• No results found

Nationale broeikasgasemissies buiten het emissiehandelssysteem (niet-ETS)

In document Klimaat- en Energieverkenning 2020 (pagina 74-77)

ontwikkelingen in broeikasgas

4.3 Nationale broeikasgasemissies buiten het emissiehandelssysteem (niet-ETS)

Doelen voor twee periodes: 2013-2020 en 2021-2030

In Europa zijn nationale doelen afgesproken voor de broeikasgas- emissies die niet onder het Europese emissiehandelssysteem vallen (niet-ETS). Het gaat dan hierbij om vrijwel alle emissies van overige

Figuur 4.3 2005 2010 2015 2020 2025 2030 0 20 40 60 80 100 120megaton CO2-equivalenten

Bron: Emissieregistratie (realisatie); KEV-raming 2020

pb l.n l Realisatie Raming vastgesteld en voorgenomen beleid Bandbreedte Scheiding realisatie en raming

75

4 Nationale ontwikkelingen in broeikasgasemissies |

broeikasgassen1 en deels die van CO₂. En voor de sectoren geldt dat alle

emissies voort komend uit mobiliteit, vrijwel alle emissies uit de gebouwde omgeving en de landbouw, en een beperkt deel van de industriële emissies onder niet-ETS vallen. De emissies uit landgebruik (LULUCF, paragraaf 6.6) vallen niet onder de doelen voor niet-ETS. Er is wel een connectie tussen de twee: als er op basis van de Europese LULUCF-verordening tussen 2021 en 2030 een beleidstekort wordt geconstateerd in de Nederlandse landgebruiksemissies, dan mag dit tekort ook (deels) worden opgelost met aanvullende reducties binnen de Nederlandse niet-ETS-sectoren. Omgekeerd kunnen eventuele land gebruikscredits worden gebruikt om reductieopgaven van niet-ETS- emissies deels te compenseren.2

Voor de periode 2013 tot en met 2020 zijn de niet-ETS-doelen en regel geving voor elke Europese lidstaat vastgelegd in de zogeheten Effort Sharing Decision (ESD). In de ESD is voor Nederland een emissiereductie opgave vastgelegd van 16 procent in 2020 ten opzichte van 2005. Voor de periode 2021-2030 staan niet-ETS-opgaven in de Effort Sharing Regulation (ESR). Voor Nederland is er een emissiereductie- opgave van 36 procent in 2030 ten opzichte van 2005. Aan de hand van deze twee reductieopgaven zijn twee reeksen (2013-2020 en 2021-2030) afgeleid, met jaarlijkse emissieplafonds. Door deze jaarlijkse plafonds vervolgens per periode op te tellen, volgt een cumulatieve doelstelling per periode (zie ook ECN & PBL 2016).

1 Alleen de emissies van lachgas (N2O) bij de salpeterzuurproductie vanaf

2008 en de emissies van methaan (CH4) bij aluminumproductie vanaf 2013

vallen onder het ETS.

2 Zie ook http://capreform.eu/accounting-for-the-lulucf-sector-in-the-eus- 2030-climate-targets/.

Niet-ETS-emissies daalden tot 2019 vooral in de industrie

In de periode 2005-2015 daalden de niet-ETS-emissies in Nederland van circa 134 megaton CO₂-equivalenten tot circa 102 megaton CO₂-equiva- lenten (figuur 4.4, tabellenbijlage tabel 4).3 Vooral de niet-ETS-emissies

uit de industrie daalden, met circa 20 megaton CO₂-equivalenten, voornamelijk door een administratieve herallocatie in 2008 (bijvoor- beeld de N2O-emissies gerelateerd aan salpeterzuur productie, zie

hoofdstuk 6) en 2013 van activiteiten met emissies van niet-ETS naar ETS. Verder was er in de periode 2005-2015 een daadwerke lijke emissiereductie in de sectoren elektriciteitsproductie4 (3 megaton),

gebouwde omgeving (5 megaton) en mobiliteit (ruim 5 megaton). Tussen 2015 en 2019 stabiliseerden de niet-ETS-emissies rond de 101 megaton CO₂-equivalenten.

EU-verplichting voor niet-ETS voor 2013-2020 ruim haalbaar met beleid per 1 mei 2020

Naar verwachting dalen de emissies uit de niet-ETS-sectoren tot 2020 verder tot 96 megaton CO₂-equivalenten. Die daling komt vooral voor rekening van de gebouwde omgeving en mobiliteit (zie ook hoofdstuk 6). Met 96 megaton CO₂-equivalenten is de geraamde nationale niet-ETS-emissie in 2020 (met voorgenomen beleid) in deze KEV 2020 2 megaton lager dan die in de KEV 2019. Hierbij is de daling tot 2020 nu groter in met name de transportsector, en in de industrie juist kleiner dan in de KEV 2019 geraamd (hoofdstuk 6).

3 De niet-ETS-emissie voor 2013 wordt niet in de KEV gerapporteerd, maar staat wel op de website van de emissieregistratie (RIVM/Emissieregistratie 2019).

4 In 2005 viel nog circa 3,5 megaton CO₂-equivalenten in de elektriciteits- sector onder niet-ETS.

De maximaal toegestane cumulatieve niet-ETS-emissie voor Nederland voor de periode 2013-2020 bedraagt 921 megaton CO₂-equivalenten. Uitgaande van voorgenomen beleid komen de cumulatieve geraamde emissies voor die periode uit op 8105 megaton CO₂-equivalenten. Hiermee

blijft de raming ruim onder het verplichte cumulatieve emissieplafond (figuur 4.4), zoals ook in eerdere verkenningen is gerapporteerd. EU-verplichting voor niet-ETS voor 2021-2030: een tekort van bijna 36 megaton Na 2020 dalen de geraamde emissies uit de niet-ETS-sectoren met het voorgenomen beleid met circa 9 megaton CO₂-equivalenten tot 87 [81-92] megaton CO₂-equivalenten in 2030 (figuur 4.4). Die daling komt door een afname in de gebouwde omgeving (ruim 4 megaton), de industrie (2 megaton) en de landbouw en mobiliteit (elk ruim 1 megaton). Met 87 megaton is de geraamde nationale niet-ETS-emissie in 2030 ruim 1 megaton lager dan die in de KEV 2019.

De maximaal toegestane cumulatieve emissie voor Nederland in de periode 2021-2030 bedraagt naar verwachting 889 megaton CO₂-equiva- lenten. Uitgaande van het voorgenomen beleid, komt de verwachte cumulatieve geraamde niet-ETS-emissie voor 2021-2030 uit op 925 megaton CO₂-equivalenten. Dit betekent een tekort voor deze periode, resulterend in een beleidsopgave van circa 36 megaton CO₂-equivalenten. Daarbij komen de geraamde emissies alleen in 2021 en 2022 onder het jaarlijkse lineair dalende emissieplafond uit, en daarna erboven. De geraamde beleidsopgave voor 2021-2030 in de KEV 2020 (36 megaton) ligt net hoger dan in eerdere verkenningen, zoals de KEV 2019 (34 megaton). 5 In de berekening zijn de emissies voor 2019 gebaseerd op voorlopige sta-

tistieken en die voor 2020 op basis van ramingen met voorgenomen beleid.

Dit wordt verklaard door de naar boven bijgestelde ramingen in de meeste niet-ETS-sectoren tot en met 2030.

Met alleen het vastgestelde beleid komen de cumulatieve emissies voor 2021-2030 uit op 929 megaton CO₂-equivalenten, en op een beleids- opgave van circa 40 megaton CO₂-equivalenten voor deze periode. Dit is 4 megaton hoger dan bij de ramingen voor het voorgenomen beleid. In de context van de niet-ETS-doelen en -beleidsopgaven is als gezegd ook de ontwikkeling van de landgebruiksemissies (LULUCF) relevant.

Figuur 4.4 2005 2010 2015 2020 2025 2030 0 25 50 75 100 125 150megaton CO2-equivalenten

Bron: Emissieregistratie (realisatie); KEV-raming 2020

pb l.n l Realisatie Raming vastgesteld en voorgenomen beleid Emissieruimte Voorgesteld emissieplafond Bandbreedte Scheiding realisatie en raming

77

4 Nationale ontwikkelingen in broeikasgasemissies |

Nederland kan ervoor kiezen om een eventueel beleidstekort in de landgebruikssector (netto-debits) in die sector zelf op te lossen met aanvullende maatregelen en/of door extra maatregelen in de niet-ETS- sectoren te nemen. Dit laatste zou betekenen dat de hiervoor genoemde beleidsopgave dan groter wordt. Omgekeerd kunnen eventuele land- gebruikscredits worden gebruikt om reductieopgaven van niet-ETS- emissies deels te compenseren (beleidsoverschot). Uit de geraamde ontwikkeling van de LULUCF-emissies blijkt dat er voor de periode 2021-2030 inderdaad sprake zou kunnen zijn van een cumulatief beleidsoverschot bij de landgebruiksemissies. Dit in tegenstelling tot de raming in de KEV 2019, toen er nog een beleidstekort was. In paragraaf 4.4 en hoofdstuk 6 gaan we verder in op de ramingen in de landgebruikssector en op het verschil tussen de KEV 2020 en KEV 2019.

4.4 Nationale broeikasgasemissies uit

landgebruik (LULUCF)

In document Klimaat- en Energieverkenning 2020 (pagina 74-77)