• No results found

nawoord Algemene Rekenkamer

5.3 Nawoord Algemene Rekenkamer

5.3.1 Algemeen

De beide bewindspersonen wijzen ons erop dat de RPE 2006 zich richt op beleidsartikelen van begrotingen en niet op specifieke instrumenten. Voor inzicht in de effectiviteit van beleid, ook op artikelniveau, is het echter volgens ons nodig om het verband te kennen tussen de ingezette instru-menten en de effecten hiervan. Als er geen (recent) zicht is op de mate waarin de ingezette instrumenten effectief zijn loopt de overheid het risico dat niet-effectieve regelingen langdurig blijven doorlopen.

Verder willen wij met ons onderzoek de Tweede Kamer inzicht bieden in de reikwijdte en de beperkingen van de heroverwegingsoperatie. Met onze analyse laten we zien dat in deze operatie niet alle financiële instru-menten die het Rijk inzet in de volle breedte betrokken zijn geweest. Bij het heroverwegen van prioriteiten in beleid is effectiviteit van instrumen-ten niet het enige relevante criterium, maar volgens ons wel een

minimumvoorwaarde.

5.3.2 Belastinguitgaven en specifieke uitkeringen

Wij vinden het, gezien het belang van inzicht in de effectiviteit van beleid, een goede zaak dat de staatssecretaris van BZK onze aanbeveling ter harte neemt om in het jaarlijkse overzicht specifieke uitkeringen ook aandacht te besteden aan effectiviteit. Wij hopen dat de staatssecretaris hieraan een concrete actie verbindt en zullen dit met belangstelling blijven volgen.

De staatssecretaris geeft aan niet jaarlijks te willen rapporteren over de gerealiseerde uitgaven van specifieke uitkeringen. Wij vinden dit een gemiste kans, omdat hiermee de kosten van het beleid niet systematisch ten behoeve van de Tweede Kamer in beeld worden gebracht.

De minister van Financiën wijst ons op de studie van de Studiecommissie belastingstelsel, waarin ook enkele niet-geëvalueerde regelingen zijn geanalyseerd. Deze studie hebben wij niet in ons onderzoek betrokken omdat deze niet tot doel had belastinguitgaven te evalueren maar om

“een voorstudie te verrichten naar verschillende scenario’s voor een 54

mogelijke herziening van het Nederlandse belastingstelsel” (Ministerie van Financiën, 2010). Dit is een ander doel dan het doel dat in ons onderzoek centraal staat.

In reactie op de opmerking van de minister van Financiën dat wij in ons onderzoek geen rekening zouden hebben gehouden met belastinguitgaven die in beleidsdoorlichtingen van reguliere uitgaven zijn meegenomen, willen wij benadrukken dat wij deze beleidsdoorlichtingen wel degelijk in ons onderzoek hebben betrokken. Wij zijn nagegaan of belastinguitgaven en specifieke uitkeringen in deze onderzoeken werden betrokken. Dit bleek echter niet het geval.

5.3.3 Subsidies

Wij noteren de toezegging van de minister van Financiën om na te gaan of een grotere frequentie van de informatievoorziening over subsidies mogelijk is. Wij zullen concrete voorstellen op dit punt met belangstelling volgen. Ook nemen we met instemming kennis van de toezeggingen van de minister om het volgende Subsidieoverzicht Rijk uit te breiden met informatie over subsidie-evaluaties die onderdeel zijn van beleids-doorlichtingen en met informatie over doorlopende subsidies zonder eind-datum (waarbij periodiek een besluit wordt genomen over de

voortzetting).

De minister geeft aan dat subsidies niet altijd separaat worden geëvalu-eerd. Wij wijzen erop dat in de Algemene wet bestuursrecht een evaluatieplicht voor wettelijke subsidies is vastgelegd.

Beleids-doorlichtingen richten zich over het algemeen niet op de effectiviteit van afzonderlijke instrumenten. Naar onze mening echter dienen

beleidsdoorlichtingen, om goed inzicht te geven in effectiviteit van beleid, wel gestoeld te zijn op onderliggende evaluaties van instrumenten. Daar waar die evaluaties afwezig zijn dient er daarom aandacht te worden besteed aan de effectiviteit van de afzonderlijke instrumenten. In ons vervolgonderzoek naar subsidies (publicatiedatum voorzien in 2011) zullen wij nagaan wat de kwaliteit is van de uitgevoerde subsidie-evaluaties, al dan niet als onderdeel van een beleidsdoorlichting.

Het is ons niet duidelijk of de minister van Financiën onze aanbeveling om een evaluatieplanning in het Subsidieoverzicht Rijk op te nemen,

overneemt. Wij willen het belang hiervan nogmaals beklemtonen. Zo’n overzicht zou ook de mogelijkheid bieden om per subsidie met redenen omkleed te melden waarom een evaluatie niet kan worden uitgevoerd,

hetgeen volgens de minister het geval is bij subsidies die zijn gebaseerd 55

op bestuurlijke afspraken of subsidies met een bijzonder maatschappelijk belang.

Tot slot vinden wij het spijtig dat de minister onze aanbeveling niet overneemt om voor iedere subsidie een einddatum vast te leggen of expliciet en met redenen omkleed in het Subsidieoverzicht Rijk aan te geven waarom dit niet gebeurt. Wij achten dat een passende werkwijze om uitvoering te geven aan de motie-Van As. De minister geeft aan dat bij subsidies zonder einddatum veelal periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks of vierjaarlijks, een besluit wordt genomen over de voortzetting ervan. Wij vinden het belangrijk dat kennis over effectiviteit een rol speelt bij een besluit over voorzetting.

Uit onze gegevens blijkt dat voor ruim de helft van deze subsidies zonder einddatum nog geen (effect)evaluatie is gepland. De minister geeft aan in het eerstvolgende Subsidieoverzicht Rijk aandacht te willen besteden aan deze subsidies. Wij gaan ervan uit dat dit betekent dat er meer aandacht zal komen voor de evaluatie van de subsidies zonder einddatum.