• No results found

muggensoorten in Nederland In de zomer van 2010 heeft het Centrum voor Monitoring

In document Staat van zoonosen 2010 | RIVM (pagina 50-52)

van Vectoren (CMV) van de nVWA drie soorten exotische steekmuggen (Diptera: Culicidae) aangetroffen op vijf locaties in de provincie Noord-Brabant, Limburg en Utrecht. Het ging hierbij om opslagplaatsen voor tweede- hands banden. Op alle locaties heeft bestrijding plaats- gevonden. Het was voor het eerst in zestig jaar (sinds de malariabestrijding in de jaren 50 van de vorige eeuw) dat er in Nederland steekmuggen met behulp van biociden buiten in de leefomgeving bestreden werden.

De recente vondsten van exoten betreffen de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus), de gelekoortsmug (Aedes

aegypti), en opnieuw de Amerikaanse rotspoelmug (Aedes

atropalpus). Voor de Aziatische tijgermug is dit de eerste

vondst in de leefomgeving in Nederland. In de zomer van 2005 werd de tijgermug al door de Plantenziektenkundige Dienst (PD) in Nederland geconstateerd in kassen van bedrijven die de sierplant Lucky Bamboo (Dracaena

sanderiana) uit China importeren. In januari 2009 heeft

VWS regelgeving opgesteld betreffende het voorkómen en bestrijden van deze steekmug in kassen. Het microbiolo- gisch biocide Bacillus thuringiensis israellensis (Bti) wordt ingezet om de larven in plantwater in kassen te bestrijden. Voor de tropische gelekoortsmug is dit de eerste vondst sinds de 17e eeuw in Noord-Europa. De rotspoelmug was in het najaar van 2010 al op twee van deze locaties gevonden. Door de ministeries van VWS en LNV werd deze steekmug als ongewenst gezien. Wegens het late tijdstip in het steekmuggenseizoen is men toen niet tot bestrijding overgegaan.

Alle drie de soorten steekmuggen leggen eitjes in kleine stilstaande waterpoeltjes in boomholtes, lege kokosnoten en/ of rotspoelen, maar ook in kunstmatige poeltjes in bloempotten, emmertjes, vaasjes, dakgoten, regentonnen en gebruikte banden. Alle drie gevonden exoten kunnen invasief zijn doordat ze droogte-resistente eitjes leggen die daardoor regelmatig onbedoeld mee op transport gaan. Grote wateroppervlakten, zoals sloten, kanalen en plassen, zijn geen geschikte broedplaats voor deze steekmuggen. De tijgermug komt oorspronkelijk uit gematigde en tropische delen van Azië. Deze mug heeft zich de afgelopen jaren via internationale transporten van voornamelijk tweedehands banden over grote delen van de wereld verspreid. De tijgermug bijt voornamelijk overdag. De gelekoortsmug komt oorspronkelijk uit Afrika, maar komt wereldwijd in de (sub)tropen algemeen voor. Al in de 17de eeuw kwam de mug met de slavenboten van West-Afrika naar Amerika, nu zorgt het transport van gebruikte banden voor verspreiding. De gelekoortsmug komt voornamelijk voor in stedelijke gebieden en regelmatig in hoge dichtheden. De gelekoorts- mug bijt vooral overdag. De tijgermug en de gelekoortsmug staan beide bekend als belangrijke vectoren van infectie- ziekten zoals dengue (knokkelkoorts) en chikungunya. Voor de rotspoelmug zijn er slechts aanwijzingen uit het laboratorium dat deze virussen kan overbrengen.19 Het CMV is het meldpunt van exotische muggen voor het publiek (cmv@minlnv.nl).

3.11 Geraadpleegde literatuur en

referenties

1. Bergh van den J (2011) Senior veterinair medewerker nVWA. Verslag Tuberculose.

2. Schapenkaas als bron van brucellose (2010). Infectienieuws voor regio Brabant-Zuidoost, novem- ber 2010. http://www.pamm.nl/fileadmin/media- archive/corporate/bestanden/Actueel/Nieuws/ Archief_infectienieuws/2010-11-01_Infectienieuws.pdf. 3. Spierenburg, M. (2011) Dierenarts, Senior veterinair

medewerker nVWA. Verslag brucellose-uitbraak. 4. Reusken CB, Lina PH, Pielaat A, de Vries A, Dam-Deisz

C, Adema J et al. (2010) Circulation of group 2 corona- viruses in a bat species common to urban areas in western Europe. Vector-Borne Zoonot 10: 785-791. 5. Bijkerk P (2010) Gesignaleerd - Overzicht van bijzon-

dere meldingen, clusters en epidemieën van infectie- ziekten in binnen- en buitenland. Infectieziekten Bulletin 21(9):308-310.

6. http://www.isis-web.nl.

7. SWAB. NethMap 2010 (2011) Consumption of anti- microbial agents and antimicrobial resistance among medically important bacteria in the Netherlands. http://www.swab.nl/

8. http://www.wip.nl.

9. MARAN-2009 (2011) Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals in The Netherlands in 2008. http://www.cvi.wur.nl.

10. Geenen PL, Koene MGJ, Blaak H, Havelaar AH, van de Giessen AW (2010) Risk profile on antimicrobial resistance transmissible from food animals to humans. RIVM Rapport 330334001. http://www.rivm.nl.

11. Leverstein-van Hall MA, Dierikx CM, Cohen Stuart J, Voets GM, van den Munckhof MP, van Essen- Zandbergen A et al. (2011) Dutch patients, retail chicken meat and poultry share the same ESBL genes, plasmids and strains. Clin Microbiol and Infect 17(6):873-80.

12. Overdevest ITMA, Kluytmans J (2010) Extended- spectrum lactamase producing Enterobacteriaceae in retail meat, 20th ECCMID, Vienna, Austria. 2010. Abstract number: P1316 www.blackwellpublishing. com/eccmid20/abstract.asp?id=84415.

13. Ruimy R, Brisabois A, Bernede C, Skurnik D, Barnat S, Arlet G et al. (2010) Organic and conventional fruits and vegetables contain equivalent counts of gram- negative bacteria expressing resistance to antibacterial agents. Environ Microbiol. 12(3):608-615.

14. Geenen P, van Hoek A, van de Giessen A, Aarts H (2011) Een zorg voor volksgezondheid en veehouderij. Waar&wet februari 2011.

15. Fanoy E (2011) Gesignaleerd - Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland. Infectieziekten Bulletin 22(3):96-98.

16. Heuvelink AE, van Heerwaarden C, Zwartkruis-Nahuis JT, van Oosterom R, Edink K, van Duynhoven YT et al. (2002) Escherichia coli O157 infection associated with a petting zoo. Epidemiol Infect 129(2):295-302. 17. Heuvelink AE, Arends JP, van Keulen MAJ, van

Duynhoven YTHP (2002) Escherichia coli O157-infectie na contact met melkvee. Infectieziekten Bulletin

13(2):49-52.

18. Friesema IH, van de Kassteele J, de Jager CM, Heuvelink AE, van Pelt W (2010) Geographical association between livestock density and human Shiga toxin-producing Escherichia coli O157 infections. Epidemiol Infect 8:1-7.

19. Braks M, Scholte EJ (2010) Bestrijding exotische muggensoorten in Nederland. Dierplagen informatie 13 (3): 20-21.

4.1 Inleiding

Jaarlijks worden er in Nederland naar schatting 650.000 mensen ziek en overlijden er 75 door het eten van met pathogenen besmet voedsel1, wat resulteert in een zo geheten voedselinfectie of -vergiftiging, hieronder vallen ook de voedseloverdraagbare zoönosen (zie Tabel 4.1). De schattingen van de jaarlijkse incidentie van voedsel- infecties of -vergiftigingen is gebaseerd op het werkelijke aantal geregistreerde gevallen van voedselvergiftiging of -infectie, rekening houdend met het feit dat vele episodes niet worden opgemerkt door de patiënt (milde aandoe- ningen), niet aan voedsel worden gerelateerd of dat men er gewoonweg geen melding van maakt.

In Nederland zijn er twee hoofdroutes waarlangs een voedselvergiftiging of -infectie kan worden gemeld.

Enerzijds kan een patiënt zich melden bij de nVWA, anderzijds heeft een behandelend arts van de patiënt meldingsplicht aan de GGD. Op haar beurt is de GGD meldingsplichtig richting het RIVM, terwijl de nVWA hier vrijwillig haar gegevens meldt. In 2010 werden in totaal 249 uitbraken van voedselvergiftiging of -infectie gemeld bij het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM, waarvan 217 via de nVWA en 45 via de GGD, met een overlap van 13 uitbraken welke door beide instanties waren gemeld. Daarnaast registreerde de nVWA 215 ‘enkele gevallen’ (zie Trends 2.12).2

In de voorgaande hoofdstukken zijn de trends en ontwik- kelingen van meldingsplichtige zoönosen in het jaar 2010 beschreven. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een binnengekomen melding wordt behandeld bij de nVWA respectievelijk de GGD (Figuur 4.1). Beide organisaties

4

In document Staat van zoonosen 2010 | RIVM (pagina 50-52)