• No results found

NATUUR, CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE 1 Flora en fauna

CONCLUSIES EN ADVIES Resultaten perceel 5780

5. NATUUR, CULTUURHISTORIE EN ARCHEOLOGIE 1 Flora en fauna

5.1.1 Inleiding

Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie. Dit netwerk verbindt bestaande natuurgebieden die vallen onder de Europese Vogelrichtlijn- of de Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving middels de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

5.1.2 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.

Het dichtstbijzijnde gelegen Natura 2000-gebied betreft het Vogelrichtlijngebied ‘Rijntakken’. Dit gebied is op een afstand van ruim 14 kilometer van het plangebied gelegen. De beoogde herontwikkeling heeft op een dergelijke afstand geen invloed op het Vogelrichtlijngebied ‘Rijntakken’.

5.1.3 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. De verbodsbepalingen en afwijkingsmogelijkheden in de Wet natuurbescherming zijn uitsluitend van toepassing op de soorten waarvoor dit onmiddellijk voortvloeit uit de vereisten van de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern, het Verdrag van Bonn, het Biodiversiteitsverdrag en de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming. Het gaat daarbij om alle op het Europees grondgebied in het wild levende vogels en voorts om de dieren en planten van de soorten van Europees belang die van nature op het Nederlands grondgebied voorkomen.

Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met beschermde dier- en plantensoorten ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling plaats te vinden.

Door Maassen Ecologisch advies en onderzoek is een flora en fauna quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek d.d. 22 februari 2017 met rapportnummer 170-1 behoort als bijlage bij deze toelichting.

Navolgend worden de conclusie en aanbeveling weergegeven:

“Buiten vleermuizen die langs de terreinranden foerageren worden er geen strikt beschermde soorten binnen het plangebied verwacht. Er worden ook geen nationaal beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt verwacht waarop de voorgenomen herontwikkeling van negatieve invloed kan zijn op hun leefomgeving, verblijfplekken en staat van instandhouding.

Er ontbreken binnen het plangebied en de invloedssfeer daarvan verblijfplaatsen die als jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen kunnen worden aangemerkt of andere elementen die beschermd zijn als onderdeel van de functionele leefomgeving die deze verblijfplekken in stand houdt. Zover deze in de omgeving aanwezig kunnen zijn, liggen deze op voldoende afstand om geen verstoring te verwachten ten gevolge van de voorgenomen herontwikkeling.

Niet geheel uitgesloten kunnen worden een aantal beschermde soorten zoogdieren en amfibieën waarvoor een vrijstelling geldt. Voor deze soorten wordt verwacht dat de zorgplicht in acht wordt genomen. Ook geldt dit voor soorten die geheel onbeschermd zijn.

Concluderend kan gesteld worden indien afdoende maatregelen genomen worden om geen schade te berokkenen aan vogelnesten die in gebruik zijn, worden als gevolg van de uitvoering van de plannen geen negatieve effecten verwacht op beschermde soorten, hun verblijfplekken en leefgebieden.

Bij uitvoering van ingrepen dient het broedseizoen in acht genomen te worden indien niet voldoende gegarandeerd kan worden dat nesten van broedende vogels niet beschadigd of vernietigd kunnen worden. In de periode waar nog broedende vogels of nestjongen worden waargenomen geldt het broedseizoen. Voor aanwezigheid onbeschermde en vrijgestelde zoogdieren en amfibieën dient de zorgplicht in acht genomen te worden. D.w.z. dat men verstoring, verwonding en doden van deze diersoorten zoveel mogelijk tracht te voorkomen.

De zorgplicht houdt in dat eenieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd.

Gelet op het belang van de omgeving voor vleermuizen dient het aanbeveling om na zonsondergang terughoudend te zijn met bouwverlichting en bij herinrichting een verlichting te realiseren die niet gericht is op groenstructuren waarlangs vleermuizen kunnen foerageren.

Het dient aanbeveling om bij verwijderen van afvalbergen zorgvuldig te werk gaan om beschadiging en doden van schuilende amfibieën en kleine zoogdieren te voorkomen.

Aanbevolen compenserende maatregelen

Bij herontwikkeling de percelen van een inrichting voorzien die aansluit op de landschappelijke en ecologische omgeving. Bijvoorbeeld door de aanplant van groenstructuren die inheemse soorten bomen en struiken bevatten.

Indien verstoring van broedvogels uitgesloten kan worden genomen is een ontheffingsaanvraag niet noodzakelijk.

Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.

Samenvattend

Indien de hiervoor genoemde algemene voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen, worden ten gevolge van voorgenomen ingrepen en herontwikkeling van het plangebied geen negatieve effecten verwacht op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten en hun

leefgebied. Ontheffingsaanvraag is alleen noodzakelijk indien niet gegarandeerd kan worden dat broedvogels niet verstoord worden doordat hun nestelplekken beschadigd of vernietigd worden.

Op grond van het flora en fauna onderzoek wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Met de beoogde ontwikkeling zal worden aangesloten op de aanbevolen maatregelen, daarmee is zeker gesteld dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft op eventueel aanwezige flora en fauna eeuw heeft grootschalige heideontginning tot forse uitbreiding van de landbouwgronden geleid. Voor de ontwikkeling van de nederzettingen binnen de gemeente Bernheze is met name de ligging aan belangrijke doorgaande routes tussen grotere plaatsen in de omgeving van belang. De oorspronkelijke dorpslinten die aan deze routes zijn ontstaan zijn waardevol als historische structuur. Daarnaast liggen in het buitengebied ook enkele bebouwingsconcentraties die cultuurhistorisch van belang zijn.

Binnen de gemeente Bernheze is de kern Heesch de hoofdkern en tevens de grootste kern. Heesch is gelegen op de overgang van de Peelhorst in het oosten, de jonge ontginningen in het zuiden en het dekzandlandschap in het noorden. Cultuurhistorisch waardevolle elementen in de kern zijn met name de oude dorpslinten. Rondom de kern liggen daarnaast ook nog enkele historische groenstructuren.

Het plangebied is gelegen aan de Binnenweg te Heesch en maakt onderdeel uit van de cultuurhistorisch waardevolle regio Peelrand. Voor het overige is het plangebied en de directe omgeving niet aangeduid op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. De beoogde herontwikkeling zal geen invloed hebben op de cultuurhistorische waarden.

5.3 Archeologie

5.3.1 Verdrag van Valletta

In 1992 is het Verdrag van Valletta door de landen van de Europese Unie waaronder Nederland ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij realisatie van bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard.

5.3.2 Wet op de archeologische monumentenzorg

Sinds 2007 kent Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988). De bepalingen van deze wet zijn per 1 juli 2016 (gedeeltelijk) overgegaan in de erfgoedwet. Op basis van deze wetten zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed.

5.3.3 Archeologiebeleid gemeente Bernheze

De gemeente Bernheze heeft ervoor gekozen om in het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een eigen gemeentelijk archeologiebeleid te formuleren. Dit archeologiebeleid is op 3 februari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld en bestaat uit de ‘Nota Archeologiebeleid gemeente Bernheze’ en de ‘Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart Gemeente Bernheze’. Op basis van deze documenten, is de gemeente Bernheze in staat om op verantwoorde wijze een archeologiebeleid te implementeren. Met dit beleid wordt een juiste balans gevonden tussen een goede omgang met het archeologisch erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de ‘Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart Gemeente Bernheze’ waarop het plangebied met een rode cirkel is aangeduid.

Figuur 11: Uitsnede van de ‘Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart Gemeente Bernheze’.

Het plangebied is voor wat betreft het perceel Heesch B 5780 voor een deel aangeduid als gelegen in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting. Ter plaatse geldt een onderzoeksplicht naar eventueel aanwezige archeologische waarden bij bodemverstoringen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2.500 m². Het overige deel van het plangebied is aangewezen als gebied zonder archeologische verwachting of wel als gebied dat archeologisch is vrijgegeven.

Door de gemeente Bernheze is het archeologiebeleid verankerd in het vigerende bestemmingsplan.

Ter plaatse van het perceelsgedeelte Heesch B 5780 is conform het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ toegekend.

Ter plaatse van het perceel Heesch B 5780 wordt een vrijstaande Ruimte voor Ruimte woning opgericht. De verstoringsoppervlakte als gevolg van de herontwikkeling blijft beneden de 2.500 m².

Derhalve wordt een archeologisch onderzoek ter plaatse niet noodzakelijk geacht. De

dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ blijft met onderhavig bestemmingsplan behouden, waarmee eventueel aanwezige waarden ook in de toekomst beschermd blijven.

Mochten er tijdens de werkzaamheden binnen het plangebied toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt conform artikel 5.4 Meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van de Erfgoedwet, een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Bernheze.