• No results found

Na Atatürks dood: democratisering en meerpartijenstelsel

In document 14 juni 2013 G D T S R (pagina 31-34)

Hoofdstuk 2 De opkomst en transformatie van Turkse seculariteit

2.2 Na Atatürks dood: democratisering en meerpartijenstelsel

In 1934, bij de invoering van achternamen, kreeg Mustafa Kemal de naam Atatürk, wat (voor)vader van de Turken betekent. In 1938 overleed hij. Ismet Ïnönü, die onder Atatürk premier van de republiek was, zette de seculiere politieke koers voort. De kemalisten bleven voortdurend bang voor islamitische invloeden. Omdat de Islam zo sterk uit het openbare leven was verwijderd, verwachtten zij tegenreacties van de Turkse bevolking.87 Het autoritaire regime in Turkije leek op het strenge bewind dat in andere Zuid- en Oost-Europese landen gevoerd werd, zoals Italië onder Mussolini en Spanje onder Franco.88 Het grootste verschil in beleid was de vergaande culturele verandering die Turkije wilde bewerkstelligen, terwijl de omliggende staten in cultureel opzicht juist conservatief waren.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het binnenlandse beleid van de regering van Ïnönü impopulair om twee redenen: veel boeren op het platteland ervoeren nog steeds geen verbetering in hun levensstandaard. Wel merkten zij dat de controle van de staat over het platteland was toegenomen, bijvoorbeeld door het innen van belastingen. Het toezicht van de staat werd dus zichtbaarder, zonder dat de mensen erop vooruit gingen. Bovendien voerde de staat ook op het religieuze platteland een seculiere politiek, waarmee de belangrijkste band tussen de staat en de maatschappij verbroken werd. Tevens waren er spanningen in de bureaucratie. De kosten van de oorlog werden op de ambtenaren verhaald en zij waren hier erg ontevreden over. Deze ontwikkelingen vroegen om democratisering en die vraag werd versterkt door de buitenlandse politiek: om zich te verzekeren van economische en financiële steun van de Verenigde Staten (VS) moest in Turkije een meerpartijendemocratie komen en die zou onmiddellijke gevolgen hebben voor de relatie tussen de staat en de Islam.89 Om voor democratisering te zorgen, besloot Ïnönü een zekere mate van politieke liberalisatie toe te staan door het mogelijk maken van het oprichten van een oppositiepartij, net als Atatürk deed

87Turkije Instituut http://www.turkije-instituut.nl/page/religie/3 Laatst bezocht 18 januari 2013, 12.45 uur.

88

Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije, 228.

in 1930. Het kemalistische moderniseringsbeleid leek een voorwaarde geweest te zijn voor de ontwikkeling van de liberale(re) democratie.90 Islam werd zichtbaarder, omdat bijvoorbeeld de steun van islamitische bewegingen werd gezocht.91 De Islam werd in deze tijd een ‘individuele code’ om de solidariteitsgevoelens binnen de Turkse samenleving te versterken.92

De Democratische Partij (Turks: Demokrat Parti, DP) werd in 1946 opgericht en in 1950 wonnen zij de verkiezingen, waardoor hun leider Menderes premier werd. Deze ontwikkeling was nooit de bedoeling van Ïnönü geweest. De DP zorgde onder andere voor een betere infrastructuur, waardoor er urbanisatie plaats vond. Hierdoor kwamen mensen van het platteland, met hun islamitische leefstijl en tradities, naar de stad.93 In 1957 verslechterde de economische situatie en kreeg de DP minder steun van de ontwikkelde stedelijke bevolking. Tevens werd de partij beschuldigd van het gebruik van religie voor politieke doeleinden.94 De DP accepteerde bij de verkiezingen van 1954 en 1957 namelijk de steun van een niet aan de staat gelieerde religieuze organisatie. Hiermee werd stilzwijgend toegegeven dat religie en ontwikkeling niet per definitie onverenigbaar hoeven te zijn.95 Het leidde tot grote nervositeit bij de groep kemalististen, die Atatürks seculiere verworvenheden door de ‘islamisten’ bedreigd zag.96

Vanaf de jaren ‘50 hebben vele regeringswisselingen plaatsgevonden. Vanaf de jaren zestig kwamen steeds meer islamitische politieke bewegingen naar voren die hun politieke programma (mede) willen baseren op de richtlijnen van de Islam. Enkele partijen, zoals de DP (tot 1961), de Gerechtigheidspartij (Turks: Adalet Partisi, AP, 1961-1980), Moederlandpartij (Turks: Anavatan Partisi, ANAP, 1983-), en de Partij van het Rechte Pad (Turkse afkorting: DYP, 1983-2007) hebben de publieke zichtbaarheid van religie in het algemeen en de Islam in het bijzonder altijd getolereerd.97

Tot aan de late jaren ’90 heeft het leger vier keer ingegrepen in de politiek om de seculiere staat te beschermen tegen de invloed van religie. Het leger werd beschouwd als beschermer

90 Bader, Veit, Secularism or democracy? Associational governance of religious diversity (Amsterdam University Press 2007) 101.

91 Zürcher, ‘Islam en politiek’, 364.

92 Sunier, Thijl, e.a. The Turkish Directorate for Religious Affairs. Religious diversity in a changing environment (VU Amsterdam, Utrecht University February 2011) 13-14.

93 Shmuelevitz, A., ‘Urbanization and voting for the Turkish Parliament’, in: Kedourie, Sylvia (ed.), Turkey.

Identity, democracy, politics (Frank Cass London 1998) 163. 94 Landau, Atatürk, 82.

95 Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije, 287.

96

Turkije Instituut http://www.turkije-instituut.nl/detail/posts/7224 Laatst bezocht 17 januari 2013 14.18 uur.

van het Kemalisme.98 Op 27 mei 1960 greep het leger voor de eerste keer in en arresteerde zij leden van de DP, waaronder Menderes. De coup bleek later een samenzwering te zijn om de DP af te kunnen zetten. Na de coup richtte het leger de Nationale Veiligheidsraad (Turks: Millî Güvenlik Kurulu, MGK) op. De MGK werd een marionet van het leger, want het bleek de politieke agenda te bepalen. De hoogste militaire leiders en de regeringsleiders kwamen bij elkaar voor overleg, waarbij het leger grote invloed uitoefende. In 1961 was er ruimte voor nieuwe partijen om zich te registreren, en in datzelfde jaar werd een coalitiekabinet tussen de opvolger van de DP, de nieuwe AP en Republikeinse Volkspartij (CHP) gevormd. Ook werd er in een referendum een nieuwe grondwet aangenomen. Ondanks de nieuwe regering verliepen de jaren zestig onrustig.

Naar aanleiding van het bovenstaande lijkt het alsof er onder de bevolking een vraag rees naar een minder strikte controle op religie. Het was niet zozeer een oproep tot een meer pluralistische samenleving, als wel een verzoek om de islamitische religie meer uiting te geven. De Islam speelde nog steeds een belangrijke rol in het leven van de Turkse bevolking, mede als gevolg van de functie die de Islam van oudsher heeft gehad als sociale en gemeenschappelijke identiteit. Ondanks dat de republikeinse elite claimde dat zij alle banden met het verleden hadden verbroken en een nieuwe nationale identiteit hadden gecreëerd, bestond het islamitische identiteitsaspect onder de bevolking nog wel.99

Het lijkt ingewikkeld om deze ontwikkelingen in de politiek aan te duiden met een type van seculariteit. De ideeën van individualisme en vrijheid zijn niet volledig op Turkije van toepassing, omdat de opkomst van religie in de publieke sfeer en politieke partijen zich beperkte tot de Islam. Dat de Turkse nationale identiteit een sterke dosering van de Islam bevat is duidelijk. Het is zeker niet ongebruikelijk dat religie een belangrijke rol speelt bij de identiteitsbepaling van een moderne natie.100 Ook lijkt seculariteit omwille van sociale integratie en nationale ontwikkeling nog steeds aan te sluiten bij de bovenstaande gebeurtenissen, omdat religie nog wel ‘geregisseerd werd’ door de staat, om de solidariteitsgevoelens van de Turkse bevolking te gebruiken ten einde het land te ontwikkelen.

98

Dagi, I.D., ‘Democratic transition in Turkey, 1980-1983: The impact of European diplomacy’, in: Kedourie, Sylvia (ed.), Turkey. Identity, democracy, politics (Frank Cass London 1998) 125.

99

Gulalp, Haldun, ‘Whatever happened to secularization?: The multiple Islams in Turkey’, The South Atlantic

Quarterly 102:2-3, (2003) 394.

In document 14 juni 2013 G D T S R (pagina 31-34)