• No results found

6 Natuurinclusieve verblijfsrecreatie

7.2.1 Natuurinclusief als discourse

Het begrip natuurinclusief kan in meer sectoren toegepast worden door het te koppelen aan thema’s als gezondheid en klimaatadaptatie

Het woord “natuurinclusief”, dat in 2014 is geïntroduceerd in de Rijksnatuurvisie, is vooral binnen de landbouwsector opgepikt. Het begrip wordt (onder meer) gebruikt om meer aandacht voor bio- diversiteit en agro-ecologie in maatregelen rond verduurzaming van economische sectoren en ketens te brengen. Het is duidelijk nog een discourse in ontwikkeling waarmee verschillende partijen zich kunnen identificeren en bij kunnen aanhaken. In de andere onderzochte sectoren is het begrip natuurinclusief als zodanig (nog) nauwelijks opgepikt. Wellicht is van invloed dat de Rijksoverheid daar tot op heden weinig aandacht aan heeft besteed.

In de bouwwereld lift het natuurinclusief handelen vooral mee op het discourse over duurzame en gezonde verstedelijking en duurzaam bouwen. Natuur is daarin een van de aspecten van verduur- zaming, die vooral de connotatie biodiversiteit mee krijgt. Bovendien lijken overwegingen om natuurinclusief te bouwen nauwelijks voor te komen uit de kansen die natuur biedt voor de bouwwereld, maar meer vanuit het voorkomen aan schade aan natuur. Als de Rijksoverheid het natuurinclusief handelen in de bouwwereld wil verbreden, liggen de grootste kansen op het bovenplanse niveau (steden en stad en ommeland) door natuurinclusiviteit te koppelen aan

Condities voor natuurinclusief handelen

| 77

preventieve gezondheidszorg en klimaatadaptatie. Hier zouden ook initiatieven die maatschappelijke diensten leveren bij meegenomen kunnen worden. Op deze manier kunnen kansen voor natuur- inclusiviteit optimaal benut worden.

In het denken over de stadslandbouw bij sociale ondernemers speelt het begrip natuur een instrumentele rol. Groen en biodiversiteit zijn hier van belang vanwege de bijdrage aan het

welbevinden van stadsbewoners. In het denken over de stadslandbouw bij sociale ondernemers speelt het begrip natuur vrijwel geen rol. De verhalen zijn vooral gebaseerd op sociale en economische overwegingen. Groen en biodiversiteit spelen vooral een instrumentele rol in hun bijdrage aan het welbevinden van stadsbewoners.

Markt voor duurzame producten en license-to-operate vormen belangrijke drijvende krachten voor natuurinclusief initiatief

Soms handelen bedrijven natuurinclusief vanuit een persoonlijke betrokkenheid van een ondernemer of een medewerker bij natuur. Dat zien we bijvoorbeeld bij een campinghouder die zich sterk

verbonden voelt met de natuur van zijn jeugd of bij een agrarisch ondernemer die “iets met de grutto heeft”. Kansen voor kostenreductie door gebruik te maken van principes en eigenschappen van de natuur op of om hun bedrijf zijn nauwelijks genoemd door de bedrijven in ons onderzoek. De belangrijkste aanjagers voor natuurinclusief handelen in de onderzochte sectoren natuurinclusieve landbouw, -bouwen, en -recreatiebedrijven zijn enerzijds de kansen die sommige van hen zien op de markt voor duurzaam geproduceerde producten en anderzijds de noodzaak om een license-to-operate te behouden of verkrijgen en daarmee de toekomstige ontwikkeling van het bedrijf zeker te stellen. Stadslandbouwinitiatiefnemers opereren daarentegen vaak vanuit idealistische motieven. De license- to-operate gaat over maatschappelijk draagvlak, maar ook over voldoen aan standaarden die gevraagd worden door afnemers of opdrachtgevers. De kansen voor een natuurinclusief product zijn bijvoorbeeld een groene woontoren, weidemelk of een strandhuis. Of een dergelijk product ook op termijn onderscheidend blijft ten opzichte van meer gangbare producten en of er een groter markt- aandeel mee kan worden verworven, blijft onzeker. In de natuurinclusieve landbouw denken bedrijven deels dat ze hiermee hun marktpositie voorlopig kunnen consolideren; dat is een voorbeeld van de license-to-operate. De perspectieven op de verblijfsrecreatieve markt zijn sowieso onzeker omdat de preferenties van consumenten sterk wisselen in de tijd en de terugverdientijd van investeringen relatief kort is.

De license-to-operate staat bij zowel de landbouw als de verblijfsrecreatie sterk ter discussie in de maatschappij. Door natuur in handelen en marketing een rol te laten spelen denken bedrijven voldoende maatschappelijk krediet op te bouwen om hun bedrijf verder te kunnen ontwikkelen. Bovendien zijn er soms wettelijke verplichtingen zoals de natuurwetgeving bij de renovatie van gebouwen die gebouwbewonende soorten beschermd.

Overheden kunnen meer toewerken naar realisatie natuurinclusieve activiteiten en gezamenlijke visievorming

Overheden staan welwillend ten opzichte van maatschappelijke initiatieven die zijn gericht op

natuurinclusiviteit en proberen andere bedrijven en maatschappelijke partijen te stimuleren om hierop ook initiatieven te ontplooien. Dit sluit aan bij de richting die is geformuleerd in de Rijksnatuurvisie. Tegelijkertijd heeft dezelfde overheid in de praktijk twee gezichten. Enerzijds zet ze in op meer natuurinclusief handelen, anderzijds kunnen niet-natuurinclusieve activiteiten doorgang blijven vinden. Gezien het prille ontwikkelingsstadium van de onderzochte initiatieven is een volledig consequente houding wellicht ook niet te verwachten, maar dit heeft wel consequenties voor de individuen en organisaties die natuurinclusiviteit verder willen brengen. Daarmee weten bedrijven bijvoorbeeld niet goed wat de kaders zijn waarbinnen zij zouden moeten opereren waardoor er geen level playing field ontstaat. Ook lopen natuurinclusieve initiatieven aan tegen knellende regelgeving en moeten veel tijd besteden aan overleg met overheden om te bezien hoe hiermee omgegaan kan worden. Ook al zijn overheden vaak bereid om hierover in gesprek te gaan, het zorgt voor onzekerheid bij de

78 |

WOt-technical report 121

Het is te eenvoudig om op te roepen tot eenduidige doelen en heldere strategieën om deze te realiseren in samenwerkingstrajecten rondom natuurinclusiviteit, maar de overheid kan hier wel naar toe werken, bijvoorbeeld door het afsluiten van Green Deals (wat ook al gebeurt), via de rol van de overheid als consument, in aansturing van onderzoek, etc. Of door je als overheid te scharen achter brede initiatieven, zoals bijvoorbeeld het uitvoeringsprogramma van het netwerk natuurinclusieve landbouw. Een voorbeeld van hoe de overheid aan een gemeenschappelijke ontwikkelvisie kan

werken, is de aanpak van de Zeeuwse kustvisie door de Provincie Zeeland. Door de open, faciliterende houding van de provincie ervaren de betrokkenen het resultaat als hun visie.

Bij natuurinclusief bouwen (wonen en recreatie) is ook een meer directe vorm van sturing denkbaar, waarbij met name gemeenten natuurinclusief bouwen als voorwaarden in het programma van eisen kunnen opnemen.