevens verzamelen, is het EU-project Safety-Net van start gegaan. Wellicht dat er in de toekomst meer informatie vanuit deze tien nieuwe lidstaten kan worden toegevoegd aan deze paragraaf.

De Europese Unie heeft zich onlangs een taakstelling voorgenomen, zijnde een reductie met 50% van het aantal verkeersdoden in 2010 ten opzichte van dat in 2000. Op de haalbaarheid van deze taakstelling wordt in Paragraaf 4.2 nader ingegaan.

0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 Jaar Aant al ve rkee rs doden

Afbeelding 4.2.Het aantal (geregistreerde) verkeersdoden in de 25 EU- landen. (1970 – 2002). Bron: BASt - IRTAD.

Afbeelding 4.3 toont overduidelijk dat personenauto-inzittenden met ruim 20.000 verreweg de grootste groep dodelijke slachtoffers vormen. Het aandeel is 57% (niet getoond). Gemotoriseerde tweewielers zijn met ruim 6000 verkeersdoden de tweede groep; hun aandeel bedraagt ruim 17%. Het aantal overleden voetgangers komt in 2002 met ruim 5355 slachtoffers op de derde plaats, met een aandeel van 15%. Het Europese aandeel

overleden fietsers ligt rond de 5%, evenals dat van brom- en snorfietsers en de overige verkeersdoden. 0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Jaar A antal ver keersd od en Voetgangers Fietsers Gemotoriseerde tweewielers Personenauto's Overige (excl. onbekend)

Afbeelding 4.3. Het aantal verkeersdoden naar vervoerswijze in de 15 EU- landen, 1991-2002 Bron: BASt – IRTAD.

Cijfers van de overige aantallen slachtoffers (ernstig gewonden en licht- gewonden) zijn op EU-niveau minder betrouwbaar, maar voor zover bekend zijn er ongeveer 120.000 ernstig gewonden en ruim een miljoen

In Afbeelding 4.4 wordt van twintig Europese landen het overlijdensrisico uitgedrukt in het aantal verkeersdoden per 100.000 inwoners.

0 5 10 15 20 25 UK Zwed en Nede rland FinlandDuitslan

d Denema rken Ierla nd Italië Oos tenr ijk Fran krijk BelgiëSpanje Luxe mbu rg Griekenla nd Portu gal (199 9) Noor

wegenIJslan d Honga rije Tsjec hië Polen Overlijd ensrisico (d o d en /100 .000 in wo ners)

Afbeelding 4.4. Overlijdensrisico (het aantal verkeersdoden per 100.000 inwoners) in twintig EU-landen voor het jaar 2002. Bron: BASt - IRTAD. In Afbeelding 4.4 zijn de cijfers van 2002 afgebeeld, aangezien van het jaar 2003 teveel gegevens ontbreken. Afbeelding 4.4 illustreert de

vooruitgeschoven positie van Nederland dat, voorafgegaan door het Verenigd Koninkrijk (UK) en Zweden, al geruime tijd een van de meest verkeersveilige landen van de EU is. Verreweg het slechtst van de

afgebeelde landen scoren Griekenland en Portugal: een risico dat 3,5 maal hoger ligt dan het risico van de drie veiligste landen.

4.1.2. Discussie over Nederland in de EU

In de EU is de automobiliteit over het algemeen stijgende. Auto-inzittenden vormen in de EU verreweg de belangrijkste groep verkeersdoden. Deze groep is met een aandeel van 57% in 2002 groter dan die in Nederland (rond 45%). Dit aandeel vertoont in de EU-landen bovendien een stijgende lijn, van 54% in 1994 naar 57% in 2002 (niet getoond).

Gemotoriseerde tweewielers vormen de tweede groep slachtoffers in de EU, met een aandeel van 17% (Nederland circa 10%). In de EU-landen vormen fietsslachtoffers slechts 5% van het totaal, terwijl dit in Nederland op een niveau van 20% ligt.

4.2. SUNflower-studie

Met een subsidie van de EU is door drie instituten uit Zweden (VTI), het Verenigd Koninkrijk (TRL) en Nederland (SWOV) een vergelijkende studie verricht naar ontwikkelingen van de verkeersveiligheid in deze drie veiligste landen van de EU (Koornstra et al., 2002). Het doel van deze studie was te achterhalen welke achterliggende elementen van beleid en maatregelen in deze drie landen hebben geleid tot een zo betrekkelijk hoog niveau van veiligheid. Er werd beoogd op basis daarvan aanbevelingen te doen voor

verdere slachtofferreductie in zowel deze drie landen (de SUN-landen) als de overige Europese landen.

Hoewel de drie landen een vergelijkbaar laag onveiligheidsniveau hebben (uitgedrukt in het overlijdensrisico per motorvoertuigkilometer), is uit de studie gebleken dat er op detailniveau grote verschillen zijn in zowel de verkeersveiligheidssituatie als in de plannen tot verbetering daarvan. Wel komen de drie landen overeen in hun algemene systematische aanpak door continu opgezette en uitgevoerde plannen tot verbetering, en in hun min of meer vergelijkbare doelstellingen.

Enkele belangrijke verschillen in de verkeersveiligheidssituatie van de drie landen zijn:

− Het risico van voetgangers en motorrijders is in de UK het grootst, en dat van personenauto-inzittenden het laagst, in vergelijking tot het risico in de andere twee landen. Vermoedelijk hangt dit samen met hogere

verkeersintensiteiten, meer verkeerspleinen, en lagere gemiddelde rijsnelheden op hogereordewegen in de UK.

− In Zweden is een hoog risico onder inzittende van personenauto's vastgesteld, met name buiten de bebouwde kom. Hoge snelheden zouden hier debet aan zijn.

− Het risico van de Nederlandse bromfietsers is bijna tweemaal zo hoog als dat in de beide andere landen, terwijl bromfietsers in Nederland ook veel meer kilometers rijden. Het risico van fietsers is in Nederland juist het laagst van de drie landen, terwijl ook hier fietsers veel meer kilometers maken. Het relatief lage risico (dat nog wel hoger ligt dan dat van auto- inzittenden) wordt verklaard uit de hoge fietsdichtheid in Nederland en het uitgebreide voorzieningenniveau zoals fietspaden en rotondes met vrijliggende fietspaden.

De Europese verkeersveiligheidsdoelstelling (50% minder verkeersdoden in 2010 dan in 2000) lijkt zeer ambitieus en vraagt om aanvullende activiteiten. Deze conclusie is gebaseerd op de schatting dat het aantal verkeersdoden in de SUN-landen gedurende die periode met eenderde zal afnemen, terwijl voor de overige EU-landen de verwachting van de afname op minder dan 40% uitkomt.

Wat betreft de Nederlandse situatie beveelt de SUNflower-studie het volgende aan:

− Nederland zou moeten onderzoeken waarom het slachtofferrisico van bromfietsers hier zo hoog is, teneinde passende oplossingen te kunnen vaststellen.

− Nederland zou ook nader moeten studeren op de hier bestaande alcohol- problematiek in het verkeer, teneinde een verdere daling te bereiken van het aantal verkeersdoden dat gerelateerd is aan alcoholmisbruik.

In de studie wordt ook het lagere draagpercentage van gordels genoemd, maar inmiddels ligt dat in Nederland met 90% op een vergelijkbaar niveau als in Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Inmiddels is het EU-project SUNflower+6 gestart. Het betreft een nadere verdieping van de eerste SUNflower-studie en een uitbreiding met de volgende zes landen: Griekenland, Portugal, Spanje (alleen Catalonië), Tsjechië, Hongarije en Slovenië. In de loop van 2006 worden de resultaten hiervan verwacht.

4.3. Samenvatting Nederland in internationaal perspectief

In de Europese Unie (EU 15) vallen jaarlijks ongeveer 38.000 verkeers- doden, ruim 120.000 ernstig gewonden en meer dan een miljoen

lichtgewonden. Net als in Nederland vormen auto-inzittenden het grootste aandeel overleden verkeersslachtoffers in de EU (57%); afgezien van jaarlijkse fluctuaties vertoont dit aandeel op EU-niveau een dalende tendens. Motorrijders bezetten de tweede plaats in de EU met 17%, en voetgangers de derde plaats met 15%. Gemeten naar het overlijdensrisico behoort Nederland vooralsnog tot de drie meest verkeersveilige landen van de EU, samen met Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Samen worden deze drie landen ook wel de ‘SUN-landen’ genoemd (Sweden, UK, Netherlands). Uit de zogenoemde SUNflower-studie, uitgevoerd door VTI, TRL en SWOV, valt af te leiden dat er tussen de drie betrokken SUN-landen behalve

algemene overeenkomsten ook veel verschillen op detailniveau bestaan. De landen vertonen overeenkomsten in beleidsdoelstellingen, in de continue beleidsaandacht voor verbetering van de verkeersveiligheid en de daarop gebaseerde verkeersveiligheidsplannen. De verschillen op detailniveau betreffen de verkeersveiligheidssituatie en het uitgevoerde beleid. Enkele interessante verschillen tussen Nederland en de beide andere SUN-landen zijn het bijna tweemaal zo hoge slachtofferrisico van bromfietsers en het relatief lage gordeldraagpercentage in Nederland.

Op deze vergelijkende studie wordt de hoofdconclusie gebaseerd dat de EU-doelstelling om het aantal verkeersdoden in 2010 ten opzichte van 2000 met 50% te reduceren, niet haalbaar is zonder nieuwe activiteiten.

Voor Nederland wordt aanbevolen om uit te zoeken wat de achtergrond is van het zoveel hogere slachtofferrisico van bromfietsers om daarop maatregelen te kunnen baseren. Voorts wordt aanbevolen het aantal fatale ongevallen waarbij sprake is van alcoholmisbruik verder te reduceren.