• No results found

Naleving wetten en regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden Om wetten en regels te kunnen naleven is kennis ervan een voorwaarde Boseigenaren,

(medewerkers van) aannemers en de grootgroenvoorziening vinden dat ze te maken hebben met erg veel regels, die ze in veel gevallen bijzonder ingewikkeld vinden (zie tabel 17). Als voorbeeld wordt wel de Flora- en faunawet15 genoemd. In de particuliere sector

15 Deze Nederlandse wet diende per 1 april 2002 bekrachtigd te worden als uitwerking van de Europese Richtlijnen

wordt die veel gezien die als een struikelblok bij de uitvoering van werkzaamheden in het terreinbeheer (Bosschap, 2003a). Volgens het Bosschap is het voor veel eigenaren van bos en natuur onduidelijk over wat er wel en wat er niet meer kan sinds deze wet in werking is getreden.

Controle op naleving van wetten en regels gebeurt met name door de Arbeidsinspectie en in het kader van de ErBo-erkenning.

Arbeidsinspectie

De Arbeidsinspectie heeft in 2000 en 2001 een inspectieprogramma uitgevoerd in de bosbouwsector (Arbeidsinspectie, 2002). Er zijn 54 inspecties uitgevoerd tijdens vellen van bomen met een motorkettingzaag, gericht op de mate van voorlichting en onderricht van de zagers, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, het voldoen van de

motorkettingzaag aan de veiligheidseisen en de aanwezigheid van een bedrijfshulpverlener. In 41% van de gevallen zijn gebreken vastgesteld. De Arbeidsinspectie (2002) concludeert dat het met de arbeidsomstandigheden tijdens de genoemde vellingswerkzaamheden middelmatig tot redelijk is gesteld16. Het Bosschap (2003) noemt dit beeld vertekend,

omdat slechts 6 van de 54 controles professionele bosbouwondernemingen betroffen en omdat het uiteindelijk uitsluitend ging om arbeidsomstandigheden bij

vellingswerkzaamheden met de motorkettingzaag. Volgens het rapport van de

Arbeidsinspectie hadden de zes professionele bosbouwondernemingen de zaken ‘vrij goed voor elkaar’.

De Arbeidsinspectie vond het opleidingsniveau van de medewerkers doorgaans goed, vooral bosaannemers die zijn aangesloten bij de ErBo17 (ongeveer de helft van de

professionele bosaannemers) scoorden relatief goed. Gunstig is dat ook de aannemers zelf aan de ErBo-eisen moeten voldoen, terwijl de Arbo-wet slechts in beperkte mate geldt voor zelfstandige aannemers zonder personeel. De Arbeidsinspectie (2002) constateerde de meeste gebreken rond de aanwezigheid van bedrijfshulpverleners18 (11 waarschuwingen),

het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (9 waarschuwingen) en het onderhoud van de motorkettingzaag (5 waarschuwingen en 1 stillegging).

Een probleem rond de aanwezigheid van bedrijfshulpverleners is dat het doorgaans niet goed mogelijk is hulp in te roepen in geval van calamiteiten. Dit speelt vooral bij mensen

16 Dit is een duidelijke verbetering sinds 1989, toen Sluijsmans et al. (1990) bij vellingswerk veel onveilige situaties

aantroffen. Toen werkte 55% van de vellingsarbeiders onveilig met de motorkettingzaag, droeg 70% niet alle verplichte persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) en werkte 75 in een verkeerde werkhouding.

17 De meeste bosaannemers die voltijds in het bos werkzaam zijn nemen vrijwillig deel aan de Erkenningsregeling

Bosaannemers (ErBo). Deze heeft onder andere betrekking op kwaliteit, veiligheid (zowel van de werknemers als van recreanten in de omgeving van het werkterrein) en milieu (Bosschap, z.j. (c))

18 Hierdoor komt bedrijfshulpverlening bij risicovolle werkzaamheden onder geïsoleerde omstandigheden, met name

die alleen werken, zoals machinisten op harvesters. Zij hebben weliswaar een mobiele telefoon bij zich, maar vaak is hun werkplek zo afgelegen dat ze geen bereik hebben. Daarom is in de groene sector de zogenaamde Hulpverlener Geïsoleerde Arbeid (HGA) in het leven geroepen. Dit is een door de Arbeidsinspectie erkende medewerker die is

opgeleid voor het inroepen van professionele hulp in lastig bereikbare en afgelegen gebieden. Een ander probleem is dat er ook bij groepswerk vaak geen gediplomeerde hulpverleners, zoals Bedrijfshulpverleners (BHV) in de buurt zijn. Volgens Verhoog (2002) komt dat vaak doordat eerder behaalde diploma’s zijn vervallen.

De Arbeidsinspectie (2002) rapporteert, evenals het Bosschap (2003), dat de veiligheid bij professionele bosaannemers beter op orde is dan bij bedrijven en organisaties met het vellen van bomen als neventak. Ze noemt hierbij bedrijven in de voorziening, gemeenten, loonbedrijven, brandweer, hoveniers en sociale werkplaatsen.

Controles ten behoeve van de Erbo-erkenning

Ook in het kader van der ErBo-regeling worden controles uitgevoerd (Bosschap, 2002a). Aangesloten aannemers van boswerk laten zich in het veld controleren door een via het Bosschap aangezochte onafhankelijke instantie. De controleurs bezoeken op onverwachte momenten werkplekken in het bos. In principe wordt elk bedrijf één keer per jaar bezocht. Er wordt onder andere gecontroleerd op arbeidsomstandigheden en veiligheid. In tabel 19 staat een overzicht van de tekortkomingen die de afgelopen jaren zijn geconstateerd. De grootste knelpunten zijn het niet aanwezig zijn van (up to date) verbandtrommels (in 1998 en 1999 meer dan 15% van de gevallen) of van brandblussers (in 1999 en 2000 in ongeveer 20% van de gevallen). Volgens het Bosschap (2003) is het gebruik van het vereiste

motorzaagschoeisel in 2002 verbeterd ten opzichte van 2001, wellicht doordat dit

onderwerp speerpunt in de controles is geweest. In opkomst lijkt te zijn de tekortkoming ‘mankementen aan machineveiligheid’ (Bosschap, 2003a).

Tabel 19 Tijdens in het kader van de ErBo-regeling uitgevoerde controles geconstateerde tekortkomingen bij erkende bosaannemers met betrekking tot Arbo

tekortkoming 1998 1999 20001

geen verbandtrommel op de werkplek aanwezig 15 20 7 geen up-to-date verbandtrommel aanwezig 2 5

geen veiligheidsschoenen in machine 8 0 1 geen of een kapotte veiligheidszaagbroek 3 3 2

geen helm dragen 7 6 3

geen gelaatsbescherming 4 1 2

geen handschoenen 2 1

geen reservemateriaal aanwezig 1 1

geen communicatiemateriaal aanwezig 4 13 5 geen veiligheidsschoenen bij slepen met paard 1 2

overjarige helm 1 0

geen motorzaagschoenen 3 8 14 geen brandblusser aanwezig 5 28 23 jonger dan 18 jaar met motorzaag zonder toezicht 1 0

beschermkap aftakas ontbreekt 1 geen spuitlicentie tijdens spuitwerkzaamheden 1

geen nauwsluitende kleding tijdens snipperen 1 1 handmatige invoer in niet beveiligde versnipperaar 1

werknemers alleen werkzaam met motorkettingzaag 1 1 geen kettingvanger op motorkettingzaag 1 totaal aantal bezochte bedrijven 110 144 91 1 onvolledig; in totaal zijn 144 controles uitgevoerd (zie tabel 20)

Het totale aantal tekortkomingen en de gemiddelde aantallen per controle zijn weergegeven in tabel 20.

Tabel 20 Ontwikkeling van aantal tekortkomingen bij ErBo-controles.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005

aantal tekortkomingen 60 97 72 59 49 37 46 51 aantal controles 110 144 144 130 130 119 122 138 aantal tekortkomingen per controle 0,55 0,67 0,50 0,45 0,38 0,31 0,38 0,37

Bron: Bosschap, 2003a; Bosschap, 2006

Na 1999 nam het aantal tekortkomingen per controle af: in 2002 bedroeg het 0,38, dat is minder dan het meerjarig gemiddelde van 1998-2001 (0,54). Sinds 2002 is het aantal tekortkomingen per controle gestabiliseerd op ongeveer 0,35.