• No results found

Moeilijkheid van kennisopgaven

In document Kunstzinnige Oriëntatie (pagina 36-46)

3 Psychometrische kwaliteit van het instrumentarium

3.6 Moeilijkheid van kennisopgaven

Om een beeld te geven van de moeilijkheid van de verschillende opgaven, staan in de volgende figuren de geschatte beheersingsniveaus afgebeeld voor de leerlingen uit de verschillende percentielen van 64 van de 66 kennisopgaven, verdeeld over de vier domeinen. kerndoel is een selectie van de opgaven afgebeeld. Elk balkje in de figuur hoort bij een opgave. Op de verticale as staan links de percentielen en rechts de vaardigheidsscores. Om vast te stellen welke opgaven de leerling uit een bepaald percentiel naar verwachting beheerst kan een horizontale lijn worden getrokken ter hoogte van het desbetreffende percentiel:

• Liggen de balkjes helemaal onder de getrokken percentiellijn? Dan heeft de leerling meer dan 80% kans om die opgaven goed te maken en ‘beheerst’ de leerling deze opgaven.

• Doorkruist de getrokken lijn de balkjes? Dan heeft de leerling tussen de 50 en80% kans om de opgave goed te maken en beheerst de opgave ‘matig’.

• Liggen de balkjes boven de getrokken percentiellijn? Dan zijn dit opgaven die boven het beheersingsniveau van de leerlingen liggen.

Bij elke figuur zijn steeds drie opgaven afgebeeld: een opgave die een percentiel 5 leerling beheerst, een opgave beheerst door een percentiel 50 leerling en een opgave die een percentiel 95 leerling beheerst.

De drie afgebeelde opgaven zijn geselecteerd uit de verzamelding opgaven, die niet als anker zijn geselecteerd. De selectie van ankers was als volgt. Per vaardigheid zijn clusters gemaakt van opgaven op basis van hun moeilijkheid. Het is belangrijk om goede ankers over de hele schaal beschikbaar te hebben om zo ook laagvaardige en hoogvaardige leerlingen goed te kunnen meten. Daarom is het dan ook nodig om ook moeilijke (p<0,50) en makkelijke (p>0,80) opgaven te selecteren. De meeste

aandacht gaat echter wel naar de opgaven van gemiddelde moeilijkheid. Daarom zijn daar twee clusters gemaakt: opgaven met moeilijk heden tussen 0,50 en 0,65 en tussen 0,65 en 0,80. Het betreft hier overigens de geschatte p-waarden van de populatie en niet de geobserveerde p-waarden om toevalligheden uit te sluiten dat opgaven bij hoog dan wel laag vaardige groepen terecht waren gekomen. De verschillen tussen de geobserveerde en de geschatte p-waarden zijn overigens zeer klein en gemiddeld ook 0; de correlatie tussen de geschatte en geobserveerde p-waarden voor alle opgaven is 0,995.

Binnen ieder van deze clusters zijn twee opgaven geselecteerd, wat per vaardigheid 8 opgaven

oplevert. Als er binnen een cluster meer dan twee opgaven beschikbaar waren, dan vond deze selectie plaats op basis van de Rit-waarde; de opgaven met de hoogste rit-waarde is geselecteerd. Dat leverde bij vrijwel alle vaardigheden ook rit-waarden van >0,20 op (een grens die die door COTAN gebruikt wordt als criterium).

Bij de waarderingsopgaven waren niet alle domeinen beschikbaar, en het kwam ook voor dat per p-waarde categorie er niet genoeg opgaven beschikbaar waren met een voldoende hoge Rit-p-waarde. In die gevallen kunnen sommige categorieën oververtegenwoordigd zijn.

Het doel was in ieder geval een zo goed mogelijke spreiding te krijgen over domein en moeilijkheid.

Verder dan naar het domein is er niet dieper ingegaan op de inhoud, aangezien dat pas echt relevant wordt wanneer er sprake is vaneen nieuwe peiling wanneer duidelijk wordt welke vaardigheden dan relevant zijn, en hoe die vorm moeten krijgen in opgaven.

Ook de 17 opgaven over de eigen waardering zijn niet in de figuren opgenomen, omdat deze opgaven steeds hetzelfde format hebben, namelijk:

Welk woord past bij … (het muziekfragment, het videofragment, de afbeelding, het beeldhouwwerk)?

A deftig B ruig C rustig D saai E somber F stoer G wild H vrolijk

I een ander woord: ______________________________________________

J Ik weet het niet.

Waarom past dit woord bij … (het muziekfragment, het videofragment, de afbeelding, het beeldhouwwerk)?

Het correctievoorschrift bij deze opgaven luidt bij de opgave steeds: ‘1 punt, indien de uitleg van het woord past bij het beeld.’

Percentiel 5 leerling beheerst opgave

0114_b1 matig: Percentiel 50 leerling beheerst opgave 0314_b2matig:: Percentiel 95 leerling beheerst opgave 1313_b7 goed:

Hoe heeft Jan van Eyk het werk geschilderd?

A precies B snel C grof

D Ik weet het niet.

Welk plaatje toont de belangrijkste (compositie)richting in het schilderij?

A B C

In welke tijd heeft Eugène Atget deze foto’s gemaakt?

A rond 1800 B rond 1900 C rond 2000 D Ik weet het niet.

Percentiel 5 leerling beheerst opgave 0110_da1: Percentiel 50 leerling beheerst opgave 0710_da4 matig: Percentiel 95 leerling beheerst opgave 0509_da3 matig:

Je ziet een fragment uit een reclamefilmpje voor een musical.

Welk tempo heeft de dans?

A vooral een langzaam tempo B vooral een snel tempo

C een langzaam en een snel tempo D Ik weet het niet.

(bij een videofragment van moderne groepsdans) Wat is een kenmerk van de bewegingen van de dansers?

A De bewegingen zijn vooral gelijk en snel.

B De bewegingen zijn vooral gelijk en langzaam.

C De bewegingen zijn vooral verschillend en snel.

D De bewegingen zijn vooral verschillend en langzaam.

E Ik weet het niet.

(bij een balletfragment)

Vergelijk de danspassen van de man en de vrouw.

Wanneer zijn de danspassen gelijk?

A altijd B vaak C nooit .

D Ik weet het niet.

Percentiel 5 leerling beheerst opgave 0106_dr1 zeer

matig: Percentiel 50 leerling beheerst opgave 1505_dr8 matig: Percentiel 95 leerling beheerst opgave 1506_dr8 zeer matig:

Geselecteerd als ankeropgave Geselecteerd als ankeropgaven Kies twee redenen waarom Ali B. de theatervoorstelling geeft.

A Hij wil mensen informeren (om iets te leren).

B Hij wil mensen amuseren (om te vermaken).

C Hij wil mensen overtuigen (om een mening of idee over te brengen).

D Hij wil mensen overhalen (om iets te doen).

E Ik weet het niet.

Percentiel 5 leerling beheerst opgave 0904_m10: Percentiel 50 leerling beheerst opgave 54054AS1matig: Percentiel 95 leerling beheerst opgave 12061AB2 niet:

Deze muziek is om op te dansen.

Welke afbeelding past het best bij het fragment?

A

B

C

D Ik weet het niet (muziekfragment Flamenco)

Je hoort een muziekfragment.

Waar komt deze muziek vandaan? Vul het rondje in op het kaartje.

(kaart wereld, muziekfragment Afrika)

Je hoort een melodie (3a).

Hoe vaak hoor je deze melodie in het muziekfragment, dat straks volgt?

Zet een kruisje elke keer als je de melodie hoort.

Je hoort eerst de melodie nog een keer (3a).

Nu volgt het hele fragment (3b).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

O Ik weet het niet.

In document Kunstzinnige Oriëntatie (pagina 36-46)