• No results found

Naast de impact berekening van de meegenomen drukfactoren per bedrijfs-case aan de hand van het GLOBIO model is de impact van deze drukken ook berekend

met behulp van de meest recente versie van ReCiPe (2015) om zodoende de re-

sultaten van beide methodes met elkaar te kunnen vergelijken. In Recipe is ook de

impact berekend van enkele emissies die niet door de GLOBIO methode worden

meegenomen. Daardoor is het mogelijk om een inschatting te geven van de rela-

tieve impact van deze emissies op de biodiversiteit door hun aandeel te bereke-

nen ten opzichte van de overige drukken.

De karakterisatiefactoren waarmee ecosysteemschade in de 2015 ReCiPe methode wordt bere- kend verschilt van de 2008 versie. De eenheid blijft soorten∙jaar. Hieronder volgt een beknopte uitwerking van de impactberekening op basis van ReCiPe 2015 methodologie.

Emissies

Hoe om te gaan met onzekerheid?

De indicatoren voor emissies kennen een grote onzekerheid, zowel fundamenteel als operatio- neel. Deze onzekerheid wordt in ReCiPe verdisconteerd door middel van de tijdshorizon waarover schade aan het ecosysteem beoordeeld wordt. Afhankelijk van de drukfactor worden daarvoor korte, middellange en lange termijnen gekozen, bijv. 20, 200 of 1000 jaar.

Emissies van broeikasgassen die leiden tot klimaatverandering

De emissie van een broeikasgas (GHG) worden geconverteerd naar CO2 equivalenten volgens de GWP’s (global warming potential) van het IPCC. In tabel AIV.1 worden deze GWP’s gegeven. De GWP’s in tabel AIV.1 vermenigvuldigd met karakterisatiefactoren uit tabel AIV.2 levert de schade aan het terrestrische of aquatische ecosysteem per kg GHG.

Tabel AIV.1 GWP’s (kg CO2 eq./kg GHG) voor verschillende tijdshorizonten

GHG kg CO2 /kg GHG per tijdshorizon

20 jr 100 jr 1000 jr

CO2 1 1 1

CH4 84 28 4,8

N2O 264 265 78,8

Tabel AIV.2 Ecosysteemschade in soorten∙jaar per kg CO2 eq. voor het terrestrische en aquatische compartiment

Ecosysteem Eenheid Waarde per tijdshorizon

20 jr 100 jr 1000 jr

Terrestrisch soorten∙jaar/kg CO2 eq. 8,66∙10-10 4,57∙10-9 1,28∙10-7 Zoet water soorten∙jaar/kg CO2 eq. 1,45∙10-14 7,65∙10-14 6,82∙10-13

Emissies van verzurende en vermestende stoffen in Europa

Stikstofoxide heeft naast een klimaateffect ook een direct verzurend effect op de bodem via stikstof-depositie. Omdat dit onafhankelijk is van het klimaateffect wordt de impact veroor- zaakt door stikstofdepositie uit de lucht addi- tioneel berekend via ReCiPe. De belangrijkste atmosferische deposities die een verandering van de zuurgraad van de bodem veroorzaken zijn ammoniak, nitraten en sulfaten. Dit is niet een globaal maar een regionaal milieupro-

bleem. Voor dit compartiment zijn de belang- rijkste verzurende emissies NOx, NH3 en SO2. Verschuiving van de zuurgraad in de bodem veroorzaakt een verschuiving in het voorkomen van soorten vaatplanten. In ReCiPe worden emissies naar lucht die bodemverzuring ver- oorzaken, omgezet in SO2 equivalenten (Tabel AIV.3 en AIV.4).

Binnen een Tier 2 benadering kan onderzocht worden hoe de lokale impact van stikstofdepo- sitie berekend kan worden.

Tabel AIV.3 Terrestrische verzuringspotentialen in SO2 equivalenten voor Europese emissies voor verschillende

tijdshorizonten

Verzurende component kg SO2 /kg verzurende stof per tijdshorizon

20 jr 100 jr 500 jr

NOx 0,49 0,56 0,71

NH3 1,99 2,45 2,89

SO2 1 1 1

Tabel AIV.4 Ecosysteemschade per kg SO2 equivalenten voor het terrestrische compartiment

Eenheid Waarde per tijdshorizon

20 jr 100 jr 500 jr

soorten∙jaar/kg SO2 eq. 1,5∙10-9 5,8∙10-9 14,∙10-9

Tabel AIV.5 Vermestingspotentialen voor emissie van fosfor naar Europese milieucompartimenten

Stof Emissiecompartiment FEZ (kg P-eq naar water/kg)

Fosfor (P) zoetwater 1

landbouwbodem 0,1

zee 0

Fosfaat (PO4-3) zoetwater 0,33

landbouwbodem 0,033

90 91

Vermesting oppervlaktewater in Europa

Zoetwater eutrofiëring is een proces waardoor een overvloedige groei van algen en eenden- kroos plaatsvindt. In gematigde gebieden is emissie van fosfor (P) naar bodem of direct naar water de dominante oorzaak. Voor dit milieuthema maakt ReCiPe geen onderscheid in tijdshorizon.

Emissie van fosfor naar bodem heeft een ander effect op het zoetwater compartiment dan directe emissie (Tabel AIV.5). Daarnaast zijn er verschillende vormen waarin P kan voorkomen. Daarom worden emissies in een equivalent uitgedrukt: “kg fosfor-equivalenten naar water per kg” (afkorting: FEZ)

De waarden uit tabel 5 worden vermenig- vuldigd met 5,62∙10-8 (soorten∙jaar per kg P eq. naar water) om de ecologische schade in Europees oppervlakte te berekenen.

Toxische stoffen

De oorzaak-gevolg keten van toxische emissies naar schade voor het ecosysteem wordt gege- ven door figuur AIV.2

De eerste 3 blokken geven de “lotgevallen factor” (LF) weer. Deze zijn stofafhankelijk en afhankelijk van het compartiment waarnaar geëmitteerd wordt. ReCiPe geeft voor duizen- den chemische stoffen de LF waarde in DCB- equivalenten (DCB is 1,4-dichloorbenzeen) of voor nikkel-equivalenten in geval het om metalen gaat. ReCiPe 2015 maakt onderscheid tussen de volgende perspectieven: 20 jr, 50 jr en oneindig. De laatste 2 blokken geven de schadefactor die weer afhankelijk is van de tijdshorizon. Het tweede deel geeft de factor (effect of schadefactor) waarmee LF vermenig- vuldigd wordt voor verschillende perspectie- ven (tijdshorizon). Het eindresultaat is dan weer in eenheid “soorten∙jaar” per kg toxische stof geëmitteerd naar lucht, water of bodem. Alle berekeningen voor toxische stoffen via de gangbare ReCiPe benadering zijn niet locatie specifiek. In plaats daarvan zou de blootstel- ling geschat kunnen worden voor een “unit- regio” of een “unit-locatie” met een model

dat een hogere LF voorspelt en een hogere concentratie van een stof in het milieu (Tier 2). Deze model variant wordt niet in ReCiPe toe- gepast maar is wel beschikbaar en in principe toepasbaar.

Gebruik van land en water

Landgebruik

De recente revisie (ReCiPe 2015) geeft waar- den voor de karakterisatiefactor (CF) voor verschillende landgebruikstypen (Tabel AIV.6). Verschillende typen landgebruik worden onderscheiden. Landgebruik als drukfactor wordt uitgedrukt in m2∙jaar en dient vermenig- vuldigd te worden met de overeenkomstige CF uit tabel 6. In de aldus verkregen indicator (in soorten∙jaar) is zowel landbezetting als de herstelfase van gemiddeld 40 jaar - nadat het landgebruik werd beëindigd - verdisconteerd. De ecologische schade in soorten∙jaar wordt berekend door de bezetting van oppervlak in de eenheid m2∙jaar te verminigvuldigen met de bijbehorende karakaterisatiefactor in tabel 6. Landgebruik wordt in deze methodiek niet gerelateerd aan een tijdshorizon zoals bij de andere drukfactoren omdat het aspect tijd al impliciet in de karakterisatiefactor zit. Dat geldt zowel voor de tijd van landgebruik als voor de tijd die nodig is voor herstel nadat het landge- bruik gestopt is.

Watergebruik

De impact van verdroging van het terrestrische ecosysteem wordt met ReCiPe (2015) afgeleid aan de hand van de in ReCiPe gebruikte karak- terisatiefactor: 3,08∙10-9 soorten∙jaar per m3 water onttrokken.

Figuur AIV.2 Causaliteitsketen voor ecologische schade a.g.v. emissie van toxische stoffen

Type landgebruik CF (soorten/m2)

Bosbouw 4,92∙10-9

Weide 9,02∙10-9

Eenjarige gewassen 1,64∙10-8

Meerjarige gewassen 1,15∙10-8

Gevarieerd landbouwgebied (coullise ) 9,02∙10-9

Industrie, infrastructuur 1,20∙10-8

Tabel AIV.6. Karakterisatiefactoren (CF in soorten∙jaar per m2) voor schade aan het terrestrische ecosysteem voor

verschillende typen landgebruik landgebruik in een jaar

93

Annex V