• No results found

Narcisme is een vorm van gedrag die wordt gekenmerkt door een obsessie met zichzelf zoals het uiterlijk, gebrek aan inlevingsvermogen, egocentrisme, dominantie en ambitie. Het in stand houden van de grandioze persoon dient vooral om de (onbewuste) zwakke zijde van de

persoonlijkheid – de schaduw in termen van Jung – die er minder fraai uitziet af te dekken. Het begrip narcisme duikt voortdurend op in de wetenschappelijke en populaire literatuur over schaamte en zelf(identiteit). Eigenlijk heeft ieder mens een licht narcistische inslag, maar als iemands gedrag er sterk door wordt bepaald en er problemen met de omgeving ontstaan, kan er sprake zijn van een psychische aandoening, bijvoorbeeld een narcistische persoonlijkheids- stoornis. In veel literatuur over schaamte wordt geen onderscheid gemaakt tussen een persoonlijkheid met narcistische trekken en de pathologische vorm van de narcistische persoonlijkheidsstoornis157.

Op het eerste gezicht heeft een narcist een zeer sterk gevoel van eigenwaarde en straalt hij zelfvertrouwen uit. Vreemd genoeg is echter het tegendeel het geval. Narcisten hebben, meestal onderbewust, juist weinig zelfwaarde en compenseren dit door zich als beter of belangrijker dan anderen te beschouwen. Om zich te beschermen tegen kritiek heeft een narcist niet veel aandacht voor de mening of het gevoel van anderen en kan zelfs een onderontwikkeld inlevingsvermogen hebben.

Er zijn veel theorieën over narcisme en men is het nog lang niet met elkaar eens. Met name op het punt of er sprake is van een herstelbaar proces. De theorieën over narcisme hebben zich ontwikkeld beginnend bij Sigmund Freuds deterministische visie op narcisme als de mislukte poging om de energie van het libido te richten op een object en een relatie aan te gaan met dit object meestal de moederfiguur. Door het mislukken of het verlies van de relatie met de moeder keert het kind terug naar de zelfliefde. Na Freud zien psycho-analytici niet langer libido maar trauma als bron of in elk geval als aanleiding voor narcisme. Een trauma is het beleven van een shock, het meemaken van iets - doorgaans als heel jong kind - waar men niet op voorbereid was en niet aan toe was. Standaardvoorbeeld is het wegvallen van de moederfiguur voor het zeer jonge kind, maar ook het hebben van een kille en niet-responsieve of erg depressieve

moederfiguur kan zo uitwerken. Als trauma rechtstreeks als oorzaak wordt gezien, denkt men deterministisch en mechanisch. Narcisme als reactie is dan onvermijdelijk en daarmee eigenlijk onherstelbaar.

Maar de ervaring lijkt toch anders te leren: een trauma werkt niet automatisch. Kinderen,

mensen, kunnen herstellen. Het is veeleer de reactie van het kind op het trauma die het narcisme in gang zet. Het kind heeft hierin een ‘keuze’, zij het dat deze keus niet bewust gemaakt wordt. Omdat het een keuze is, moet er ook een weg terug zijn, weg van de narcistische verdediging. De narcistische mentaliteit is een manier van kijken naar en interpreteren van

gebeurtenissen. Hierbij is het ik gesplitst in een 'ideaal-ik', het grandioze ik dat bewust is en kostte wat kost in stand gehouden wordt om het andere ik - de schaduw - onzichtbaar te houden.

156 Dit intermezzo heeft niet de pretentie een overzicht te geven van de ontwikkeling van of van de verschillende

visies op narcisme en het concept van de narcistische persoonlijkheidstoornis. Ik heb enkele elementen die relevant zijn voor het vervolg van deze scriptie waarin schaamte centraal staat hierin willen toelichten.

Ook voor zichzelf. Dit wordt geprojecteerd op anderen die dienen als zondebok. De kijk die de narcistische persoon op zichzelf heeft, is dikwijls vervormd. Enerzijds heeft hij een opgeblazen zelfbeeld. Dit beeld helpt hem het schaamtegevoel van falen of afgaan te vermijden, anderzijds heeft hij een falend leeg zelfbeeld. Hij is daarin een hongerig, verloren, machteloos kind. Daarin overheerst de schaamte. Beide beelden vormen eigenlijk twee tegengestelde polen van een polariteit. De narcistische persoon wiegelt; nu weer blaast hij zich op, dan gaat hij af158. Joosten (200?) stelt in haar artikel :

Narcistische personen zijn vervreemd van de anderen, omdat ze zelfingenomen zijn, en ze zijn vervreemd van hun ware zelf omdat ze door hun eenzelvigheid geen benul hebben van wie ze echt zijn en van wat ze echt ervaren. Ze hebben eerder voeling met een beeld dan met de reële mens.

Om de narcistische cliënt te helpen is reëel respect nodig voor de manier waarop hij verschijnt. We moeten ervoor hoeden zijn gewaarzijn of contact te verbeteren. We hebben gemakkelijk de neiging onze eigen behoeften op te dringen en zonder het te weten gaan we mee in het systeem. Deze cliënt heeft iemand nodig die naar hem luistert, naar de boodschap van het echte zelf, iemand die verstaat hoe hij zijn wereld ervaart.

Een narcistische persoon heeft steun nodig van buitenaf om een schijn van evenwicht hoog te houden. Hij kan moeilijk een gevoel van veiligheid en een samenhangende identiteit handhaven. Vooral in situaties van conflict, wedijver, falen en verlies. Dan is hij vervuld met schaamte en barst vlug uit in razernij, wanhoop en paniek. Dat maakt behandeling vaak moeilijk, omdat het contact met het ‘afgewezen zelf’ heel lastig is.

Volgens de traditionele psychopathologie wordt de narcistische persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door een overdreven gevoel van eigenwaarde, een sterke behoefte aan bewondering en een laag inlevingsvermogen. De stoornis kan worden gezien als de pathologische vorm van narcisme. Het is echter moeilijk te bepalen waar de grens tussen narcisme en de narcistische persoonlijkheidsstoornis ligt159. De basis van de narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt in de jeugd of vroege volwassenheid gelegd. Vaak wordt de oorzaak gezocht in misbruik of trauma's die veroorzaakt kunnen zijn door ouders, andere invloedrijke volwassenen of zelfs

leeftijdsgenoten. In dit kader kan de narcistische persoonlijkheidsstoornis worden gezien als een verdedigingsmechanisme dat op gevoelens van minderwaardigheid is gebaseerd. Maar ook een wijze van opvoeden waarin het kind wordt verheerlijkt en bejegend alsof het geen kwaad kan doen, belemmert de ontwikkeling van een realistisch zelfgevoel160. Net als bij het kind dat geen erkenning kreeg, ontbreekt de erkenning van het kind zelf.

158 Beeld van de Gestallt therapeute Henriëtta Joosten

159 Omdat de stoornis traditioneel als lastig of niet behandelbaar wordt beschouwd, heeft de diagnose een

zeer deterministisch karakter.

160

Dit type narcistische persoonlijkheid komt in deze laat-moderne tijd meer in de aandacht te staan. Het gaat daarbij vooral om kinderen die erg gevoelig zijn voor goed- of afkeuring van buitenaf. Zo blijkt ook het recente promotieonderzoek van Thomaes (2007) naar de relatie tussen zelfbeeld, schaamte en agressie bij kinderen van 11-13 jaar. Hij constateert dat kinderen die niet beschikken over een realistisch zelfbeeld maar een narcistisch opgeblazen zelfbeeld hebben ontwikkeld een confrontatie met hun onvermogen of falen ervaren als een vernedering. Dit soort situaties zijn voor hen schaamtevol en leiden tot een niet herkend gevoel van schaamte dat omgezet wordt in een agressieve reactie. Kinderen met een te laag zelfbeeld vertonen die reactie niet. Dit soort bevindingen leiden tot groeiende belangstelling voor schaamte in de 21e eeuw.