• No results found

Monitoren restricties

In document ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA (pagina 42-46)

PENSIOENSTICHTING TRANSPORT

8 Verdeling beleggingscategorieën .1 Rebalancing

8.2.8 Monitoren restricties

Momenteel voldoen niet alle (in het verleden geselecteerde) managers aan boven gestelde

voorwaarden. Het pensioenfonds streeft ernaar om met de bestaande vermogensbeheerders in overleg te treden om invloed uit te oefenen en zo mogelijke aanpassing van de fondsvoorwaarden te

bewerkstelligen. Indien de aanpassing uit blijft of indien deze aanpassing naar het oordeel van het pensioenfonds niet afdoende is dan zal de vermogensbeheerder/beleggingsfonds worden vervangen.

8.2.9 Renteafdekking

Het renterisico is één van de belangrijkste risico elementen in de beleggingsportefeuille. PST heeft het beleid rond matching en renteafdekking pragmatisch vastgesteld. Het pensioenfonds heeft de

renteafdekking ingericht middels een discretionaire portefeuille met langlopende Duitse en Nederlandse staatsobligaties en het SLM (Strategic Liability Matching) fonds, gemanaged door vermogensbeheerder Aegon. Het renterisico wordt maandelijks indicatief gemonitord op basis van de duratie van de

voorziening.

Er wordt gebruik gemaakt van een fijnmazige rentestaffel. Een dergelijke rentestaffel profiteert meer van ‘mean reversion’ die op lange termijn wordt waargenomen in de rente en kan door asymmetrie in de rente-afdekking bij een stijging en daling van de rente profiteren van schommelingen rond bepaalde rentestanden. De fijnmazige rentestaffel is in de figuur en tabel hieronder verder uitgewerkt en is gebaseerd op de volgende overwegingen:

• Minimum afdekking (40%) houdt rekening met de risicohouding van het pensioenfonds.

Daarnaast wordt rekening gehouden met afdekking via fysieke beleggingen.

• Maximum afdekking (80%) houdt er rekening mee dat de afdekking op basis van UFR hoger is dan op basis van marktrente.

• Bij hogere rentestanden is de renteschok (S1) in het standaardmodel van DNB hoger. In de fijnmazige staffel wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een hogere afdekking. De rentestaffel zorgt daarmee voor een grotere stabilisatie van het vereist eigen vermogen.

• De rentestaffel is gebaseerd op de 20-jaars swaprente om dat deze beter aansluit bij de duratie van de verplichtingen van het pensioenfonds.

De werkelijke renteafdekking kan afwijken van de beoogde renteafdekking door de manier waarop de renteafdekking is opgezet, met staatsobligaties en via een rente-overlay fonds. Het bestuur is zich ervan bewust dat het fonds door de gekozen methode een curverisico loopt, waarvoor niet bewust is gekozen, maar wat het gevolg is van het gekozen beleid.

Het pensioenfonds streeft, met het huidige renteniveau, naar een renteafdekking van circa 50% op basis van de zuivere swapcurve. Op maandeinde wordt door de balansmanager gecheckt of de renteafdekking nog op het juiste niveau is en of eventueel moet worden bijgestuurd, conform de afspraak zoals

verwoord in het mandaat met de balansmanager. Tevens beperkt het de risico’s op afwijking door randvoorwaarden vast te stellen voor het vermogensbeheer. Daarnaast wordt elk kwartaal gemonitord op basis van kasstromen. Bij de bepaling van de mate (ex-ante) van de gewenste renteafdekking wordt geen rekening gehouden met de effecten van de UFR methodiek. Het pensioenfonds focust op de marktwaardering van de pensioenverplichtingen. Op maandbasis ontvangt het pensioenfonds een rapportage op basis waarvan gecontroleerd kan worden of het rentebeleid, zoals vastgelegd in het mandaat met de balansmanager ook daadwerkelijk zo is uitgevoerd. Op halfjaarbasis wordt een nog uitgebreider rapportage opgesteld waarin de renteafdekking (ex-post) wordt geanalyseerd op basis van jaarcohorten.

8.2.10 Valutabeleid

Het pensioenfonds gelooft dat er op lange termijn geen beloning staat tegenover valutarisico, terwijl dit op korte termijn wel tot volatiliteit kan leiden. Daarom wordt het valutarisico voor de belangrijkste buitenlandse valuta’s zoals de Amerikaanse dollar, het Britse Pond, de Japanse Yen afgedekt. Er wordt bewust voor gekozen om het valutarisico voor de valuta’s in opkomende landen niet af te dekken omdat er sprake is van hoge afdekkingskosten door de geringe liquiditeit. Tevens worden ook de overige valuta’s van ontwikkelde landen niet afgedekt omdat ook hier sprake is van hoge afdekkingskosten en omdat de omvang van deze investering ten opzichte van het totaal relatief gering is.

Voor de bovengenoemde belangrijke valuta’s die wel afgedekt worden is per beleggingscategorie bepaald, wat het meest effectieve afdekkingspercentage is. Voor de categorie vastrentende waarden en vastgoed is de afdekking vastgesteld op 100%. Voor aandelen is, na een uitvoerig onderzoek, bepaald dat het 70% dient te zijn. Om het valutarisico te beheersen heeft het pensioenfonds bandbreedten van plus en min 5% rond de gewenste afdekking vastgesteld. Maandelijks vindt door de balansmanager monitoring plaats op de beleggingsportefeuille en worden valuta afdekkingen indien nodig bijgestuurd.

De valuta afdekking wordt op beleggingsportefeuille niveau per valuta geaggregeerd, waarbij gebruik gemaakt mag worden van FX forwards, met looptijden tot maximaal zes maanden, en evenredige spreiding over minimaal drie valutadata. Tevens dient de valutadekking idealiter over drie doch minimaal over twee tegenpartijen gespreid te zijn. De posities worden in principe om de 6 maanden doorgerold. Bij doorrol wordt gestuurd naar de beoogde mate van afdekking per af te dekken valuta.

Het valutarisico in vastgoedfondsen wordt berekend op kwartaalbasis aan de hand van de opgaaf van de vastgoedadviseur, omdat er geen dagelijkse of maandelijkse marktwaarden bekend zijn. Voor aandelen- en vastrentende waarden fondsen met exposure naar de valuta die die door het pensioenfonds afgedekt worden, zal eens per jaar aan de hand van de benchmark de exposure naar deze valuta vastgesteld voor het afdekkingsbeleid. Op maandbasis ontvangt het pensioenfonds een rapportage waarmee

gecontroleerd kan worden of het valutabeleid, zoals vastgelegd in het mandaat met de balansmanager ook daadwerkelijk zo wordt uitgevoerd.

8.2.11 Tegenpartijbeleid

In de beleggingsportefeuille van het fonds is veel aandacht besteed aan de beheersing van het tegenpartijrisico. Een aantal plaatsen waar dit risico zich voordoet, is hieronder genoemd.

• Staatsobligaties

Alle staatsobligaties (Nederland en Duitsland) in de discretionaire portefeuille van PST worden

gehouden in een separaat custody account bij Kasbank. Met ingang van 1 januari 2020 wordt Kasbank vervangen door BNY Mellon. Hierdoor heeft PST direct de beschikking over deze stukken. Daarnaast liggen er staatsobligaties ter waarde van € 8 miljoen bij future broker JP Morgan die als onderpand fungeren. Dit onderpand is nodig om snel in futures te kunnen handelen indien PST het aandelenrisico in de portefeuille direct wil terugbrengen.

• Stichting TKP Pensioen Treasury

PST heeft haar Treasury activiteiten ondergebracht bij Stichting TKP Pensioen Treasury. Deze stichting is opgericht ten behoeve van de klanten van TKP Investments. De tegoeden van de Stichting TKP Pensioen Treasury zijn juridisch niet opeisbaar voor de schuldeisers van TKP Investments in het geval van een

faillissement van TKP Investments. Ook bij een faillissement van één van de leden van Stichting TKP Pensioen Treasury, kan er geen beslag gelegd worden op het aandeel van PST in de Stichting TKP Pensioen Treasury.

• Valuta en geldmarkt transacties

PST reduceert het tegenpartijrisico bij valuta transacties door het afsluiten van ISDA contracten (International Swaps & Derivates Association) en CSA’s (Credit Support Annex met tegenpartijen). De tegenpartijen die het pensioenfonds gebruikt voor valuta- en geldmarkttransacties moeten voldoen aan de onderstaande criteria:

• De geselecteerde tegenpartijen dienen door de G20 Financial Stability Board (FSB) òf de Nederlandse Staat te zijn aangewezen als systeembanken;

• De geselecteerde tegenpartij moet bij minimaal twee van de kredietbeoordelaars de onderstaande rating hebben:

o minimaal de A3 rating van Moody’s;

o minimaal de A- rating Standard &Poor

o minimaal de A- rating van Fitch (+ stable credit watch);

• Relatieve vijfjaars CDS (Credit Default Swaps) verzekeringspremie

o Wanneer de CDS premie van een tegenpartij, die voldoet aan de onder 1 en 2

genoemde criteria, meer dan 50 basispunten hoger is dan de gemiddelde CDS premie van de geselecteerde tegenpartijen, die voldoen aan de eerste twee criteria, zullen er geen nieuwe derivatentransacties met deze tegenpartij gedaan worden.

o Wanneer de CDS premie van een tegenpartij meer dan 100 basispunten hoger is dan de gemiddelde CDS premie van de geselecteerde tegenpartijen, zal een voorstel worden gedaan om de openstaande posities bij deze tegenpartij te sluiten, afhankelijk van de dan geldende omstandigheden.

Dagelijks wordt door de balansmanager gemonitord of de tegenpartijen nog voldoen aan de gestelde eisen. Er dient gewerkt te worden volgens de principes van “best execution” zijn. Indien bij het

uitvoeren van een transactie deze principes leiden tot indifferentie tussen twee tegenpartijen, gaat de voorkeur uit naar de tegenpartij, waar het pensioenfonds de laagste exposure op heeft, tenzij het tegenpartijbeleid aanleiding geeft deze tegenpartij uit te sluiten.

• Onderpand

Tegenover het ongerealiseerde resultaat op derivatenposities staat levering of ontvangst van

onderpand. Alleen Euro kas is toegestaan als onderpand. indien het ongerealiseerde resultaat meer dan de drempelwaarde afwijkt van de waarde van het onderpand wordt er onderpand uitgewisseld, dit om ongerealiseerd resultaat en waarde van het onderpand weer in lijn met elkaar te brengen. Op dagelijkse basis vindt hierop monitoring plaats door de balansmanager. In de ISDA’s die zijn afgesloten door PST met de tegenpartij, is eenduidig vastgelegd hoe onenigheid over waarderingen wordt opgelost. Verder is in deze overeenkomsten met de tegenpartij een “netting clausule” opgenomen. Deze is van toepassing op alle met deze tegenpartij openstaande derivatenposities in dezelfde valutasoort. Het ontvangen onderpand wordt bij Stichting TKP Pensioen Treasury aangehouden.

• Liquiditeitsrisico

PST kent een structureel en een incidenteel liquiditeitsrisico. Het structurele element wordt veroorzaakt door de samenstelling van deelnemers. Het fonds kent twee keer zoveel pensioengerechtigde

deelnemers als actieve deelnemers. Hierdoor is er vrijwel permanent liquiditeitsrisico omdat de uitkeringen meer zijn dan de premiebetalingen wat resulteert in een maandelijkse negatieve

cashstroom. Gelet hierop zal PST extra kritisch zijn op de uitbreiding van illiquide beleggingen. Dividend uitkeringen van vastgoedfondsen worden aangewend om de cashpositie van het fonds op peil te houden. Daarnaast kent het fonds ook een incidenteel liquiditeitsrisico dat wordt veroorzaakt door het afwikkelen van valutatermijn-transacties en het bijstorten in het SLM fonds. Om rekening te houden met het liquiditeitsrisico is een strategische allocatie naar cash toegevoegd van 3,0%.

Het SLM fonds met waarde van € 70 miljoen en een duratie van circa 65 jaar vraagt om extra aandacht als het gaat om liquiditeit. Uitgaande van stress scenario’s waarbij de rente plotseling aanzienlijk toeneemt, is bijstorting in dit fonds vereist. Als de rente bijvoorbeeld met 0,5% (50 basispunten) stijgt, dan is de totale waardedaling van het SLM fonds (0,5%*65 jaar*€70 miljoen) circa € 23 miljoen.

In document ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA (pagina 42-46)