• No results found

Ik heb sterk ingekort om meer klem te geven aan de stelling. Ik heb tevens

gespatieerd. De bewering heeft

hare waarde: zij geeft, bij de geboden voorbeelden, het recht, te oordeelen over de

waarde van het tegenwoordige schilderkundig Ik in Duitschland. En de bepaling

hiervan kan ik aan een paar voorbeelden bij eigen ervaring eventjes illustreeren.

Hetgeen van dit briefje het voorwendsel is.

Laat ik in de eerste plaats maar bekennen dat de toestand in Duitschland, als

hierboven geschetst, nog al goed overeenstemt met dezen in België. Het is een feit

dat in Frankrijk iets traditioneels de artiesten verbindt, buiten de vrijheid die elk

kunstenaar zich op zich-zelf toeëigent. Dat traditioneele houdt immers niets schoolsch

in; er is niets dogmatisch aan: het gaat hier veel meer om gemeenschappelijken

smaak, die ieder naar eigen geaardheid verwerkt, dan om een opgelegde norm. Er is

geen school: er is een vrij-aangenomen tucht, welke evengoed een vorm aanneemt

van dien van Favory, die Rubens als voorbeeld volgt, als dien van Lhote, verren

leerling van sommige Italianen. Er komt zelfs bij, dat weinigen dwang dulden, maar

niemand zijn geliefden meester verloochent. Men kan verder gaan zeggen: Frankrijk

ondergaat, in het tegenwoordig stadium, gaarne meesters van de Renaissance, na

zich een Ingres tot voorbeeld te hebben gegeven. De liefde voor Ingres is meer of

min groot, en sluit niet de minste vrijheid uit; de neiging naar dezen of genen

Renaissancist is nooit een aanleiding tot uitdrukkelijke navolging, dan wanneer de

bedoeling er, al te duidelijk, vingerdik op ligt. Eigenlijk is de slotsom: de Fransche

kunstenaars van den dag zijn zich-zelf ten zeerste bewust, maar hebben de eerlijkheid

hunne filiatie te bekennen, en geven daarenboven en in de eerste plaats blijk van

een tucht die, in al hare diverse verschijnselen, eene onbetwistbare eenheid vertoont.

Dat is niet heelemaal het geval met de Belgen, en het is het nog min met de

Duitschers.

Er zijn onder de Belgen natuurlijk een groot getal, die niet gelden dan als navolgers,

en als brutale navolgers zelfs. De Belgische schilder is doorgaans een prachtig

werkman. Hij is als gevoelsmensch geestdriftig. En als intellectueel mensch staat hij

buiten cultuur. Het gevolg is dat hij wel een individueel voorbeeld volgen kan, maar

eene strooming niet zal aankleven, zij het in den meester dien hij volgt. Hij begrijpt

niet, dan bij zijne zintuigen, die instinctmatig kiezen zonder goed te weten waarom.

In zijn werk treft men derhalve geene algemeene lijn-van-traditie aan, en niet anders

dan de verkleefdheid aan één enkel individu, of aan eene opeenvolging van individu's,

zooals men, om het brutaal uit te drukken, de verkleefdheid ziet van een hond aan

zijn meester. - Maakt de Belg zich van zulke verkleefdheid los (en daar zijn natuurlijk

vele voorbeelden van), dan laat hij zich doorgaans leiden door eigen geestdriftige

neigingen. Hij is van formules los, tenzij van de formules die hij zich-zelf heeft

opgelegd. En zoo komt het dat zijne personaliteit, in dit laatste en beste geval,

doorgaans veel meer opvalt dan dit het geval is met Fransche meesters, zelfs met de

Fransche meesters die eens zijn eerste jongensliefde waren, doch dat van eene traditie

bij hem geen spraak kan zijn. (Men verwarre hier de begrippen ‘school’ en ‘traditie’

niet). Men kan voor den Belg samenvatten: hij is een individualist, zelfs waar hij

navolgt; de schakel in een keten is hij niet; en als individualist is hij, dewijl

instinctmatig, een prachtig

verwerker.

Ook de Duitscher blijkt een individualist te zijn, die buiten traditie staat; maar als

hij navolgt doet hij het terdege, zij het met de eigen intellectualiteit. Het is te zeggen

dat hij, in tegenstelling met den Belg (noem hem gerust een Vlaming), heel goed te

analyseeren weet; dat hij niet bij instinct navolgt; en daarna de trouwste der discipelen

blijkt, al verwisselt hij gaarne van leeraar, zooals leerlingen die van de eene klas naar

de andere overgaan. Eigenlijk zijn de jongere Duitschers alle scholen beu geworden:

intelligent als ze zijn, hebben ze de ijdelheid van alle schoolschheid doorzien, en

hebben ze zich eindelijk gewend naar het minimum van geleerdheid, natuurlijk om

er een maximum van uiterlijk vertoon uit te halen. Paul Westheim verklaart het

zonder omwegen: ‘C'est avec passion qu'on s'intéressa à toutes les expressions de

l'art, à la base desquelles on put retrouver une forme simple, originelle et intuitive:

l'art des enfants, l'art préhistorique, l'art des peuples exotiques, même l'art des aliénés,

qui tous pouvaient être considérés comme la confession de gens chez qui le controle

de l'intelligence critique et spéculative avait plus ou moins été aboli’. - De kunst van

krankzinnigen als een voorbeeld: toppunt van een kunst, die zich aan cerebraliteit te

buiten is gegaan!

Dit is niet altijd zoo geweest, en men kan, eerlijk gezegd, met overtuiging beweren

dat het nog altijd en overal niet zoo is. Er zijn in de Duitsche kunst van heden

voorbeelden van geestelijke gezondheid, al blijkt de schilderkundige natuurlijkheid

eruit gebannen. Dat oneigene grijpt weleens naar zeer beschaafde voorbeelden, en

van juist heb ik bewijzen, die het misschien interessant is, hier even mede te deelen: