• No results found

3 Beleid en planvorming

3.3 Natuur en landschapsbeleid, cultuurhistorie

Gegeven de aanduiding zone IV is dit studiegebied geen bijzonder natuurdoeltype toegewe-zen, behoudens een relatief klein deel in het noordwesten dat aangeduid is als grasland met natuurwaarden. In het Gebiedsplan Provincie Drenthe, dat is vastgesteld op 29 januari 2002 is het gebied deels aangewezen als beheersgebied met als doelstelling “weidevogels”. Voor het beleid betekent dit: geen aankoop en geen beheersovereenkomsten gericht op bijzondere natuurdoelen.

Het gehele gebied valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gegeven de aanduiding zone IV, V en VI is dit studiegebied geen bijzonder natuurdoeltype toegewezen, behoudens een relatief klein deel in het noordwesten dat aangeduid is als grasland met natuurwaarden.

Als onderdeel van de Drentsche Aa vormt het beekdal een natte, ecologische verbindings-zone. Aan de beek zelf is het doeltype Half-natuurlijke beek”toegekend. Het beleid voor het beekdal is gericht op het verbeteren van condities voor planten- en diersoorten door de interacties tussen versnipperde leefgebieden mogelijk te maken. Door de te treffen maatregelen krijgen organismen meer kansen om zich te verplaatsen, te verbreiden en van leefgebied te wisselen.

Een klein gedeelte in zuidelijke richting, tussen de bossen, heeft het predicaat natuurdoeltype parklandschap gekregen, wat inhoudt dat hier een halfgesloten landschap tot ontwikkeling moet komen waarin naast korte vegetatie relatief veel bosschages tot ontwikkeling moet komen. De boswachterij is aangeduid met het natuurdoeltype multifunctioneel bos en de hierin liggende vennen of depressies met multifunctioneel water met natuurwaarden

Wat betreft het landschap zijn er beleidsmatig geen concrete aangrijpingspunten in dit gebied. Wel mogen we, gegeven ze zone-aanduidingen, er van uit gaan dat het bijzondere en streekeigen landschap het behoud en mogelijk (gedeeltelijk) herstel veel aandacht verdient, voor zover dit teruggrijpt op de vroegere half-natuurlijke toetstand.

Ten aanzien van de cultuurhistorie wordt geconstateerd dat in dit gebied geen speciale beleidsparagraaf vigeert, hoewel er wel algemene formuleringen in het provinciaal beleid duiden op zorg voor de cultuurhistorie. We gaan er van uit dat de planvorming uitdrukkelijk rekening moet houden met het streekeigen karakter van het gebied in samenhang met de dorpjes Amen en Grolloo, waarbij de historische contouren van het oude cultuurlandschap weer zo veel mogelijk tot uitdrukking zouden moeten komen. Wel blijft het aspect cultuur-historie onderschikt aan de andere functies.

Figuur 11. Natuurbeleid in kaartbeeld.

Wanneer de plannen in de eindfase tot concrete maatregelen zullen gaan leiden is het gewenst om de lokale initiatieven in Amen en Grolloo er bij te betrekken.

Concreet: de provincie Drenthe heeft voor dit gebied zeer terughoudend groen-blauw-beleid geformuleerd, waardoor er geen sprake van verwerving, een verbindingszone via het waterspoor vorm moet krijgen en landschap en cultuurhistorie wellicht kansen krijgen indien plannenmakers daar rekening mee willen houden.

Beleidsmatige koersen zijn: zoeken naar samenwerking om elkaar te versterken en vrijwillig vorm geven aan streekeigen kwaliteit van landschap en cultuurhistorie.

3.4 Waterbeleid

De waterhuishouding heeft in dit deel van de Drentsche Aa ook de aanduiding "grondwater-beschermingsgebied ten behoeve van waterwinning" gekregen; die aanduiding is van toepassing op de beek en directe omgeving. Verder heeft het waterbeleid geen eigenstandige status in het gebied maar een ondersteunende rol in het behoud en ontwikkeling van natuur-waarden. Bovendien dient ze afgestemd te worden op het behoud van de samenhang tussen de verschillende vormen van grondgebruik, waarbij in de uitwerking behoud, herstel en ontwik-keling van natuurwaarden voorop staan. Voor zover het gaat om water als element dat een wezenlijke gebiedskenmerk is, speelt het bovendien een rol bij de uitwerking van de land-schappelijke en cultuurhistorische structuur.

In het natuurbeleid wordt de beek integraal als ecologische verbindingszone aangeduid, hetgeen impliceert dat het een gebied moet worden waarin migratie en tenminste tijdelijk verblijf van dier- en plantensoorten mogelijk wordt. Gelet op de huidige vormgeving, dimensionering en beheer betekent dit - indien daartoe besloten wordt - dat de nodige aanpassingen gewenst zullen zijn13.

In het ontwikkelingsperspectief van de provincie (zie kaart in paragraaf 3.6) duidt er nog op dat in dit deel van de bovenloop er een goede kans gezien wordt om waterwinning en natuurwaarden in samenhang tot ontwikkeling te brengen. Deze optie komt overigens voor tal van gebieden tot uitdrukking en er is op voorhand nog geen reden om die optie hier te bespoedigen.

De gebieden die zuidelijk aan het plangebied grenzen maken deel uit van een uitgestrekte zone waarin sprake is van verdroging.14

In de gebiedsvisie Drentse Aa komt op grond van onderzoek naar voren dat "er uitbreidingen in de vorm van bufferzones moeten komen bij reservaten" en "in ieder geval zou de water-huishouding meer gericht moeten worden op het natuurbelang". Het deel dat als bovenloop aangemerkt wordt, in het bijzonder het Halkenbroek ( zie Dienst Landelijk Gebied, 2001), staat genomineerd op er op (langere) termijn door niets-doen-beheer weer een zo natuurlijk mogelijk toestand te creeren (begeleid-natuurlijke eenheid). Verder wordt gesignaleerd dat de vrij talrijke stuwtjes "een belangrijke belemmering vormen voor het dierenleven in het water".

13 Opgemerkt wordt overigens dat er een waterverbeteringsplan voorligt voor de omgeving Amen-Ekehaar

waarin gedetailleerd aanpassingen aan de beek voorgesteld worden. Het betreft een plan die recht doet aan de actuele landbouwfunctie van dit gebied.

14 De akkerbouw heeft regelmatig wateroverlast, hoewel soms akkerbouw bedreven wordt op plekken

die hoe dan ook altijd nat zullen blijven. Wateraanvoer heeft nergens plaats, beregening zeer beperkt en dan bijna alleen op percelen met lelieteelt. In 2002 heeft het waterschap enige aanpassingen

Concreet: geef water een rol in natuurbehoud en -ontwikkeling en houdt terdege reke-ning met water in verband met het landschap en de cultuurhistorie. Ook: houdt dan wel rekening met andere gebiedsfuncties, bijvoorbeeld de landbouw.

Beleidsmatige koersen zijn: formuleer integraal waterbeheer (stem groen-blauwe doelstelling tot op operationeel niveau op elkaar af), richt de beek multifunctioneel in, stem de waterhuis-houding pas

in laatste instantie af op de uit te werken koersen van dit planproces15.

3.5 Landbouwbeleid

Het landbouwbeleid krijgt in het provinciale beleid vooral aandacht via de zone- indeling. Gegeven die indeling kunnen we het beleid (in zone IV) karakteriseren als: * verweving tussen landbouw en natuur.

Deze kenmerkendheid, de verweving, betekent dat de omgevingskwaliteit het uitgangspunt is, en de wederzijdse beinvloeding naar en vanuit landbouw- ontwikkelingsgebieden speelt een wezenlijke rol.

In de uitgangspunten, zoals we die ook kunnen lezen in het provinciale omgevingsplan, komt naar voren dat de landbouw ook in de toekomst op het Drentsche platteland van blijvend en wezenlijk belang wordt geacht, maar dat er ook een heel duidelijke samenhang is met andere kwaliteitsdragers in die gebieden, natuur, milieu, landschap en cultuurhistorie.16

In grote lijnen evenwel heeft de landbouw een samenhangende ruimtelijke structuur van landbouwkerngebieden die de contramal is van de EHS. In die kerngebieden staat de ontwikkeling van een duurzame landbouw voorop.

Opmerking: een aantal landbouwers maakt gebruik van de mogelijkheid om beheers- overeenkomsten te hebben, hetgeen vooral in verband gebracht wordt met het gegeven dat veel landbouwers dit gebied wel willen verlaten; verder is geconstateerd dat er bij hen geen interesse is om naar een beheersgebied doorgeruild te worden. Wel blijkt dat sommigen geinteresseerd zijn om beheer uit te voeren, maar hoeven hiervoor de grond niet per se in eigendom te hebben.

Concreet: het provinciale beleid heeft geen specifiek instrumentarium op operationeel niveau voor de landbouw in dit gebied maar stuurt en stimuleert via ruimtelijke en ruimtelijke-ordeningsaccenten, en intermedieert vooral bestuurlijk in gebieden waar er spanning tussen allerlei functies aan de orde is.

15 Inmiddels wordt er een studie uitgevoerd die moet resulteren in een

"waterkansenkaart"(Alterra/Brouwer en Bogaart), die naar verwachting als leidraad kan dienen voor toekomstig waterbeleid (meded. R. van Veen).

Beleidsmatige koersen zijn: samenhang en samenwerking bevorderen, zo mogelijk accent binnen landbouwbedrijfsvoering verschuiven naar meer groen-blauwe maatregelen (ruimte in bedrijf geven aan natuur, landschap en water).