• No results found

Moderne vreemde talen

talen voor de veiligheidsdiensten

5. taalonderwijs in nederland

5.3 Moderne vreemde talen

Eerdere hoofdstukken in dit rapport hebben het belang onderstreept van een breed en flexibel palet aan talenkennis voor de relatie met het buitenland. Omdat de verwerving van talenkennis een langdurige investering vraagt, speelt het onderwijsveld ook op dit punt een centrale rol. Zowel het primair en voortgezet onderwijs als het middelbaar/ hoger beroepsonderwijs en de universiteiten bieden vreemde talen aan. Daarbuiten zijn er aanvullende voorzieningen op het gebied van taalonderwijs voor speciale doel- groepen. Deze worden verzorgd door universitair opgeleide docenten.

Basisonderwijs

Het primaire onderwijs kent een toenemende belangstelling voor vroegtijdig vreemde- talenonderwijs. Sinds 1 januari 2016 mogen basisscholen wettelijk maximaal 15 pro- cent van het onderwijs in het Frans, Engels of Duits geven. Deze talen kunnen als voer- taal voor het overige onderwijs worden ingezet (bijvoorbeeld aardrijkskunde in het Engels of biologie in het Frans) en worden dus niet alleen als taalvak aangeboden. Veel basisscholen bieden nu tweetalig onderwijs in het Engels en Nederlands aan, maar in de grensstreken wordt ook Duits of Frans soms als voertaal gebruikt. Het idee hierach- ter is dat leerlingen zo in een ‘taalbad’ terechtkomen dat de natuurlijke taalverwerving nabootst (Verhallen & Walst, 2007). Taal zou op die manier spelenderwijs verworven kunnen worden. Op de meeste scholen wordt het vreemde-taalonderwijs nog gewoon als vak gegeven; ten minste één uur Engels per week in de bovenbouw is verplicht. Middelbaar onderwijs

Op de middelbare school is het taalaanbod afhankelijk van het type onderwijs: op de havo en het vwo worden standaard Engels, Duits en Frans aangeboden (verplicht in de onderbouw); bij gymnasia wordt dit aanbod aangevuld met klassiek Grieks en Latijn. Vanaf 1993 veranderde de positie van het Frans en Duits omdat leerlingen havo en vwo ontheffing van deze talen konden krijgen als ze een andere taal wilden leren, zoals Spaans, Russisch, Italiaans, Arabisch of Turks (en Mandarijn Chinees voor het vwo). Het Engels werd het meest populair (Levende Talen, 2017b). De focus op het Engels is in Nederland gepaard gegaan met een achteruitgang van het niveau van het Frans en Duits (Vakdossier Frans/Duits 2009). Het ‘taalbad’-principe dat op sommige 37  Zie http://www.hetbegintmettaal.nl/

38  Zie http://www.bvnt2.org/news/28/125/Overzicht_van_officiele_Lerarenopleidingen_ NT2_in_Nederland

basisscholen wordt aangeboden, waarbij de voertaal van sommige vakken een andere taal dan het Nederlands is, wordt ook op veel middelbare scholen toegepast (Haijma, 2013). Veel havo-/vwo-scholen profileren zich met tweetalig onderwijs (Engels- Nederlands), extra aanbod in andere talen (bijvoorbeeld Spaans of Mandarijn Chi- nees) of internationaal erkende certificaten (Duits Goethe, Frans DELF, Spaans DALF, Italiaans DELI) op verschillende niveaus van het Europees Referentiekader voor de Talen (zie ook bijlage 3). Deze verbreding van het aanbod volgt de maatschappelijke behoefte aan het brede palet aan talenkennis dat wordt beschreven in hoofdstuk 4. Tegelijkertijd creëert het een spanningsveld tussen verbreding en verdieping van de talenkennis.

Beroepsonderwijs

Sinds de invoering van de Mammoetwet in 1968 zijn de vakken Frans, Engels en Duits niet langer verplicht in het voorbereidend beroepsonderwijs. Op het vmbo wordt vrij- wel geen Frans meer aangeboden; het aanbod is beperkt tot Engels en Duits.

In het beroepsonderwijs (mbo en hbo) is Engels onderdeel van alle opleidingen. Afhankelijk van de sector wordt daar een tweede vreemde taal aan toegevoegd, zoals in de opleidingen voor horeca en toerisme, commerciële opleidingen of opleidin- gen international business management. Maar het gaat om een relatief klein aantal opleidingen; voor de secretaresseopleiding is de tweede vreemde taal recentelijk juist vervallen uit het verplichte deel. Een tweede taal is nog wel in het keuzedeel te volgen. Ook hier zijn de niveau-omschrijvingen van het Europees Referentiekader richting- gevend voor de eindtermen; daarbinnen kiezen de opleidingen zoveel mogelijk voor vaktaal die is toegespitst op de beroepsuitoefening.

Leerlijnen

Uit de gespreksronde met het mbo en hbo bleek dat hier de noodzaak van ‘meer dan Engels’ als voorbereiding op de arbeidsmarkt breed wordt onderkend. Volgens som- mige gesprekspartners zouden mbo’s en hbo’s graag beroepsonderwijs geven in een vreemde taal, maar is het ingangsniveau van studenten daarvoor nu te laag. Op mbo’s en hbo’s waarbij taal niet het hoofdonderwerp is (bijvoorbeeld een technische of economische opleiding) zou een extra taalvak moeten gaan over vakspecifieke ken- nis in die taal, en niet over het aanleren van grammatica en elementair vocabulaire. Dat betekent dat de basiskennis van een taal al in het funderend onderwijs moet zijn gelegd. Een van de oorzaken van dit probleem is dat zowel in het algemeen vormend onderwijs als in het beroepsonderwijs doorlopende leerlijnen voor Engels en andere moderne vreemde talen ontbreken. Hierdoor sluiten de niveaus vanaf de basisschool tot aan het hoger onderwijs niet optimaal op elkaar aan en blijken beoogde eindter- men soms moeilijk te halen. Sommige mbo- en hbo-instellingen profileren zich al met een specifiek taalaanbod, bijvoorbeeld een breed talencentrum waarin cursussen

57 5. taalonderwijs in nederland

worden aangeboden in talen die aansluiten bij de arbeidsmarkt in de regio. Bij deze differentiatie lijken zij voor te lopen op universiteiten. De letterenfaculteiten hebben zich echter onlangs wel uitgesproken over de problematiek van het onderwijs in de moderne talen (VSNU et al. 2015 en 2016).

5.4 De universiteit als bron van expertise voor talenkennis in