• No results found

8 Conclusies en consequenties

8.2 Nationaal hitteplan

Wat zijn de consequenties van de toenemende hitte in Nederland en wat kan daar aan gedaan worden? Het antwoord op deze vraag hangt natuurlijk af voor welk probleem een oplossing moet worden aandragen. Zo vraagt de sterfte onder ouderen, door oververhitting of uitdroging, om andere maatregelen dan het tegengaan van legionellagroei in waterleidingen. Het verminderen van de koelwaterproblemen bij elektriciteitscentrales vraagt om andere oplossingen dan het uitvallen van cruciale computersystemen in te warme ruimtes. Verder zullen maatregelen op de korte termijn, zeg de komende vijf jaar, er anders uitzien dan maatregelen op de langere termijn.

Hoe Nederland zich zou moeten aanpassen (adaptatie), is op dit moment onderwerp van breed opgezet onderzoek. Zie bijvoorbeeld Nillesen en Van Ierland (2006), PCCC (2007, hoofdstuk 6) en RIVM et al. (2006). In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de gevolgen van hitte(golven) voor de volksgezondheid, in het bijzonder op extra sterfte bij ouderen. En op het wel of niet door laten gaan van sportevenementen onder extreem warme condities.

Hittegolven hebben een grote impact voor de gezondheid van ouderen (Garssen et al. 2005). Maar Nederland is nog niet voldoende voorbereid op extreem hoge temperaturen, zoals bleek tijdens de hittegolven in juli 2006. Zo ontbreken in verpleeghuizen nog vaak goede zonweringen, ventilatoren, of een of andere vorm van airconditioning (zie krantenbericht hiernaast). Op korte termijn zouden op dit soort punten maatregelen getroffen moeten worden.

Naar aanleiding van de hitte in de julimaand van 2006 is door het Nederlandse Rode Kruis, het ministerie van VWS en het RIVM een conferentie gehouden met als doel te komen tot een nationaal hitteplan. De conferentie werd gehouden op 10 november 2006 en had de titel ‘De hitte de baas’. Tijdens de conferentie kwam een groot aantal maatregelen aan bod om nadelige gezondheidseffecten te voorkomen.

Verpleeghuizen met een plat dak, geen zonwering en geen airconditioning zijn niet aangepast aan het veranderende klimaat in Nederland. Artikel overgenomen uit het AD van 31 juli 2006.

Op de conferentie, waar ook vertegenwoordigers van zorginstellingen, vrijwilligers- organisaties en GGD Nederland aanwezig waren, werd besloten om in de zomer van 2007 te komen met een uitgewerkt hitteplan waarin geanticipeerd wordt op klimaat-verandering. De volgende conclusies/aanbevelingen zijn overgenomen uit het conferentieverslag (RIVM et al., 2006):

• Diverse landen binnen Europa hebben reeds een hitteplan opgesteld sinds de warme zomer van 2003. Uit deze plannen kan een reeks maatregelen worden overgenomen. Zie http://www.euro.who.int/globalchange .

• Betere scholing van zorgverleners in professionele instellingen is nodig om beter om te gaan met patiënten/bewoners tijdens hitteperiodes. Aandachtspunten zijn: (i) het ’s nachts luchten van kamers en ruimtes, (ii) aanbrengen van zonwering, (iii) aanschaf van mobiele airco’s en (iv) verstandig gebruik van ventilatoren.

• Er zou een early warning system moeten komen, dit om een noodprogramma in werking te stellen. Zie Kovats en Kristie (2006) en Diaz et al. (2006) voor een discussie. Verspreid tips over wat te doen bij hitte.

• Vrijwilligers en mantelzorgers moeten in de zomermaanden kunnen bellen naar een algemeen informatienummer over hitteproblemen, bijvoorbeeld gecoördineerd door GGD Nederland (mantelzorg beslaat 80 tot 90% van alle zorg die in Nederland wordt geboden). • Bij nieuwbouw en renovatie moet voldaan worden aan duidelijke klimaatcriteria (binnen proefprojecten op het gebied van duurzaam bouwen zijn reeds huizen gebouwd die nauwelijks traditionele energie gebruiken, en uitgerust zijn met verwarmingsystemen die energiezuinig koelen in de zomer. Zie bijvoorbeeld het recente Cahier ‘De hitte de baas. Koeling in zorginstellingen’ :

http://www.bouwcollege.nl/Pdf/CBZ%20Website/Publicaties/Overige%20Publicaties/hitt

e%20webPDF1.pdf .

• Op kennisgebied zijn er nog lacunes. Zo is niet duidelijk hoe een warme periode van 3 dagen zich verhoudt tot een warme periode van drie weken. Wat zijn de effecten van warme nachten? Wat zijn kritische waarden om mee te werken (wanneer moet er alarm gegeven worden)? Wat is precies de rol van verhoogde niveaus van luchtverontreiniging en beïnvloedt luchtverontreiniging het type hulp dat geboden moet worden? Tenslotte, hoe moet publieksvoorlichting er precies uitzien (het moet in ieder geval meer zijn dan alleen het vermelden van sterftecijfers)?

Op 3-7-2007 is het nationaal hitteplan door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mw. Dr. J. Bussemaker, aangeboden aan de Tweede Kamer. Het hitteplan is een nauwe samenwerking tussen VWS, het RIVM, het Nederlandse Rode Kruis, GGD Nederland, ActiZ en GHOR Nederland. Het plan is te vinden op de VWS-site

http://www.minvws.nl/kamerstukken/lz/2007/nationaal-hitteplan.asp en de links daar vermeld. Aanbevelingen over wat te doen bij hitte, zijn samengevat op de RIVM-site:

Verder hebben het RIVM en het KNMI een gefaseerd waarschuwingssysteem ontwikkeld dat binnenkort in werking zal treden. Zie het KNMI-persbericht van 3-7-2007 op http://knmi.nl . Daarbij zij vermeld dat op Europese schaal onlangs een early-warming system is gestart dat waarschuwingen afgeeft over extreem weer, waaronder hitte. Zie http://www.meteoalarm.eu .

De verwachte stijging van de kans op extreem warme dagen, zoals afgeleid in dit rapport, onderstreept de urgentie van het hitteplan.

Literatuur

Alexander, L.V., et al., 2006. Global observed changes in daily climate extremes of temperature and precipitation. J. Geophysical Research 111, D05109.

Bell, J.L., Sloan, L.C., Snyder, M.A., 2004. Regional changes in extreme climatic events: a future climate scenario. J. of Climate 17, 81-87.

Beniston, M., Stephenson, D.B., Christensen, O.B., Ferro, C.A.T., Frei, C., Goyette, S., Halsnaes, K., Holt, T., Jylha, K., Koffi, B., Palutikof, J., Schöll, R., Semmler, T., Woth, K., 2007. Future extreme events in European climate: an exploration of regional climate model projections. Climatic Change 81, 71-95.

Bonsal, B.R., Zhang, X., Vincent, L.A., Hogg, W.D., 2001. Characteristics of daily and extreme temperatures over Canada. J. of Climate 14, 1959-1976.

Brandsma T., Können G. P., Wessels H. R. A., 2002. Empirical estimation of the effect of urban heat advection on the temperature series of De Bilt (The Netherlands). Int. J. Climatology 23, 829-845.

Crok, M., Jaarsma, T., 2007. Mist in kristallen bol. Natuur, Wetenschap en Techniek, maartnummer, 22-31.

Dekkers A.L.M., 2001. S-PLUS voor het RIVM. Krachtig statistisch software-gereedschap. RIVM-rapport 442516001.

De Volkskrant, 2007. Mens niet schuldig aan opwarming. Rubriek Forum, 11 januari. Reactie op dit artikel door A.C. Petersen (MNP) op 16 januari 2007, B. Thijsse (TU Delft) op 16 januari 2007 en M. van Calmthout (wetenschapsredacteur De Volkskrant) op 22 februari 2007.

Diaz, J., Linares, C., Tobias, A., 2006. A critical comment on heat wave response plans. The European Journal of Public Health 16(6), p. 600.

Fisher, P.H., Brunekreef, B., Lebret, E., 2004. Air pollution related deaths during the 2003 heat wave in the Netherlands. Atm. Environment 38, 1083-1085.

Garssen, J., Harmsen, C., Beer, J. de, 2005. The effect of the summer 2003 heat wave on mortality in the Netherlands. Eurosurveillance 10 (issues 7-9), 165-167.

Gore, A., 2006. Een ongemakkelijke waarheid. Het gevaar van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen doen. Meulenhoff bv, Amsterdam. Tevens verkrijgbaar als film op DVD. Zie ook: http://www.mnp.nl/nl/publicaties/2006/MNP- recentieVanDeFilmAnInconvenientTruth.html voor een toelichting.

Harvey, A.C., 1989. Forecasting, structural time series models and the Kalman filter. Cambridge University Press, Cambridge.

Huynen, M.M.T.E., Martens, P., Schram, D., Weijenberg, M.P., Kunst, A.E., 2001. The impact of heat waves and cold spells on mortality rates in the Dutch population. Environmental Health Perspectives 109 (5), 463-470.

IPCC, 2007. Climate change 2007: the physical science basis. Eds: Solomon, S., Qin, D. and Manning M. Cambridge University Press.

Katz R.W. and Brown B.G., 1992. Extreme events in a changing climate: variability is more important than averages. Climatic Change 21, 289-302.

Keatinge, W.R., 2003. Deaths in heat waves. British Medical Journal (BMJ) 327, 512-513. Keatinge, W.R., Donaldson, G.C., Cordioli, E., Martinelli, M., Kunst, A.E., Mackenbach, J.P.,

Nayha, S. Vuori, I., 2000. Heat related mortality in warm and cold regions of Europe: observational study. British Medical Journal (BMJ) 321, pp. 670-673.

Khaliq, M.N., Gachon, P., St.-Hilaire, A., Ouarda, T.B.M.J., Bobée, B., 2007. Southern Quebec (Canada) summer-season heat spells over the 1941-2000 period: an assessment of observed changes. Theor. Applied Climatology 88, 83-101.

Kharin, V.V., Zwiers, F., 2000. Changes in the extremes in an ensemble of transient climate simulations with a coupled atmosphere-ocean GCM. J. of Climate 13, 3760-3788.

Kharin, V.V., Zwiers, F., 2005. Estimating extremes in transient climate change simulations. J. of Climate 18, 1156-1173.

Klein Tank, A.M.G. et al., 2002. Daily series of temperature and precipitation observations. Int. J. Climatology 22, 1441-1453.

Klein Tank, A.M.G., Können, G.P., 2003. Trends in daily temperature and precipitation extremes. J. Climate 16, 3665-3680.

KNMI, 2003 (Verbeek, K., ed.). De toestand van het klimaat in Nederland 2003. KNMI- rapport. De Bilt.

KNMI, 2006a. Klimaat in de 21e eeuw. Vier scenario’s voor Nederland. KNMI-brochure. Te downloaden van:

http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/knmi06/samenvatting/KNMI_NL_LR.pdf

Laatst bezocht: juni 2007.

KNMI, 2006b. Climate change scenarios 2006 for the Netherlands. Scientific report WR 2006-01. Te downloaden van:

http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/knmi06/achtergrond/WR23mei2006.pdf

Laatst bezocht: juni 2007.

Kovats, R.S., Kristie, L.E., 2006. Heatwaves and public health in Europe. The European Journal of Public Heath 16(6), 592-599.

Laaidi, M., Laaidi, K., Besancenot, J., 2006. Temperature-related mortality in France, a comparison between regions with different climates from the perspective of global warming. Int. Journal of Biometeorology 51, 145-153.

Lenderink, G., Ulden, A. van, Hurk, B. van den, Keller, F., 2007. A study on combining global and regional climate model results for generating climate scenarios of temperature and precipitation for the Netherlands. Clim. Dynamics 29, 157-176.

Meehl, G.A., Tebaldi, C., 2004. More intense, more frequent, and longer lasting heat waves in the 21st century. Science 305(5686), 994-997.

Michelozzi, P., De Sario, M., Accetta, G., Donato, F. de, Kirchmayer, U., D’Ovidio, M., Perucci, C.A., 2006. Temperature and summer mortality: geographical and temporal variations in four Italian cities. J. Epidemiol. Community Health 60, 417-423.

MNP, 2005. Effecten van klimaatverandering in Nederland. Milieu- en Natuurplanbureau, rapport 773001034. Bilthoven.

Moberg, A. et al., 2006. Indices for daily temperature and precipitation extremes in Europe analyzed for the period 1901-2000. J. of Geophysical Research 111, D22106.

Nillesen, E.E.M., Van Ierland, E.C. (eds.), 2006. Climate adaptation in the Netherlands.WAB report 500102 003. Bilthoven.

Parey, S., Malek, F., Laurent, C., Dacunha-Castelle, D., 2007. Trends and climate evolution: statistical approach for very high temperatures in France. Climate Change 81 (3-4), 331 e.v.

PCCC, 2007. De staat van het klimaat 2006. Actueel onderzoek en beleid nader verklaard (Platform Communication on Climate Change). Uitgave ECN, KNMI, MNP, NWO, VU, UU en WUR. Onder redactie van R. van Dorland, KNMI.

Petersen, A.C., Janssen, P.H.M., Van der Sluijs, J.P., Risbey, J.S., Ravetz, J.R., 2003. RIVM/MNP guidance for uncertainty asessment and communication. Uitgave RIVM. Bilthoven.

RIVM, VWS, Het Nederlandse Rode Kruis, hier, 2006. Conferentieverslag ‘De hitte de baas. Toename van hittegolfrisico’s en het antwoord van de zorgsector.’ Bilthoven.

Schär, C., Jendritzky, G., 2004. Hot news from summer 2003. Nature 432, 559-560.

Schär, C., Vidale, P.L., Lűthi, D., Frei, C., Häberli, C., Liniger, M.A., Appenzeller, C., 2004. The role of increasing temperature variability in European summer heat waves. Nature 427, 332-336.

Stedman, J.R., 2004. The predicted number of air pollution related deaths in the UK during the August 2003 heatwave. Atm. Environment 38, 1087-1090.

Tang, J.M., 2003. Veranderingen in klimaatextremen en weergerelateerde indicatoren in Nederland. KNMI-RIVM-TUDelft-stagerapport. Bilthoven.

Van Oldenborgh, G.J., van Ulden, A., 2003. On the relationship between global warming, local warming in the Netherlands and changes in circulation in the 20thcentury. Int. J. of Climatology 23 (14), 1711-1724.

Visser, H., 2002. Detectie van milieuveranderingen. Een toepassing van Structurele Tijdreeksmodellen en het Kalmanfilter. MNP/RIVM-rapport 550002002.

Te downloaden van: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/550002002.pdf . Laatst bezocht: juni 2007.

Visser, H. 2004a. Estimation and detection of flexible trends. Atm. Environment 38, 4135-4145.

Visser, H., 2004b. Description of the TrendSpotter software. Intern RIVM Memo IMP- 007/2004. Bilthoven.

Visser, H., 2005. The significance of climate change in the Netherlands. An analysis of historical and future trends (1901-2020). RIVM/MNP report 550002007. Te downloaden van:

http://www.mnp.nl/en/publications/2005/The_significance_of_climate_change_in_the _Netherlands.html . Laatst bezocht: juni 2007.

Visser, H., Molenaar, J., 1995. Trend estimation and regression analysis in climatological time series: an application of structural time series models and the Kalman filter. Journal of Climate 8(5), 969-979.

Visser, H., Petersen, A.C., 2007. The likelihood of holding outdoor skating marathons in the Netherlands as a policy-relevant indicator of climate change. To appear in Climatic Change.

Wijngaard, J.B., Klein Tank, A.M.G., Können, G.P., 2003. Homogeneity of 20th century European daily temperature and precipitation series. Int. J. Climatology 23, 679-692.

Appendix A

Homogeniteit temperatuurreeksen

A.1 Homogeniteit maximumtemperaturen per jaar

Om de homogeniteit van lange meetreeksen voor de hitte-indicator TXX te onderzoeken, zijn voor een negental stations in Nederland TX-reeksen gedownload van de ECA-KNMI- website. TXX-waarden zijn berekend over de periode 1951-2006 en grafisch weergegeven in Figuur A.1. Opgemerkt zij dat een warmste moment, gemeten in De Bilt, niet op dezelfde dag hoeft te vallen als bijvoorbeeld in Leeuwarden of Eindhoven. In de figuur zijn ook de correlaties per scatterplot weergegeven. Verder, het station Den Helder/De Kooy is niet weergegeven wegens sterke inhomogeniteiten (station verplaatst in 1972).

Figuur A.1 Scatterplotmatrix voor de grootheid TXX (het warmste moment per jaar), gemeten op acht stations. De laatste kolom en rij geeft de reeks die ontstaat door middelen van de acht stations. Meetperiode is 1951-2006 (N= 56).

DeBilt 28 30 32 34 36 25 27 29 31 33 24 26 28 30 32 34 36 25 27 29 31 33 35 2729313335 28 30 32 34 36 Twente Eelde 252729313335 25 27 29 31 33 Leeuwarden Eindhoven 28 30 32 34 36 24262830323436 Vlissingen Schiphol 252729313335 252729313335 Rotterdam 27 29 31 33 35 25 27 29 31 33 35 28 30 32 34 36 25 27 29 31 33 35 Mean8stations 27 29 31 33 35 27 29 31 33 35 R=0.88 R=0.79 R=0.82 R=0.89 R=0.90 R=0.94 R=0.91 R=0.97 R=0.85 R=0.81 R=0.78 R=0.75 R=0.81 R=0.83 R=0.87 R=0.93 R=0.94 R=0.82 R=0.88 R=0.78 R=0.94 R=0.88 R=0.93 R=0.92 R=0.78 R=0.80 R=0.71 R=0.83 R=0.82 R=0.90 R=0.82 R=0.83 R=0.71 R=0.71 R=0.87 R=0.86

De acht meetreeksen zijn in Figuur A.2 geplot in de tijd. In de hoofdtekst zijn in Figuur 3.2 evenzo de metingen in De Bilt geplot, samen met de gemiddelde reeks over alle acht stations.

Figuur A.2 TXX voor acht stations over de periode 1951-2006.

De correlaties in Figuur A.1 vertonen een vrij grote range. Voor station De Bilt is de range [0.79, 0.94]. Hoogste correlatie voor De Bilt is met station Schiphol (R= 0.94). Verder heeft station De Bilt de hoogste correlatie met de gemiddelde reeks over alle acht stations: R= 0.97. De laagste correlaties worden gevonden voor station Eelde (bij Groningen): [0.71 – 0.85]. Overigens zijn verschillen tussen stations voor een belangrijk deel te verklaren uit de verschillen in geografische ligging (aan de kust of aan de oostgrens?) of locale omstandigheden (open liggend of beschut?). Het andere deel hangt samen met meetfouten.

De Figuren 3.2 en A.2 laten zien dat de trends in alle meetreeksen gelijk zijn: licht stijgend over de periode 1951-1990 en een versnelling daarna. Geconcludeerd wordt dat de metingen in station De Bilt een homogene reeks vormen en tevens een goede TXX-proxy zijn voor Midden- en Noord-Nederland. 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar 22.0 24.0 26.0 28.0 30.0 32.0 34.0 36.0 38.0 Wa rms te mo men t p e r j aar ( °C) DeBilt Twenthe Eelde Leeuwarden Eindhoven Vlissingen Schiphol Rotterdam

A.2 Homogeniteit maximum temperaturen Vierdaagse van Nijmegen

Analoog aan Figuur A.1 is in Figuur A.3 een scatterplotmatrix gegeven voor dezelfde acht stations voor de grootheid TXXV (de maximum dagtemperatuur tijdens de Vierdaagse van Nijmegen). De bijgehorende correlatiematrix is gegeven in het figuuronderschrift. Wederom

Figuur A.3 Scatterplotmatrix voor TXXV (de hoogst gemeten temperatuur tijdens de Vierdaagse van Nijmegen, vallend in de derde week van juli). Periode is 1951-2006 (N= 56). De bijbehorende correlatiematrix is hieronder gegeven.

DeBilt Twente Eelde Leeuwarden Eindhoven Vlissingen Schiphol DeKooy Rotterdam

DeBilt 1.00 0.93 0.92 0.92 0.97 0.94 0.98 0.92 0.98 Twente 0.93 1.00 0.94 0.92 0.95 0.88 0.93 0.88 0.93 Eelde 0.92 0.94 1.00 0.97 0.92 0.86 0.94 0.94 0.93 Leeuwarden 0.92 0.92 0.97 1.00 0.92 0.85 0.95 0.95 0.93 Eindhoven 0.97 0.95 0.92 0.92 1.00 0.93 0.97 0.91 0.98 Vlissingen 0.94 0.88 0.86 0.85 0.93 1.00 0.93 0.86 0.95 Schiphol 0.98 0.93 0.94 0.95 0.97 0.93 1.00 0.95 0.98 DeKooy 0.92 0.88 0.94 0.95 0.91 0.86 0.94 1.00 0.92 Rotterdam 0.98 0.93 0.93 0.93 0.98 0.95 0.98 0.92 1.00 DeBilt 17 22 27 32 37 15 20 25 30 15 20 25 30 35 15 20 25 30 35 20 25 30 35 17 22 27 32 37 Twente Eelde 15 20 25 30 15 20 25 30 Leeuwarden Eindhoven 15 20 25 30 35 15 20 25 30 35 Vlissingen Schiphol 15 20 25 30 35 20 25 30 35 15 20 25 30 35 15 20 25 30 15 20 25 30 35 15 20 25 30 35 Rotterdam

wordt geconcludeerd dat de metingen van station De Bilt een goede keuze zijn als indicator voor TXXV. Belangrijk hierbij is dat de temperatuur in De Bilt niet hetzelfde is als de temperatuur langs de route van de Vierdaagse, maar dat de langjarige trend in deze maxima wel (vrijwel) gelijk is.

Dit aspect is apart bekeken in Figuur A.4 waarin TXXV-waarden voor De Bilt vergeleken zijn met die voor vliegveld Twenthe, een veel oostelijker gelegen station. De figuur laat zien dat er weliswaar enige scatter is, maar dat de zeer hoge temperaturen vrijwel identiek zijn.

Figuur A.4 Scatterplot voor TXXV-waarden van De Bilt (x-as) en vliegveld Twenthe (y-as), over de periode 1951-2006 (N= 56).

18 20 22 24 26 28 30 32 34 36

Maximum temperatuur De Bilt (°C) 20 22 24 26 28 30 32 34 36 Ma ximum te mp e ratu u r Vliegve ld Tenthe ( °C) R = 0.93

A.3 Homogeniteit maximum etmaalgemiddeldes per jaar

Analoog aan Figuur A.1 is in Figuur A.5 een scatterplotmatrix gegeven voor dezelfde acht stations voor de grootheid TGX (de maximum etmaalgemiddelde temperatuur per jaar). De bijgehorende correlatiematrix is gegeven in het figuuronderschrift. Reeksen in de tijd zijn geplot in Figuur A.6. Conclusies zijn gelijk aan die in Appendix A.1.

Figuur A.5 Scatterplotmatrix voor TGX (maximum etmaalgemiddelde temperatuur per jaar). Periode is 1951-2006 (N= 56). Bijbehorende correlatiematrix is:

DeBilt Twente Eelde Leeuwarden Eindhoven Vlissingen Schiphol Rotterdam

DeBilt 1.00 0.87 0.89 0.87 0.93 0.86 0.94 0.93 Twente 0.87 1.00 0.90 0.78 0.88 0.77 0.82 0.81 Eelde 0.89 0.90 1.00 0.89 0.84 0.77 0.84 0.82 Leeuwarden 0.87 0.78 0.89 1.00 0.83 0.75 0.83 0.82 Eindhoven 0.93 0.88 0.84 0.83 1.00 0.91 0.86 0.88 Vlissingen 0.86 0.77 0.77 0.75 0.91 1.00 0.85 0.87 Schiphol 0.94 0.82 0.84 0.83 0.86 0.85 1.00 0.92 Rotterdam 0.93 0.81 0.82 0.82 0.88 0.87 0.92 1.00 Gem8stations 0.97 0.91 0.93 0.90 0.96 0.91 0.95 0.95 DeBilt 20 22 24 26 18 20 22 24 26 18 20 22 24 26 28 18 20 22 24 26 18 20 22 24 26 20 22 24 26 Twente Eelde 18 20 22 24 26 18 20 22 24 26 Leeuwarden Eindhoven 20 22 24 26 28 182022242628 Vlissingen Schiphol 18 20 22 24 26 18 20 22 24 26 Rotterdam 18 20 22 24 26 18 20 22 24 26 20 22 24 26 28 18 20 22 24 26 Gem8stations 18 20 22 24 26 18 20 22 24 26

Figuur A.6 TGX-waarden over de periode 1951-2006. De bovenste grafiek geeft de individuele stations. De onderste grafiek geeft de TGX-waarden van De Bilt en het gemiddelde van de acht stations per jaar.

1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar 14.0 16.0 18.0 20.0 22.0 24.0 26.0 28.0 30.0 M aximu m etmaa lge mi dd eld e t e mperat uu r ( °C) DeBilt Twenthe Eelde Leeuwarden Eindhoven Vlissingen Schiphol Rotterdam 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar 18.0 20.0 22.0 24.0 26.0 28.0 Station De Bilt

Gemiddelde van 8 stations

W a rm ste etm aalg e m id d e ld e p e r jaar ( °C) R = 0.98