• No results found

7 Conclusies en discussie

Ad 1) Multi-functionaliteit van de publieke ruimte

Voor de mensen die betrokken waren bij ons onderzoek heeft de openbare ruimte verschil- lende functies en is daarmee van grote betekenis voor hun welzijn. We hebben de functies die de publieke ruimte voor onze gesprekspartners vervult, onderverdeeld in vier catego- rieën: mobiliteit, sociale ontmoeting, identiteitsconstructie en tot slot vrijheid.

Mobiliteit

sen hebben en zien, bepalen waar zij zich ophouden en naar welke plekken, dichtbij huis of verder weg, zij gaan: de ‘scoop’. Zowel de jongeren als de immigranten die wij in het kader van het onderzoek hebben gesproken, hebben een relatief kleine scoop. Ze blijven veelal dichtbij huis of in de eigen woonplaats. Verschillende factoren beïnvloeden de scoop van mensen: het bezit van een geschikt vervoersmiddel, met name een auto, of de aanwe- zigheid van goed toegankelijk openbaar vervoer. Ook moeten mensen geld hebben om de reis naar en het verblijf op een bepaalde plek te betalen. Mensen moeten weet hebben van mogelijk te bezoeken plekken. Een laatste punt dat de scoop beïnvloedt, is of men über- haupt vrij is om te gaan en staan waar men wilt. Dit is met name voor asielzoekers niet altijd het geval. De meeste van onze gesprekspartners bleken beperkt in één of meer van deze factoren en daarmee veroordeeld tot het bezoeken van publieke ruimtes dichtbij huis.

Sociale ontmoeting

Immigranten en jongeren zoeken de openbare ruimte op voor afgesproken of spontane contacten met zowel bekenden als onbekenden en voor langdurige en korte ontmoetin- gen. Ook publieke ruimtes met een duidelijk omschreven functie zoals volkstuinen of winkelcentra worden door jongeren en immigranten voor ontmoetingen gebruikt.

Jongeren hangen graag op straat. Hangen betekent voor hen veel meer dan alleen maar ergens zitten. Jongeren hangen op straat om elkaar te ontmoeten, maar ook, vooruitlo- pend op de hieronder aan bod komende functies van de publieke ruimte, omdat ze een plek zoeken om met elkaar te zijn, zonder toezicht. Ze gaan de straat op omdat hun ‘scoop’ niet zo groot is: ze hebben geen vervoer of geld of zien geen mogelijkheden om naar ver- der weg gelegen plekken toe te gaan. Daarbij komt dat er op straat wat te beleven valt, er kan altijd wat gebeuren; jongeren geven het toeval een kans. En jongeren ontmoeten elkaar op straat omdat het vrijblijvend is. Je kunt elk moment opstappen, zonder dat een ander daar aanstoot aan neemt. Als het op de ene plek niet meer leuk of spannend is, ga je naar een andere. Evenzo ga je naar een andere plek als je ergens niet kunt doen wat je wilt of als er mensen zijn die je niet leuk vindt.

We moeten niet onderschatten dat publieke ruimtes een belangrijke ontmoetingsfunc- tie hebben en waarschijnlijk zullen behouden voor grote groepen mensen in onze samen- leving, zoals jongeren en immigranten. Hier sluiten onze bevindingen aan bij Duyvendak (1999) die constateert dat de directe leefomgeving van mensen, ook al is hun wereld door internet en schotelantennes heel groot geworden, van aanzienlijk belang blijft. Volgens Duyvendak neemt het belang misschien zelfs toe omdat de directe leefomgeving de enige gedeelde grond is onder voeten van burgers die zich in hun identificaties en loyaliteiten wereldwijd oriënteren. Bovendien kan het een het ander versterken. Zo zijn we in het onderzoek verschillende jongeren tegengekomen die hun afspraken om elkaar ergens te ontmoeten op de virtuele ontmoetingsplaats MSN maakten. En jongeren in het Westland hadden een eigen website met daarop een ruimte om berichtjes achter te laten of ergens af te spreken.

Identiteitsconstructie

Waar mensen elkaar ontmoeten spelen kwesties van identiteitsconstructie, zowel van zich- zelf als van ‘de ander’. Vooral jongeren geven door middel van processen van in- en uitslui- ting, stereotypering en stigmatisering uiting aan hun identiteit. Deze processen vinden

overal plaats, maar met name ook in de publieke ruimte: om een ‘wij’ gevoel te krijgen is een confrontatie met ‘zij’ noodzakelijk en op straat komen groepen mensen elkaar tegen. Het uitsluiten van anderen gaat gepaard met het insluiten van ‘eigen’ mensen: wij tegen- over zij. Met behulp van ongeschreven regels en symbolen wordt bepaald wie wel bij de groep hoort en wie niet. Zo zijn ‘gothic’ jongeren fysiek herkenbaar en zullen zij eensge- zinde ‘gothic’ jongeren aantrekken in tegenstelling tot jongeren die bijvoorbeeld tot de groep ‘kakkers’ behoren. In- en uitsluiting is een tweezijdig proces: ‘gothics’ zullen ‘kak- kers’ uitsluiten, maar ‘kakkers’ zullen ook zichzelf buitensluiten, aangezien zij niet bij de ‘gothics’ willen horen en dat geldt ook andersom. Jongeren hebben dus publieke ruimtes nodig om te kunnen botsen met andere (groepen) jongeren en op die manier invulling te geven aan wie en wat ze zijn. Kortom, ontmoetingen in de publieke ruimte zijn van belang voor de ontwikkeling van de eigen of groepsidentiteit, maar spelen ook een belangrijke rol voor de constructie van de identiteit van anderen. Zo laten immigranten met de gewassen die ze verbouwen in volkstuinen zien wie ze zijn, waarbij het veelal de ‘anderen’ zijn die immigranten aldus identificeren.

Identiteitsconstructie gaat veelal gepaard met het bevechten van een eigen ruimte, in figuurlijke, maar ook in fysieke zin. In openbare ruimtes zijn verschillen tussen mensen niet alleen zichtbaar, maar kan de ruimte ook worden bevochten. Tegelijkertijd vinden er in de publieke ruimte allerlei interacties plaats waardoor mensen van en over elkaar leren en elkaar tot op zekere hoogte ‘dwingen’ tot flexibiliteit ten opzichte van elkaar. Ontmoetingen in de openbare ruimte kunnen niet alleen tot botsingen leiden, maar ook tot meer begrip, tolerantie en reframing van de situatie (zie hoofdstuk 2). Zoals Hajer en Reijndorp (2001) stellen: ‘de concrete, fysieke ervaring van de aanwezigheid van anderen, van andere culturele manifestaties en van de confrontatie met verschillende betekenissen van dezelfde fysieke ruimte, is belangrijk voor de ontwikkeling van sociale intelligentie en oordeelsvorming. Persoonlijke perceptie en directe confrontatie kunnen een antidotum vormen voor stereotypering en stigmatisering’ (Hajer en Reijndorp, 2001: 12).

Echter, naast positieve effecten (bijvoorbeeld de constructie van de eigen of groepsidenti- teit) kunnen processen van in- en uitsluiting in de publieke ruimte bijdragen tot scherpere tegenstellingen tussen (groepen) mensen. Het toenemende gevoel van onveiligheid in de publieke ruimte dat leeft onder veel Nederlanders, werkt stigmatisering in de hand en leidt tot ontwikkelingen zoals het ontstaan van hekwerkwijken waardoor sommige mensen van bepaalde plekken worden uitgesloten ten gunste van de veiligheid van anderen. De ver- scherpte tegenstellingen tussen ‘wij’ en ‘zij’ leiden tot daarbij passend, zich van de rest (zij) onderscheidend gedrag. Dit heeft vervolgens een nog sterkere in- en uitsluiting tot gevolg waarmee het gevoel van onveiligheid weer wordt verhevigd. Er is, met andere woorden, sprake van een wederzijds versterkend effect van in- en uitsluiting, met gevolgen voor per- cepties van veiligheid van de openbare ruimte.

Opvallend in dit verband zijn de Nederlandse jongeren van buitenlandse origine die wij hebben ontmoet, die onmiddellijk de nationaliteit van het vaderland van hun ouders noemden toen wij hen naar hun nationaliteit vroegen. Dit sluit aan bij actuele ervaringen van diverse docenten van zwarte scholen (zie Kees Beekmans in De Volkskrant, 18 decem- ber 2004: 13-14; Jeroen Ridderdink in het NRC Handelsblad, 22 en 23 januari 2005: 34). Een verklaring wordt gezocht in de veronderstelling dat veel jongeren met een buitenland-

se herkomst zich in de Nederlandse samenleving buitengesloten voelen, ook al zijn ze hier opgegroeid en is er geen ander land dat ze het hunne zouden kunnen noemen. Vanwege uiterlijke kenmerken worden ze benaderd als ‘allochtoon’, een inmiddels verre van neutra- le term. Hier komt de tweezijdigheid van het proces van identiteitsconstructie naar voren: mensen ontwikkelen een eigen identiteit mede op basis van de identiteit waarmee zij door anderen worden benaderd. Een kind dat als ‘allochtoon’ wordt benaderd, zal zich vervol- gens ook als zodanig presenteren en gedragen.

In ons onderzoek zijn we ook groepen jongeren tegengekomen, bestaand uit mensen met allerlei nationaliteiten en identiteiten. Deze jongeren gaven te kennen dat het voor hen niet uitmaakt wat iemands etnische achtergrond is. Het is blijkbaar binnen hun krin- gen heel normaal om geïntegreerd met elkaar om te gaan. Deze jongeren kwamen samen om in de publieke ruimte met elkaar te sporten of rond te hangen. Kortom, er zijn publie- ke ruimtes die onderscheid tussen mensen in de hand werken, maar ook plekken die inte- gratie bevorderen.

Vrijheid

Publieke ruimtes bieden mensen een bepaalde vrijheid om te kunnen doen en laten wat ze willen. Zo blijkt de publieke ruimte voor veel jongeren die wij hebben gesproken belang- rijk omdat zij elkaar daar kunnen ontmoeten zonder toezicht. Deze conclusie wordt beves- tigd door onder andere L’Aoustet en Griffit (2004), die onderzoek hebben gedaan naar jon- geren in het Borely Park in Marseille en Kraack en Kenway (2002), die hebben gekeken naar jongeren in het dorpje Paradise in Australië.

In de publieke ruimte gelden wel regels, maar andere dan thuis, bovendien wordt de naleving ervan vaak niet heel streng en strikt gecontroleerd. Er is dus de mogelijkheid om tot op zekere hoogte eigen regels te stellen en van alles uit te proberen. Zo gebruiken veel jongeren in ons onderzoek de publieke ruimte om elkaar te ontmoeten, zich te manifeste- ren, en ook om te blowen. Het gedrag van mensen in de openbare ruimte weerspiegelt dus wet- en regelgeving op andere terreinen dan op die aangaande de openbare ruimte, zoals het voor Nederland zo typerende beleid ten aanzien van softdrugs.

Het klinkt tegenstrijdig, maar de publieke ruimte biedt mensen een soort van privacy. In het verlengde daarvan genieten mensen in de publieke ruimte een zekere anonimiteit: zij kunnen verdwijnen in de massa.