• No results found

Mossel areaal vs jaargemiddeld slibgehalte (mg/l)

4.4.1 Natura 2000-gebied Noordzeekustzone

Dit Natura 2000-gebied ligt op korte afstand van een aantal van de wingebieden voor ophoogzand. Verstoring van vogels en zeezoogdieren tijdens winning en transport van zand wordt voorkomen door wettelijk verplichte maatregelen. Het transport van zand vindt bovendien plaats via de bestaande vaarroutes naar de verschillende zeehavens (zie Sweco, 2017b).

In Tabel 8 zijn de effecten op de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden in de Noordzeekustzone samengevat. Hierbij wordt verwezen naar passages in dit rapport of naar het MER winning ophoogzand (Sweco, 2017b).

Tabel 8 Toetsing zandwinning ophoogzand, Natura 2000-gebied Noordzeekustzone

Nr Naam Significant effect? Toelichting H1110B Permanent overstroomde zandbanken

0 Natuurlijke opbouw levensgemeenschappen benthos

wordt niet beïnvloed door vertroebeling (zie paragraaf 4.2.1.1)

H1140B Slik- en zandplaten 0

- Overige habitattypen 0 Overige habitattypen liggen buiten directe invloed van de

effecten van vertroebeling

-

Zeeprik, rivierprik, fint, bruinvis, grijze zeehond, gewone zeehond

0

Vissen en zeezoogdieren ondervinden geen invloed van vertroebeling. Beperkte toename van de vertroebeling heeft geen gevolgen voor vangstsucces bij foerageren. Beschikbaarheid van voedsel (vis, zoöplankton) worden niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Verstoring van zeezoogdieren kan worden voorkomen daar aanpassing vaarroutes in kwetsbare perioden. Ligplaatsen van zeehonden worden niet beïnvloed door zandwinning en - transport (Zie Sweco, 2017b).

- Broedvogels: bontbekplevier, strandplevier, dwergstern 0

Broedvogels van strand en zandplaten worden niet beïnvloed door zandwinning en -transport. Broedgebieden liggen buiten de verstoringszones van deze activiteiten. Zandwinning heeft geen gevolgen voor de

beschikbaarheid van voedsel voor deze soorten.

Niet-broedvogels

A065 Zwarte zee-eend 0

Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van biomassa schelpdieren) van de Noordzeekustzone. Geen nadelig effect op (potentieel) aantal in de

Noordzeekustzone verblijvende zwarte zee-eenden (zie paragraaf 4.2.1.2).

Effecten van verstoring worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017b)

A062 Toppereend Deze soorten komen zeer incidenteel in de

Noordzeekustzone voor om te foerageren op schelpdieren. Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van biomassa schelpdieren) van de Noordzeekustzone. Geen nadelig effect op aantal potentieel in de Noordzeekustzone verblijvende vogels.

Effecten van verstoring worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017b).

81

Nr Naam Significant

effect? Toelichting

- Overige niet

broedvogels

Overige niet-broedvogels zijn niet afhankelijk van schelpdieren. Het voedsel van deze soorten (vis, andere soorten benthos, planten) wordt niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Effecten van verstoring vinden niet plaats omdat deze soorten buiten de verstorende invloed van varende schepen voorkomen, of gemakkelijk tijdelijk kunnen uitwijken.

In dit rapport zijn de effecten van vertroebeling als gevolg van zandwinning op een aantal habitattypen en vogelsoorten nader onderzocht. Deze habitattypen en soorten zijn gevoelig voor deze effecten, omdat vertroebeling kan leiden tot afname van beschikbaarheid van voedsel in de vorm van schelpdieren. Een deel van deze habitattypen en soorten verkeert bovendien in slechte staat van instandhouding.

Habitattype H1110B Permanent overstroomde zandbanken heeft landelijk een matig gunstige staat van instandhouding, vanwege een niet natuurlijke opbouw van bodemfauna en vispopulaties, onvoldoende vis- en schelpdiervoorkomen en menselijke verstoring. Een oplossing hiervoor wordt gezocht in verduurzaming van de visserij (innovaties en zonering bodem beroerende visserijen), onderzoek en monitoring, optimalisatie uitvoering kustverdediging en beheer en onderhoud. Het instandhoudingsdoel is behoud van oppervlakte en verbetering van de kwaliteit. Dit doel wordt naar verwachting in de tweede beheerplanperiode (vanaf 2023) gerealiseerd (Ministerie van IenM, 2016b). De kwaliteit van dit habitattype hangt samen met een aantal kenmerken, waaronder een natuurlijke opbouw van vis- en benthosgemeenschappen en de aanwezigheid van schelpdierbanken. De effecten op deze kwaliteitskenmerken zijn in paragraaf 4.2.1.1 besproken. Daaruit blijkt dat deze kenmerken niet nadelig beïnvloed worden. De realisatie van de vereiste kwaliteit conform de instandhoudingsdoelstelling wordt daarmee niet belemmerd door de winning van ophoogzand.

Het habitattype H1140B slik- en zandplaten heeft landelijk een gunstige staat van instandhouding. Het instandhoudingsdoel is behoud van oppervlakte en kwaliteit. Voor dit habitattype gelden vergelijkbare kwaliteitskenmerken. De winning van ophoogzand in de Noordzee leidt daarom eveneens niet tot nadelige beïnvloeding van de realisatie van het instandhoudingsdoel voor dit habitattype.

De zwarte zee-eend heeft een matig gunstige staat van instandhouding in de Noordzeekustzone. Het instandhoudingsdoel is vastgesteld op een midwinteraantal van 51.900 vogels. De soort komt in sterk wisselende aantallen voor in de Noordzeekustzone. De laatste jaren lijkt het ten doel gestelde aantal regelmatig gehaald te worden. In deze nadere verdieping is aangetoond dat de hoeveelheid voedsel in de Noordzeekustzone toereikend is om het instandhoudingsdoel te faciliteren, en dat ondanks omvangrijke zandwinningen in de afgelopen periode, een positieve trend in zowel voedselbeschikbaarheid als aantallen zwarte zee-eenden is opgetreden. Deze trend kan zich in de komende periode voortzetten, mede onder invloed van maatregelen die bodem beroerende activiteiten en verstoring in de Noordzeekustzone beperken. De winning van ophoogzand in de Noordzee heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor het realiseren van het instandhoudingsdoel voor de zwarte zee-eend.

4.4.2

Natura 2000-gebied Voordelta

In Tabel 9 zijn de effecten op de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden in de Voordelta samengevat. Hierbij wordt verwezen naar passages in dit rapport of naar het MER winning ophoogzand (Sweco, 2017b).

Voor de Voordelta gaat de aandacht net zoals bij de Noordzeekustzone uit naar de beide habitattypen H1110B en H1140B en de zwarte zee-eend.

In de Voordelta komen ook de varianten A van beide habitattypen voor, die voor het getijdengebied gelden. De landelijke staat van instandhouding is voor de habitattypen en de zwarte zee-eend matig gunstig, met uitzonder van H1140B, waarvoor de staat van instandhouding gunstig is. Voor alle habitattypen gelden behoudsdoelstellingen. Ook in de Voordelta is, om dezelfde redenen als bij de Noordzeekustzone (zie hierboven) geen negatieve invloed van zandwinning te verwachten op de kwaliteitskenmerken van deze habitattypen.

De zwarte zee-eend heeft landelijk een matig gunstige staat van instandhouding. Het instandhoudingsdoel is vastgesteld op een midwinteraantal van 9.700 vogels.

De soort komt echter in veel lagere aantallen voor in de Voordelta, ondanks dat er meer dan voldoende voedsel beschikbaar is. Mogelijk speelt verstoring hierbij een rol, of verblijven de eenden bij voorkeur in foerageergebieden die dichter bij hun broedgebied liggen (Noordzeekustzone, Oostzeegebied). De winning van ophoogzand in de Noordzee heeft geen gevolgen voor de aan voedsel gerelateerde draagkracht van het gebied voor zwarte zee-eenden, en daarmee geen nadelige gevolgen voor het realiseren van het

instandhoudingsdoel voor de soort.

Tabel 9 Toetsing zandwinning ophoogzand, Natura 2000-gebied Voordelta

Nr Naam Significant

effect? Toelichting

H1110 Permanent overstroomde

zandbanken 0 Natuurlijke opbouw levensgemeenschappen benthos

wordt niet beïnvloed door vertroebeling (zie paragraaf 4.2.1.1).

H1140 Slik- en zandplaten 0

- Overige habitattypen 0 Overige habitattypen liggen buiten directe invloed van

vertroebeling

-

Zeeprik, Rivierprik, Fint, Elft, Grijze zeehond, Gewone zeehond

0

Vissen en zeezoogdieren ondervinden geen invloed van vertroebeling. Beperkte toename van de

vertroebeling heeft geen gevolgen voor vangstsucces bij foerageren. Beschikbaarheid van voedsel (vis, zoöplankton) worden niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Verstoring van zeezoogdieren kan worden voorkomen daar aanpassing vaarroutes in kwetsbare perioden. Ligplaatsen van zeehonden worden niet beïnvloed door zandwinning en -transport (zie Sweco, 2017b).

A065 Zwarte zee-eend 0

Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van biomassa schelpdieren) van de Voordelta. Geen nadelig effect op potentieel aantal in de Voordelta verblijvende zwarte zee-eenden, mits rust voldoende gewaarborgd wordt (Zie paragraaf 4.2.1.2).

Effecten van verstoring worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017b).

A062 Toppereend Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot

onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van aanwezige biomassa schelpdieren) van de Voordelta. Geen nadelig effect op aantal potentieel in de Voordelta verblijvende vogels, mits rust voldoende gewaarborgd wordt.

Effecten van verstoring worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017b).

A063 Eider

- Overige niet broedvogels

Overige niet-broedvogels zijn niet afhankelijk van schelpdieren. Het voedsel van deze soorten (vis, andere soorten benthos, planten) wordt niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Effecten van verstoring vinden niet plaats omdat deze soorten buiten de verstorende invloed van varende schepen

83

4.4.3

Natura 2000-gebied Vlakte van de Raan

In Tabel 10 zijn de effecten op de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden in de Vlakte van de Raan samengevat. Hierbij wordt verwezen naar passages in dit rapport of naar het MER winning ophoogzand (Sweco, 2017b).

In de Vlakte van de Raan geldt alleen een instandhoudingsdoel voor habitattype H1140B. De landelijke staat van instandhouding van dit habitattype is matig gunstig. Er geldt een behoudsdoel voor oppervlakte en kwaliteit. Het gebied is niet aangewezen voor zwarte zee-eenden.

Ook in de Vlakte van de Raan is, om dezelfde redenen als bij de Noordzeekustzone (zie hierboven) geen negatieve invloed van zandwinning te verwachten op de kwaliteitskenmerken van deze habitattypen.

Tabel 10 Toetsing zandwinning ophoogzand, Natura 2000-gebied Vlakte van de Raan

Nr Naam Significant

effect? Toelichting

H1110B Permanent overstroomde

zandbanken 0

Natuurlijke opbouw levensgemeenschappen benthos wordt niet beïnvloed door vertroebeling (zie paragraaf 4.2.1.1).

-

Zeeprik, Rivierprik, Fint, Bruinvis, Grijze zeehond, Gewone zeehond

0

Vissen en zeezoogdieren ondervinden geen invloed van vertroebeling. Beperkte toename van de

vertroebeling heeft geen gevolgen voor vangstsucces bij foerageren. Beschikbaarheid van voedsel (vis, zoöplankton) worden niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Verstoring van zeezoogdieren kan worden voorkomen daar aanpassing vaarroutes in kwetsbare perioden. Ligplaatsen van zeehonden worden niet beïnvloed door zandwinning en -transport (zie Sweco 2017b).

4.4.4

Natura 2000-gebied Oosterschelde

In Tabel 11zijn de effecten op de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden in de Oosterschelde samengevat. Hierbij wordt verwezen naar passages in dit rapport.

Voor de Oosterschelde zijn effecten van vertroebeling beschreven op het habitattype H1160 Grote baaien en schelpdieren etende soorten scholekster en kanoet.

De landelijke staat van instandhouding van het habitattype H1160 is zeer ongunstig. De bestaande variatie aan deelecosystemen vervlakt zichtbaar, als gevolg van de zogenoemde zandhonger, die als belangrijk gevolg heeft dat de tijd die platen en slikken droogvallen is afgenomen. De winning van ophoogzand heeft echter geen invloed op deze processen. De aan slib verbonden kwaliteitskenmerken van het habitattypen worden niet nadelig beïnvloed door de zandwinning, omdat het slibgehalte in de Oosterschelde niet of nauwelijks zal wijzigen.

De scholekster heeft een landelijk zeer slechte staat van instandhouding. Het instandhoudingsdoel voor de scholekster in de Oosterschelde is bepaald op 24.000 vogels als seizoensgemiddelde. De werkelijk voorkomende aantallen vogels lagen daar in 2012 iets onder (23.392).

De landelijke staat van instandhouding van de kanoet is matig gunstig. Voor de kanoet geldt een instandhoudingsdoel van 7.700 vogels. In 2012 lagen de werkelijk voorkomende aantallen daar onder ((6.432 vogels).

Voor beide soorten gelden behoudsdoelstellingen, omdat herstel niet mogelijk wordt geacht door de problematiek rond de zandhonger.

De winning van ophoogzand op de Noordzee heeft geen gevolgen voor de beschikbaarheid van voedsel voor deze soorten, en zal daarmee de realisatie van instandhoudingsdoelen voor deze soorten niet belemmeren.

Tabel 11 Toetsing zandwinning ophoogzand, Natura 2000-gebied Oosterschelde N r Naam Significant effect? Toelichting Habitattypen H 1 1 6 0 H1160 Grote baaien 0

Natuurlijke opbouw levensgemeenschappen van benthos, zeegras en ruppiavelden, vissen en vogels wordt niet beïnvloed door vertroebeling (Zie paragraaf 4.2.2.3).

- Overige habitattypen 0 Overige habitattypen liggen buiten directe invloed van vertroebeling

Habitatsoorten

- Noordse woelmuis, gewone

zeehond 0

Omdat vertroebeling niet of nauwelijks optreedt worden zeezoogdieren niet nadelig beïnvloed. Verstoring van

zeehonden treedt niet op door de grote afstand tot wingebieden en transportroutes (Zie Sweco, 2017b).

De Noordse woelmuis komt voor in gebieden buiten de invloedssfeer van zandwinning.

Broedvogels

- Broedvogels 0

Broedvogels van strand en zandplaten worden niet beïnvloed door zandwinning en -transport. Broedgebieden liggen buiten de verstoringszones van deze activiteiten. Vanwege zeer beperkte toename van vertroebeling zijn er geen gevolgen voor

vangstsucces van visetende soorten (sterns) (Zie Sweco. 2017b). Niet-broedvogels A 1 3 0

Scholekster 0 Er is niet of nauwelijks effect van zandwinning te verwachten op het slibgehalte in de Oosterschelde. Daarmee is er geen effect op primaire en secundaire productie, en wordt de

beschikbaarheid van voedsel voor deze soorten niet nadelig beïnvloed. A 1 4 3 Kanoet 0 - Overige niet-broedvogels 0

Overige niet-broedvogels zijn niet afhankelijk van schelpdieren. Het voedsel van deze soorten (vis, andere soorten benthos, planten) is niet gevoelig voor vertroebeling. Effecten van verstoring vinden niet plaats omdat deze soorten buiten de verstorende invloed van varende schepen voorkomen (zie Sweco, 2017b).

4.4.5

Natura 2000-gebied Waddenzee

In Tabel 12 zijn de effecten op de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden in de Waddenzee samengevat. Hierbij wordt verwezen naar passages in dit rapport of naar het MER winning ophoogzand (Sweco, 2017b).

De winning van ophoogzand vindt plaats op grote afstand van de Waddenzee. Het transport naar

zeehavens, eventueel ook via de Waddenzee, vindt plaats via bestaande scheepvaartroutes. Effecten van verstoring zijn in de Waddenzee daarom niet aan de orde.

85

Tabel 12 Toetsing zandwinning ophoogzand, Natura 2000-gebied Waddenzee

Nr Naam Significan

t effect? Toelichting

Habitattypen

H1110A Permanent overstroomde

zandbanken 0 Natuurlijke opbouw levensgemeenschappen benthos wordt niet beïnvloed door vertroebeling (zie paragraaf 4.2.3.1). H1140A Slik- en zandplaten 0

- Overige habitattypen 0 Overige habitattypen liggen buiten directe invloed van vertroebeling

Habitatsoorten

-

Nauwe korfslak, Zeeprik, Rivierprik, Fint, Grijze zeehond, Gewone zeehond

0

Vissen en zeezoogdieren ondervinden geen invloed van vertroebeling. Beperkte toename van de vertroebeling heeft geen gevolgen voor vangstsucces bij foerageren.

Beschikbaarheid van voedsel (vis, zoöplankton) worden niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Leefgebieden van zeehonden worden niet beïnvloed door zandwinning en - transport (Zie Sweco, 2017b).

De nauwe korfslak komt voor in duinvalleien, buiten de invloedssfeer van zandwinning.

Broedvogels

A063 Eider 0

Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van aanwezige biomassa schelpdieren) van de Waddenzee. Geen nadelig effect op aantal potentieel in de Waddenzee broedende vogels (zie paragraaf 4.2.3.2).

- Overige broedvogels 0

Broedvogels van strand en zandplaten worden niet beïnvloed door zandwinning en -transport. Broedgebieden liggen buiten de verstoringszones van deze activiteiten. Zandwinning heeft geen gevolgen voor de beschikbaarheid van voedsel voor deze soorten (zie Sweco, 2017b),

Niet-broedvogels

A063 Eider 0 Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van aanwezige biomassa schelpdieren) van de Waddenzee. Geen nadelig effect op aantal potentieel in de Waddenzee verblijvende vogel (zie paragraaf 4.2.3.2).

A130 Scholekster 0

A143 Kanoet 0

- Overige niet-broedvogels 0

Overige niet-broedvogels zijn niet afhankelijk van schelpdieren. Het voedsel van deze soorten (vis, andere soorten benthos, planten) wordt niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Effecten van verstoring vinden niet plaats omdat deze soorten buiten de verstorende invloed van varende schepen voorkomen, of gemakkelijk tijdelijk kunnen uitwijken (zie Sweco 2017b).

In dit rapport zijn de effecten van vertroebeling als gevolg van zandwinning op een aantal habitattypen en vogelsoorten nader onderzocht. Deze habitattypen en soorten zijn gevoelig voor deze effecten, omdat vertroebeling kan leiden tot afname van beschikbaarheid van voedsel in de vorm van schelpdieren. Een deel van deze habitattypen en soorten verkeert bovendien in slechte staat van instandhouding.

Habitattype H1110A Permanent overstroomde zandbanken heeft landelijk een matig gunstige staat van instandhouding, vanwege onvoldoende aanwezigheid van sublitorale mosselbanken (oudere stadia), onvoldoende biomassa van vis/kraamkamerfunctie en onvoldoende zoet-zoutgradiënten.

Een oplossing hiervoor wordt gezocht in vermindering van bijvangsten in de visserij, bescherming van bodemorganismen, ontwikkeling van mosselbanken en verbetering van zoet-zoutgradiënten. Het instandhoudingsdoel is behoud van oppervlakte en verbetering van de kwaliteit. Dit doel wordt naar verwachting in de tweede beheerplanperiode (vanaf 2023) gerealiseerd (Rijkswaterstaat, 2016a). De kwaliteit van dit habitattype hangt samen met een aantal kenmerken, waaronder een natuurlijke opbouw van vis- en benthosgemeenschappen en de aanwezigheid van schelpdierbanken. De effecten op deze

kwaliteitskenmerken zijn in paragraaf 4.2.3.1 besproken. Daaruit blijkt dat deze kenmerken niet nadelig beïnvloed worden. De realisatie van de vereiste kwaliteit conform de instandhoudingsdoelstelling wordt daarmee niet belemmerd door de winning van ophoogzand.

Het habitattype H1140B slik- en zandplaten heeft landelijk een matig gunstige staat van instandhouding vanwege onvoldoende aanwezigheid van litorale mosselbanken, onvoldoende begroeiingen van zeegras en onvoldoende zoet-zoutgradiënten. Het instandhoudingsdoel is behoud van oppervlakte en verbetering van kwaliteit. Maatregelen om dit doel te bereiken zijn kennisopbouw over, en ontwikkeling van zeegras en mosselbanken en verbetering van zoet-zoutgradiënten. Voor dit habitattype gelden vergelijkbare

kwaliteitskenmerken. De winning van ophoogzand in de Noordzee leidt daarom eveneens niet tot nadelige beïnvloeding van de realisatie van het instandhoudingsdoel voor dit habitattype.

De scholekster heeft een zeer ongunstige staat van instandhouding. Het instandhoudingsdoel voor de scholekster is bepaald op 140.000-160.000 vogels als seizoensgemiddelde. De werkelijk voorkomende aantallen vogels liggen daar ver onder, en nemen ook nog steeds af. In het verleden speelde voedselgebrek als gevolg van schelpdierwinning. Voor de eider geldt een instandhoudingsdoel van 90.000-115.000 vogels (midwinteraantallen). Ook dit instandhoudingsdoel wordt niet gehaald. Ook voor de eider speelde

voedselbeschikbaarheid een belangrijke rol bij de afname in aantallen overwinterende vogels.

Inmiddels herstellen schelpdierbestanden zich zodanig dat er weer voldoende voedsel is voor de actuele aantallen scholeksters en eiders. Verder herstel van schelpdierbestanden wordt verwacht, zodat er ook voldoende draagkracht is om de instandhoudingsdoelen vanuit voedselbeschikbaarheid te faciliteren. Zandwinning heeft winning van ophoogzand in de komende periode van tien jaar geen negatieve invloed op het behalen van de instandhoudingsdoelen (zie paragraaf 4.2.2.2).

4.5

Toetsing winning suppletiezand aan Wet Natuurbescherming

Tabel 13 t/m Tabel 17 geven de beoordeling van de significantie van de effecten op habitattypen en soorten als gevolg van de winning van suppletiezand in de verschillende Natura 2000-gebieden.

Tabel 13 Toetsing winning suppletiezand Noordzeekustzone

Nr Naam Effect

significant? Toelichting

Habitattypen

H1110B Permanent overstroomde

zandbanken 0 Natuurlijke opbouw levensgemeenschappen benthos

wordt niet beïnvloed door vertroebeling als gevolg van zandwinning (zie paragraaf 4.2.1.1).

H1140B Slik- en zandplaten 0

- Overige habitattypen 0 Overige habitattypen liggen buiten directe invloed van

vertroebeling als gevolg van zandwinning.

Habitatsoorten

-

Zeeprik, Rivierprik, Fint, Bruinvis, Grijze zeehond, Gewone zeehond

0

Vissen en zeezoogdieren ondervinden geen invloed van vertroebeling. Beperkte toename van de vertroebeling heeft geen gevolgen voor vangstsucces bij foerageren. Beschikbaarheid van voedsel (vis, zoöplankton) worden

87

Nr Naam Effect

significant? Toelichting

niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Verstoring van zeezoogdieren kan worden voorkomen daar aanpassing vaarroutes in kwetsbare perioden. Verstoring van ligplaatsen van zeehonden kan worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017).

Broedvogels

- Bontbekplevier,

Strandplevier, Dwergstern

Broedvogels van strand en zandplaten worden niet beïnvloed door zandwinning en -transport. Broedgebieden liggen buiten de verstoringszones van deze activiteiten. Zandwinning heeft geen gevolgen voor de

beschikbaarheid van voedsel voor deze soorten.

Niet-broedvogels

A065 Zwarte zee-eend 0

Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van biomassa schelpdieren) van de Noordzeekustzone. Geen nadelig effect op aantal potentieel in de Noordzeekustzone verblijvende zwarte zee-eenden (Zie paragraaf 4.2.1.2). Effecten van verstoring worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017a).

A062 Toppereend Deze soorten komen incidenteel in de Noordzeekustzone

voor om te foerageren op schelpdieren. Vertroebeling als gevolg van zandwinning leidt niet tot onderschrijding van de draagkracht (in de vorm van biomassa schelpdieren) van de Noordzeekustzone. Geen nadelig effect op aantal potentieel in de Noordzeekustzone verblijvende vogels. Effecten van verstoring worden voorkomen door wettelijke maatregelen (zie Sweco, 2017a).

A063 Eider

- Overige niet broedvogels

Overige niet-broedvogels zijn niet afhankelijk van schelpdieren. Het voedsel van deze soorten (vis, andere soorten benthos, planten) wordt niet nadelig beïnvloed door vertroebeling. Effecten van verstoring vinden niet plaats omdat deze soorten buiten de verstorende invloed van varende schepen voorkomen, of gemakkelijk tijdelijk kunnen uitwijken.

In deze tabellen zijn de conclusies van de systeemanalyse in hoofdstuk 3 en de effectbeschrijving van de paragrafen 4.1 t/m 4.3 verwerkt. Voor een nadere toelichting van de onderbouwing van de geconstateerde effecten wordt naar deze hoofdstukken en paragrafen, en naar het MER suppletiezand (Sweco, 2017) verwezen.

Bij het transport van suppletiezand richting de suppletiezones ontstaan meer risico’s op verstoring van vogels en zeezoogdieren vergeleken met het transport van ophoogzand, omdat de schepen bij het transport naar de suppletiezones de Natura 2000-gebieden in de Noordzee moeten passeren. Door het treffen van