• No results found

5 De onderwijspositie van ama’s in Nederland

5.5 Mogelijke oplossingen

Zowel uit de literatuur als uit de gesprekken met informanten blijkt dat binnen en buiten het onderwijsveld activiteiten worden ondernomen om de knelpunten aan te pakken (zie ook Renkema, Olde Monnikhof, Bakker en Dekkers, 2001). De meeste oplossingen zijn te vinden op twee gebieden: a) meer duidelijkheid en eenheid en b) meer samenwerking en afstemming (zie bijvoorbeeld ook Verhoef en Eimers, 2002; Brouwers, 1999). Hieronder wordt zeer beknopt aangegeven wat de opbrengsten van de oplossingen zouden kunnen zijn. Om wat verdieping in de tekst te brengen, en ter illustratie, zijn drie voorbeelden van mogelijke aanpakken in kaders uitgewerkt. We beogen hiermee geen volledig overzicht te geven maar willen hiermee laten zien hoe men in de praktijk met verschillende belemmeringen probeert om te gaan.

Meer duidelijkheid en eenheid in de inhoud van het onderwijs

De verschillen tussen de scholen voor de eerste opvang in het onderwijs zouden zoveel mogelijk moeten worden tegengegaan. Door inhoudelijke richtlijnen en duide-lijke regelgeving zou het onderwijs aan nieuwkomers kunnen verbeteren. Ten eerste kan het onderwijs dan op kwaliteit worden gecontroleerd. Ten tweede zou de door-stroom gemakkelijker verlopen. En ten derde zouden leerlingen beter en gerichter voorbereid kunnen worden.

Volgens veel informanten (maar zie ook Brouwer, 1999) ligt de verantwoordelijkheid voor de formulering van de eindtermen bij de overheid. Echter, scholen en andere onderwijsinstellingen kunnen zelf ook al meer duidelijkheid en eenheid bieden.Zo kunnen verschillende scholen dezelfde methoden gebruiken om de intake te doen en om het niveau van de leerling te toetsen. Dit schept meer duidelijkheid voor de leer-lingen maar ook voor de scholen.

Meer samenwerking en afstemming

Samenwerking tussen organisaties binnen én buiten het onderwijs, bijvoorbeeld gemeenten, de voogdij-instelling of jeugdzorg, kan een oplossing zijn voor een aantal hierboven geschetste belemmeringen. Mogelijke voordelen van samenwerking en afstemming zijn:

• Schaalvergroting: doordat de doelgroep groter wordt, kan beter ingespeeld worden op de behoeften van de groep. (Zie het voorbeeld in kader 1).

• Verbetering doorstroom: door samenwerking tussen het eerste opvang onderwijs en het regulier onderwijs kunnen bijvoorbeeld doorlopende leerlijnen gestalte krij-gen. (Zie het voorbeeld in kader 2).

• Duurzaamheid: op regionaal niveau kan door de grotere zekerheid van instroom van asielzoekers een structurele oplossing worden gerealiseerd. Op decentraal ni-veau zal, door de onvoorspelbaarheid van de instroom op lokaal nini-veau voorname-lijk reactief gehandeld kunnen worden (AEF, 2002).

• Kostenbesparing: hoewel samenwerking in eerste instantie een investering zal vragen, zullen de kosten op langere termijn waarschijnlijk lager uitvallen dan bij een decentrale aanpak waarbij alleen op tijdelijke basis geïnvesteerd kan worden. • Deskundigheidsbevordering: regionaal zijn er betere formatiemogelijkheden te

realiseren dan lokaal. Nu gaat het op lokaal niveau vaak om docentenplekken voor een (zeer) beperkt aantal uren per week. Vaak worden deze dan ingevuld door do-centen die op andere gebieden al op de scholen werkzaam zijn. Door dodo-centen- docenten-plekken van een grotere omvang te creëren op regionaal niveau is het mogelijk docenten aan te trekken of op te leiden speciaal op het gebied van het eerste on-derwijs aan asielzoekers.

• Betere inbedding in de omgeving: een grotere, regionale eenheid kan gemakkelij-ker in contact treden en afspraken maken met relevante derden. (Zie het voorbeeld over het Multidisciplinair Team in kader 3).

Kader 1- Eerste opvang onderwijs in Zeeland1

In Zeeland wordt door twee scholen voor voorgezet onderwijs voorzien in het onderwijs voor instromende leerplichtige asielzoekers (voornamelijk ama’s).

Het streven is dat iedereen binnen een week na aankomst in de KWE op school zit. Ama’s jonger dan vijftien gaan naar Scheldemond in Vlissingen, ama’s van zestien jaar en ouder gaan naar het neveninstroomproject Het Molenwater in Middelburg. Ama’s van vijftien jaar worden voor een gesprek uitgenodigd op het Molenwater waarin wordt bepaald naar welke school de jongere zal gaan.

De beide scholengemeenschappen hebben met elkaar bijna alle beroepsopleidingen in huis en kunnen over een breed terrein schakelprogramma’s verzorgen. Op basis van de intake en een opgesteld startprofiel wordt elke leerling in een bepaald traject geplaatst. De trajecten kunnen individueel en klassikaal worden doorlopen. Iedere leerling krijgt een begeleider toegewezen, die de voortgang van het leerproces bewaakt en regelmatig toetst of de leerling reeds aan het uit- of doorstroomprofiel voldoet.

De scholen hebben voor de leerlingen een volledig eerste opvang leerprogramma uitgewerkt en schakelprogramma’s voor beroepsopleidingen. De eerste opvang bevat beheersing van Nederlands op niveau drie, zelfredzaamheid, aanleren van vaardigheden, gymnastiek, creatieve vakken, beroepen- en maatschappijoriëntatie, informatiekunde, buitenschoolse taalopdrachten en snuffel-stages. Er wordt gebruik gemaakt van op de doelgroep toegesneden leermiddelen en –methoden, veelal ontwikkeld ten behoeve van het volwassenenonderwijs. Bij de schakelprogramma’s is door de scholen het vervoer van de leerlingen naar de beroepslocaties geregeld.

Een aantal leerkrachten in de eerste opvang heeft een paar jaar in de KWE’s van de ama’s als mentor gewerkt en is dus goed op de hoogte van de specifieke vraagstukken van deze groep leerlingen.

Er is op meerdere manieren contact en samenwerking tussen de KWE-instelling en de scholen. Er is overleg tussen de schooldirecteur en een beleidsmedewerker van AZZ en de opleidingscoördi-nator en docenten hebben contact met kwe-mentoren. Er is tevens naar aanleiding van de rappor-ten van leerlingen een contactmiddag op school voor mentoren en voogden. Aan de afwezigheid van leerlingen wordt aandacht besteed via een aparte voorziening. De stichting AZZ heeft een mentor vrijgemaakt die opereert als spijbelmentor. De school geeft aan de mentor door, welke leerlingen niet aanwezig zijn en de mentor bezoekt vervolgens de betreffende Ama-wooneen-heden. Het voordeel van deze korte lijn is dat snel duidelijk wordt wat er precies met de verzui-mende leerling aan de hand is. Overigens is het merendeel van de leerlingen goed gemotiveerd voor het volgen van het onderwijs.

Belangrijke succesfactoren:

Schaal: het gaat om ‘een interessant aantal leerlingen met uitzicht op uitbreiding’; Differentiatie en onderwijs op maat;

Financiering. De regeling voor exceptionele groei is vaak niet genoeg. Voor dit project werd de gemeente bereid gevonden de beginfinanciering te regelen;

Snelheid van plaatsing: er zijn geen wachtlijsten;

Snelheid van onderwijs, aangepast aan individu. Door de vorming van vier jaargroepen kunnen leerlingen niet te lang blijven hangen in dezelfde niveaugroep: ‘Doorstromen, doorstromen,

doorstromen’;

Trajectgerichtheid;

Schakelmogelijkheden tussen de scholen; Concentratie van deskundigheid en middelen. Wat nog niet goed gaat:

Doorstroom naar beroepsonderwijs: er is nog geen massale overstap. Vaak wordt het benodigde schakelniveau wel gehaald maar blijkt bij de intake dat het niveau nog niet voldoende is. Vak-taal is dan vaak het probleem;

Uitstroom naar grote steden;

Verzuim in relatie tot een specifieke probleemgroep. Er is een groep die eigenlijk uit de opvang moet volgens de informanten. Die ‘hebben echt een andere agenda’;

Kader 2 – Project de Overstap in Rotterdam1

De Overstap

Het project Overstap is een samenwerkingsverband tussen het VMBO Nieuw Rotterdam en het ROC Zadkine. Het is een preventief project, bedoeld om voortijdige uitval uit het onderwijs van nieuwkomers van zestien jaar en ouder te voorkomen.

Doelstellingen

• Een goede doorstroming voor nieuwkomers van 16 jaar en ouder vanuit het VMBO naar het ROC.

o De programma’s van het VMBO en het ROC moeten op elkaar aansluiten; o De docenten van het VMBO en het ROC moeten meer met elkaar samenwerken;

o Er moet een leerlingvolgsysteem gerealiseerd worden dat ‘meegaat’ met de leerlingen van het VMBO naar het ROC waardoor doorlopende (studie-)begeleiding kan bestaan.

• Het voorkomen van voortijdige uitval van leerlingen. Doordat leerlingen niet bekend zijn met de startkwalificaties van hun gewenste vervolgopleiding en doordat ze aansluiting tussen VM-BO en vervolgopleiding missen, raken ze gedemotiveerd. De keuze om te stoppen met de oplei-ding ligt vervolgens voor veel leerlingen voor de hand.

• Een betere afstemming tussen VMBO en ROC. Hierdoor kunnen leerlingen een bewustere beroepskeuze maken. De voorbereiding binnen het VMBO op de mogelijke vervolgopleidingen op het ROC geven de leerlingen meer kennis over hun toekomstmogelijkheden.

Werkwijze

Op VMBO Nieuw Rotterdam zitten leerlingen die in aanmerking komen voor participatie in het project in aparte groepen. In het eerste jaar ISK volgen ze het reguliere programma met daarbij in de tweede helft ook een sectororiëntatie op het ROC Zadkine. De leerlingen maken in een aantal maanden kennis met diverse sectoronderdelen op de verschillende locaties en met het ROC. In het tweede jaar wordt vervolgens het onderwijs afgestemd op de keuze voor vervolgonderwijs van de individuele leerlingen én op de instroomeisen van het vervolgonderwijs (het ROC). Hier-voor worden zowel op het VMBO als op het ROC dezelfde trajecttoetsen gebruikt zodat er af-stemming en eenheid bestaat bij de beoordeling van de kwalificaties van de leerling. Tevens krijgen leerlingen in het tweede jaar een dag per week sectorlessen op het ROC.

Participerende instellingen

VMBO Nieuw Rotterdam, ROC Zadkine, Jeugd Gezondheidszorg, Vluchtelingenwerk Rijnmond, Stichting de Opbouw en CoHAR/ama.

1 Informatie uit:

• Gesprekken met sleutelinformanten;

• Fred Goedhart (2000). Opzet, start en uitgangspunten multidisciplinaire aanpak. Intern stuk ROC Zadkine.

Kader 3 – Multidisciplinair team in Rotterdam1

Multidisciplinaire aanpak

Doelstelling

Ondersteuning en begeleiding binnen en buiten het onderwijs op elkaar afstemmen. Een multidis-ciplinair team (MDT) biedt ondersteuning bij het uitwisselen van ervaringen op het gebied van sociaaljuridische en pedagogische problematiek samen met de begeleiders en mentoren uit de beroepsopleidingen waar nieuwkomers aan deelnemen.

Werkwijze

Binnen het MDT worden individuele cases die zeer complex en/of problematisch zijn besproken. Dit heeft een aantal voordelen:

• Het samenbrengen van informatie over een cursist vanuit verschillende bronnen;

• Verschillende instellingen met elkaar kennis laten maken en elkaar op de hoogte laten stellen van de eigen mogelijkheden;

• Onderlinge deskundigheidbevordering;

• Korte lijnen realiseren ter bevordering van een snellere doorverwijzing; • Een advies zwaarder laten wegen richting hulpverlenende instantie;

• Het signaleringssysteem aanscherpen ter preventie van problemen of ter voorkoming van escalatie van problemen;

• Beleidslijnen uitzetten ten aanzien van verwijzing en samenwerking.

Disciplines

De mentoren beroepsopleidingen, Schoolarts, schoolmaatschappelijk werk, Vluchtelingenwerk Rijnmond, Logopedie, de Opbouw, Cohar/Ama en eventueel een leerplichtambtenaar.