• No results found

Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

VOORSTEL/INITIATIEF

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De nadere eisen zouden binnen 3-8 jaar moeten worden vastgesteld middels uitvoerings-/gedelegeerde handelingen.

Uit deze voorgestelde verordening zal een reeks maatregelen voortvloeien in de vorm van mandaten, gedelegeerde of uitvoeringsbesluiten en effectbeoordelingsverslagen.

Die zullen betrekking hebben op de verificatie van de naleving van de duurzaamheidsvereisten, het systeem voor conformiteitscontrole, evenals informatie en etikettering. Een gedetailleerde lijst van de beoogde maatregelen is hieronder te vinden:

– de normalisatiewerkzaamheden in CEN/CENELEC volgen;

– gemeenschappelijke specificaties voor de prestaties en degelijkheid van draagbare batterijen voor algemeen gebruik ontwikkelen;

– gemeenschappelijke specificaties voor de prestaties en degelijkheid ontwikkelen voor oplaadbare batterijen (industrieel/elektrische voertuigen);

– gemeenschappelijke specificaties voor de veiligheid van batterijsystemen voor stationaire energieopslag ontwikkelen;

– geharmoniseerde berekeningsregels voor de gescheiden inzameling van draagbare batterijen ontwikkelen;

– geharmoniseerde berekeningsregels ontwikkelen voor de koolstofvoetafdrukverklaring (met inbegrip van de herziening van de PEFCR-categorieregels voor batterijen), voor de berekening van de prestatieklassen voor de koolstofintensiteit van batterijen, voor de berekening van het gehalte aan gerecycled materiaal in batterijen en voor de berekening van de recyclingrendementen (zodat lithium en lood hieronder vallen) en de terugwinning van materialen;

– richtsnoeren uitwerken inzake de verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen;

– een open gegevensruimte opzetten voor het indienen van informatie over batterijen;

– criteria voor groene overheidsopdrachten ontwikkelen met betrekking tot batterijen;

– een gedelegeerde handeling vaststellen inzake de koolstofvoetafdruk — verplichte drempelwaarden;

– de lijst van afvalstoffen wijzigen;

– de risicobeoordeling/het beheer van de in batterijen gebruikte stoffen verzekeren;

– de rapportageverplichtingen aanpassen.

1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder

“toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante):

EU-brede regelgeving is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat fabrikanten, importeurs en marktdeelnemers op ruimere schaal beantwoorden aan gemeenschappelijke eisen wanneer zij een batterij in de Unie in de handel brengen en dat er meer informatie beschikbaar wordt gesteld.

Uit de evaluatie van de batterijenrichtlijn blijkt voorts dat het rechtskader moet worden gemoderniseerd met het oog op de verdere bevordering van de circulaire economie en een koolstofarm beleid, en de nodige aanpassing aan de technologische en economische ontwikkeling op de batterijenmarkt.

De batterijwaardeketen is kapitaalintensief en heeft derhalve schaalvoordelen nodig.

Om dergelijke voordelen tot stand te brengen, zijn geharmoniseerde eisen nodig die de volledige levenscyclus bestrijken, evenals een goed werkende interne markt.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4. Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Europese Commissie stelt een groot herstelplan voor op basis van een versterkte langetermijnbegroting voor het volgende meerjarig financieel kader, en een nieuw herstelinstrument, Next Generation EU.

De Europese Green Deal zal de basis vormen voor de herstelstrategie van de EU. Dit omvat de doelstelling van schoner vervoer en schonere logistiek, waaronder e-mobiliteit, als belangrijkste drijvende kracht achter de exponentiële toename van de vraag naar batterijen. De huidige trends wijzen erop dat het belang van e-mobiliteit in de samenleving na COVID zal toenemen en aanhouden.

De ondersteuning en het engagement van de Europese Commissie op het gebied van onderzoek naar batterijen blijken uit het aantal projecten dat financiering krijgt uit hoofde van het H2020-programma (meer dan 100 projecten) en uit de financiële bijdrage voor de uitvoering van de projecten (zo’n 500 miljoen EUR). De projecten bestrijken de volledige waardeketen van verschillende typen batterijen en zijn gericht

op het vinden van oplossingen voor huidige en toekomstige uitdagingen:

ontwikkeling en verbetering van materialen (en hun milieueffecten), recycling van batterijen (dit zal de efficiëntie van de materiaalterugwinning in Europa bevorderen), nieuwe batterijsystemen en zelfs alternatieven voor conventionele batterijen. De resultaten van die projecten zullen innovatie voor de batterijsector in Europa ondersteunen en bevorderen. Nieuwe en verbeterde materialen en batterijsystemen, verbeterde eigenschappen in verband met capaciteit, opslag, levensduur, veiligheid, duurzaamheid en kosteneffectiviteit zijn te verwachten. Deze aspecten komen aan bod en zijn relevant in de onderhavige verordening.

Zij zullen van essentieel belang zijn om het duurzame concurrentievermogen van Europa op dit gebied te verzekeren en zijn economie, groei en welzijn te stimuleren.

De EU zal het onderzoek op dit gebied en op aanverwante gebieden naar verwachting blijven bevorderen in het volgende MFK.

In de nieuwe verordening zal uitdrukkelijk worden vermeld dat de aanname van beperkende maatregelen voor stoffen in batterijen in de toekomst zal gebeuren op basis van beoordelingen door het ECHA, en niet langer als afzonderlijke activiteiten in het kader van het werkprogramma van DG ENV. Hoewel het ECHA grotendeels over de ervaring beschikt die nodig is voor deze taak, vormen deze beoordelingen een aanvullend werkterrein voor dit Agentschap.

1.5.5. Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

De deskundigheid van het ECHA (risicobeoordelingen van stoffen) en van het JRC (ontwikkeling van methoden en procedures) is het meest geschikt om een snelle uitvoering van de voorgestelde aanpak te verzekeren.

De geraamde behoeften aan personeel en middelen die wij van het ECHA hebben ontvangen voor de taak “lijst van afvalstoffen” geven aan dat het ECHA meer kennis moet vergaren over deze taak. DG ENV heeft daarom alternatieve mogelijkheden onderzocht. Het JRC heeft een raming gegeven die minder middelen vergt (0,9 miljoen EUR tegenover 2,2 voor het ECHA). Wij stellen daarom voor om dit aan de lijst van taken voor het JRC toe te voegen.

Voor de ontwikkeling van de open gegevensruimte voor batterijen sluiten de geraamde behoeften aan personeel en middelen die wij van het ECHA hebben ontvangen aan bij de politieke ambitie en wordt tegelijkertijd geprofiteerd van de bestaande structuren en processen bij het ECHA. Het ECHA raamt de nodige middelen op ongeveer 10 miljoen EUR voor de ontwikkeling van de gegevensruimte, naast bijna 10 miljoen EUR personeelskosten. De diensten van de Commissie hebben eveneens contact opgenomen met de uitvoerende agentschappen, maar het is juridisch niet mogelijk voor hen om de taak met betrekking tot de gegevensruimte van de Commissie over te nemen.

De Commissie stelt daarom voor om een haalbaarheidsstudie te verrichten om de verschillende mogelijkheden voor de verschillende functionaliteiten in detail te beoordelen, waarbij ook zal worden bekeken wie het best geplaatst is om het systeem te ontwikkelen. De ontwikkeling van de open gegevensruimte wordt geleid door DG GROW, in samenwerking met DG CONNECT en hun initiatief inzake de Europese gegevensruimte.

Een andere mogelijkheid is dat de gegevensruimte intern wordt ontwikkeld. DG ENV en DG GROW staan in contact met DG TAXUD (dat soortgelijke werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de btw) en met DG CONNECT om mogelijke synergieën te verkennen. Het personeel dat zich bij DG TAXUD met deze taken bezighoudt, is verspreid over drie verschillende eenheden. De IT-eenheid van DG GROW heeft een bijzonder voorlopige eerste raming gemaakt van de ontwikkelingsinspanningen en de begroting die nodig zouden zijn voor de uitvoering van een open data-oplossing voor het batterijpaspoort. Een open gegevensruimte op basis van een gecentraliseerde gegevensbankarchitectuur wordt op ongeveer 10,5 miljoen EUR geraamd. Dat bedrag omvat de IT-infrastructuur en het personeel dat nodig is voor de IT-ontwikkeling. Deze kosten zijn gepland binnen het begrotingsonderdeel Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten van DG GROW. De precieze regelingen voor de werkzaamheden die door de verschillende diensten moeten worden verricht, zullen moeten worden overeengekomen in de loop van de haalbaarheidsstudie.