• No results found

Motivatie om wetenschap te leren –Interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen

In document PISA- geletterdheid bij 15-jarigen (pagina 174-178)

6 6. ATTITUDES TEN OPZICHTE VAN WETENSCHAPPEN

6.3 Motivatie om wetenschap te leren –Interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen

Naast plezier in wetenschap is interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen een ander onderdeel van de intrinsieke motivatie van leerlingen om wetenschappen te leren. Het verschilt van plezier in wetenschap omdat interesse altijd gelinkt is aan een bepaald object, een bepaalde activiteit, een specifiek kennisgebied of doel. PISA meet in welke mate leerlingen geïnteresseerd (geen interesse, weinig interesse, matige interesse, veel interesse) zijn in 5 brede wetenschappelijke onderwerpen: ‘de biosfeer’, ‘de beweging en krachten’, ‘energie en energie-omzetting’, ‘het universum en de geschiedenis ervan’ en ‘hoe de wetenschap ons kan helpen om ziekten te voorkomen’.

Figuur 6.9 toont het gemiddeld aandeel leerlingen in de OESO-landen dat matig of veel interesse heeft voor de verschillende wetenschappelijke onderwerpen. Er wordt ook telkens aangegeven welk aandeel jongens en welk aandeel meisjes op zijn minst een matige interesse heeft voor een bepaald onderwerp.

66% van de leerlingen heeft op zijn minst een matige interesse in ‘hoe de wetenschap ons kan helpen ziekten te genezen’ en in ‘het universum en de geschiedenis ervan’. Iets minder dan de helft van de leerlingen heeft interesse in ‘energie en energie-omzetting’ (49%) en ‘beweging en krachten’ (46%).

Leerlingen hebben het minst interesse in ‘de biosfeer’ (41%). Jongens hebben meer interesse dan meisjes in ‘beweging en krachten’ en ‘energie –en energie-omzetting’. Meisjes hebben meer interesse in

‘hoe de wetenschap ons kan helpen om ziekten te voorkomen’. Er is geen genderverschil in de interesse voor ‘de biosfeer’ en ‘het universum en de geschiedenis ervan’.

Figuur 6.9. Interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen van jongens en meisjes (OESO-gemiddelde)

0 10 20 30 40 50 60 70 80

De biosfeer (bijv. ecosystemen, duurzaamheid)

Beweging en krachten (bijv. snelheid, wrijving, magnetische krachten en zwaartekracht)

Energie en energie-omzetting (bijv. opslag, chemische reacties)

Het universum en de geschiedenis ervan

Hoe de wetenschap ons kan helpen om ziekten te voorkomen

% Jongens Meisjes Alle leerlingen

1 7 0

De antwoorden die leerlingen gaven over interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen werden gebundeld in een index. Een hogere score op de index wijst op meer interesse van de leerlingen voor de verschillende wetenschappelijke onderwerpen of interesse in meer onderwerpen. Figuur 6.10 toont voor de verschillende landen de gemiddelde score op de index interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen (blauw ruitje). Het lichtblauw vierkant en de witte driehoek geeft per land de score voor de index weer voor respectievelijk de jongens en de meisjes. De landen zijn gerangschikt volgens de grootte van het genderverschil met links de landen waar jongens het hoogst boven de meisjes scoren voor de index en rechts de landen waar er geen significant verschil is tussen jongens en meisjes.

Leerlingen hebben de grootste interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen in Thailand, B-S-J-G (China) en Mexico (respectievelijke scores op de index: 0,6, 0,5 en 0,4). Leerlingen uit de Tsjechische Republiek hebben duidelijk veel minder interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen dan gemiddeld in de OESO-landen (indexscore -0,7). Vlaamse leerlingen geven met een score van 0,12 aan meer dan gemiddeld in de OESO-landen interesse te hebben in brede wetenschappelijke onderwerpen.

In de meeste landen hebben jongens gemiddeld meer interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen dan meisjes. Enkel in Uruguay en Bulgarije is er geen significant genderverschil. Het grootste genderverschil in het voordeel van de jongens wordt vastgesteld in Duitsland, Hongkong-China en Oostenrijk.

Figuur 6.11 toont de relatie tussen het interesse hebben in brede wetenschappelijke onderwerpen van leerlingen en hun prestatie voor wetenschappelijke geletterdheid in PISA 2015. Specifieker geeft de figuur weer welk puntenverschil in wetenschappelijke geletterdheid gepaard gaat met de toename van 1 punt op de index. Donkerblauwe balken duiden op significante verschillen, lichtblauwe balken op niet-significante verschillen. De landen zijn gerangschikt volgens de grootte van het puntenverschil, met links het land met het grootste verschil en rechts het land met het kleinste verschil.

In alle landen wordt een positief verband vastgesteld tussen interesse voor brede wetenschappelijke onderwerpen en de score voor wetenschappelijke geletterdheid. Dit is het meest uitgesproken in Ierland: 1 punt toename op de index is geassocieerd met een gemiddelde score voor wetenschappen die 37 punten hoger ligt (ter vergelijking: één jaar scholing wordt in PISA gelijkgesteld aan 30 punten). In Vlaanderen hangt de interesse voor brede wetenschappelijke onderwerpen ook sterk samen met de prestatie: 1 punt toename op de index over interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen hangt samen met een stijging van 35 punten in de gemiddelde score voor wetenschappen.

Deze index werd voor de eerste keer bevraagd in 2015, dus bij deze index is het niet mogelijk om trendanalyses te doen.

1 7 6

-1.00 -0.80 -0.60 -0.40 -0.20 0.00 0.20 0.40 0.60 0.80

Duitsland Hongkong-China Oostenrijk Taipei China Singapore Nederland Korea Macao-China Japan Frankrijk erenigd Koninkrijk Luxemburg Verenigde Staten Zweden IJsland Sloven Finland B-S-J-G (China) Australië Zwitserland Portugal Duitstalige Gem. Letland ussische Federatie Italië Canada OESO gem. Hongarije Noorwegen Litouwen Qatar Ierland Vlaanderen chische Republiek Denemarken Estland rabische Emiraten Belg Costa Rica Nieuw-Zeeland Chili Kroatië Franse Gem. waakse Republiek Spanje Turkije Polen Israël Mexico Cyprus Griekenland Colombia Thailand Bulgarije* Uruguay*

Score op de index 'interesse in brede

wetenschappelijke onderwerpen' Alle leerlingen Jongens Meisjes Figuur 6.10. Geslachtsverschillen interesse in brede wetenschappelijke onderwerpen

1

Figuur 6.11 Relatie tussen ‘interesse hebben in brede wetenschappelijke onderwerpen’ van leerlingen en hun score op wetenschappelijke geletterdheid

3736 35 35 35 35 33 33

31 31 30 30 29

29 29 29 28 28

28 27 27 27 2726

25 25 25 25 25 25 25 24

22 22

20 20 20 19 19 1919 19 18 18 18 17

15 15 15 14 14

12 9

8 6

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Ierland Frankrijk Taipei China Nederland Finland Vlaanderen Belg Australië Zweden Nieuw-Zeeland Verenigd Koninkrijk Zwitserland Franse Gem. Japan Denemarken Noorwegen Kroatië Griekenland Singapore Luxemburg Sloven Duitstalige Gem. Oostenrijk Canada OESO gem. Cyprus Spanje Estland Tsjechische Republiek IJsland Italië Korea Duitsland B-S-J-G (China) Portugal Polen Hongkong-China Macao-China Slowaakse Republiek Uruguay Verenigde Staten Hongarije Russische Federatie Israël Litouwen Qatar Verenigde Arabische Colombia Letland Chili Mexico Costa Rica Bulgarije Turkije Thailand Puntenverschil

6.4 Motivatie om wetenschap te leren –Instrumentele motivatie bij het leren

In document PISA- geletterdheid bij 15-jarigen (pagina 174-178)