Cel en Martine zijn kinderen die hun ouders hebben verloren. Zij worden opgevoed
door adopterende families. Wij hebben dat lievelingsmotief in uw werk reeds
besproken. Waarschijnlijk was het uw bewuste of onbewuste intentie door deze
situatie de eenzaamheid en geestelijke onbehuisdheld van deze twee jonge mensen
te accentueren.
Dat het adoptiemotief zo dikwijls in mijn werk voorkomt intrigeert mij zelf. Ik vraag
mij af of het hier niet kan betekenen dat de jonge mens met zijn seksuele
moeilijkheden alleen staat alsof hij vader noch moeder had. De bewuste redenen
waarom Cel en Martine zijn wat ze zijn, hebben weinig of niets te maken met hun
weesschap.
*
Dat het weesschap van Cel hier symbolisch verband houdt met zijn seksuele
problematiek acht ik zeer waarschijnlijk. Ik kom daar nog op terug. In elk geval is
het adoptiemotief, dat hier negatief wordt belicht, duidelijk in verband te brengen
met het feit dat beide helden door hun familie onbegrepen blijven en ook worden
gefrustreerd.
Mogelijk.
*
Cel is van de aanvang af een eenzame, gesloten, verlegen buitenjongen die niet eens
een gesprek voeren kan. Hij laat zich regeren door zijn tantes en laat zich ook naar
het priesterschap manoeuvreren, al heeft hij daarvoor geen zin en hoopt hij daar enkel
op uitkomst voor een materieel bestaan. Hij heeft geen eigen wil om zijn leven op
te bouwen, blijft ook later passief onderjukt door zijn hospita en lijkt mij tegen het
leven en de samenleving niet opgewassen. Ziet u hem ook zo?
Cel is in mijn ogen allesbehalve een sukkelaar. Hij is het type van de voorbeeldige,
door voorbeeldige tantes opgevoede collegeleerling, een in deze twee
diepzee-oesterschelpen groeiende parel voor de kroon van Vlaanderens clerus tot
vóór de tweede wereldoorlog. Wat zulke jongens moeten verbergen, verzwijgen en
overwinnen om te beantwoorden aan hun ideaal, maakt hen eenzaam, gesloten en
verlegen, met een diepe ondergrond van weemoed en wanhoop, maar het zijn helden
in plaats van zwakkelingen. Als Cel met Martine geen gesprek kan voeren, bewijst
dat geenszins dat hij een sufferd, maar dat hij overdreven preuts is. Het is geen sufferd
die erin slaagt, zelfs wanneer hij voor een ieder zijn voorbeeldigheidsfaam heeft
verloren, zijn eer, Martine niet aan te raken, hoog te houden.
*
Ik loochen de levenswaarachtigheid van dat Cel-type niet, integendeel, het heeft tot
in mijn generatie en wellicht nog in de volgende bestaan. Ik negeer evenmin dat zulk
type enorme ascese en wilskracht moet opbrengen om zich recht te houden en zijn
figuur te handhaven, maar ik blijf erbij dat het een jongen is die met al zijn morele
berekracht psychisch tegen het leven niet opgewassen is, ‘lebensunfähig’ zeggen de
Duitsers. Niet akkoord?
Neen.
*
Het volstrekte kuisheidsideaal dat de jonge Cel opneemt past wondergoed bij zijn
gesloten, strak en niet-adapteerd karakter. Typisch is ook dat de verering die Martine
voor zijn gesloten en zwijgzame hardheid, zijn barse en plompe linksheid kan
opbrengen, hem in ‘de strakheid die hij zichzelf had opgedrongen ... vastzette’, zoals
u het zelf formuleert. Eigenlijk vind ik Cel van de aanvang af in psychisch opzicht
een zwakke figuur, wat niet belet dat hij veel energie en wilssterkte heeft. Dat houdt
vele psychisch-onzekere mensen recht.
Ik veroordeel scherper dan u de levensopvatting die Cel zo misvormd heeft, maar ik
bewonder de kracht waarmee hij ze naleeft. Het enige wat men hem verwijten kan,
dat hij geen einde maakt aan de liefde, kan ik hem niet kwalijk nemen. Op geen enkel
ogenblik bestaat daar voor hem een reden toe die er hem in geweten toe dwingt en
wanneer de situatie door de schuld van anderen onhoudbaar wordt, jammert noch
capituleert hij en gaat dapper naar de laatste kans, het eerherstel door zelfmoord, dat
door Martine voor hem wordt voorkomen.
*
Het idee van absolute kuisheid put hij uit een misstap van zijn overleden moeder,
waarvan hij bij toeval iets verneemt. Dat zijn moeder om een voorhuwelijkse relatie,
waaruit Cel geboren werd, uit de familie gestoten werd, dat de jongen aan zijn moeder
werd onttrokken en van het feit onwetend werd gelaten, is in het licht van de seksuele
obsessie die katholieken eigen was, zeer waarschijnlijk. Maar dat de jonge Cel om
voor de misstap van zijn gestorven moeder te boeten levenslang ‘zuiver’ wil blijven
en door levenslange ‘onaardse kuisheid’ zijn ‘gevallen’ moeder wil rehabiliteren,
acht ik slechts verklaarbaar door een uiterst sterke moederbinding. Daarvan geeft hij
trouwens ook bewijs op ander gebied, wanneer hij, passief, door zijn tantes als
ambtenaar in de Boerenbond wordt gestopt en als volgt reageert: ‘Zoals ze
moeder van hem hebben gescheiden, ze eenzaam laten sterven, zo lieten ze haar nu
weer vallen en stopten hem ongevraagd in de koten van de Boerenbond’. De jongen
identificeert zijn lot dus met dat van zijn gestorven moeder. Zijn zwakte is grotendeels
overdreven moederbinding. De Leuvense commissaris, die geen psychologie kent,
wijst toch in de juiste richting als hij zegt: ‘zieke romantiek rond zijn moeder’.
Niet alleen een uiterst sterke moederbinding, ook een vaste katholieke overtuiging
van de overdraagbaarheid der zedelijke verdiensten in een goddelijke comptabiliteit,
kan dat. Sinds Christus zich heeft laten terechtstellen zoals een Romeinse slaaf (want
de doodstraf van de joden was steniging) om de ganse mensheid in de mogelijkheid
te stellen een eeuwig geluk te vinden in de hemel, hebben honderdduizenden hun
leven gegeven, zich een bepaalde levenswijze of ongemakken opgelegd om iets te
bekomen voor mensen die ze nooit hadden gezien, mensen die er helemaal niet om
vroegen. Sinds vijftien eeuwen is geheel Europa ervan overtuigd een epidemie, een
oorlog, een natuurramp te kunnen voorkomen door middel van gebeden,
zelfkastijdingen, processies en missen.
*
Let wel, ik betwijfel de echtheid van uw Cel niet. Dat mag geen misverstand zijn. U
hebt hem zeer levensecht uitgebeeld. Het gaat hier alleen over de interpretatie van
die figuur. U hebt volkomen gelijk wanneer u zijn offerwil plaatst in de sfeer van
het katholicisme, waarin zulke offers en zulke beloften van volstrekte kuisheid een
volledige zin krijgen als restitutie, onheilsbezwering of heilsafsmeking. In het
katholieke Vlaanderen van uw generatie, en zelfs de mijne, zijn Cels zelfs uiterst
waarschijnlijk zonder dat u zijn moeder er rechtstreeks bij zoudt betrekken. Dat een
Cel een priesterideaal van absolute kuisheid opgedrongen krijgt of zelfstandig opvat,
was in het toenmalige Vlaanderen zo frequent, dat het mij bijzonder heeft getroffen
dat u er zijn gestorven moeder bij betrekt. En daarom spreek ik ook van
In document
Albert Westerlinck, Gesprekken met Walschap. Tweede deel: Van Soo Moereman tot Het Avondmaal · dbnl
(pagina 152-156)