• No results found

Over het misverstand dat Nederland een Kennisland moet worden

In document Waartoe wetenschap? (pagina 31-35)

Wij leven van de handel en van ons aardgas. Wij maken bijna niks. Wij wonen aan zee, dus wij stropen of kopen, verschepen en verhandelen, vooral spullen van anderen. Wij varen overal heen, de namen van Hol-landse dorpen en steden zijn te vinden langs de kusten van de wereld-zeeën. Toch bouwden we geen imperium, geen wereldrijk. Wij drijven slechts handel, wij maken winst, we verrijken onszelf. Dat gaat al eeu-wen zo. Daarom begonnen wij zo laat, in het midden van de negentien-de eeuw, aan negentien-de industriële revolutie. Die hadnegentien-den we niet nodig, die paste niet bij ons. Wij waren verladers van hout, kolen, ijzererts en an-dere grondstoffen die Europa in of uit moesten. Begin vorige eeuw kwam daar de olie bij, zo werd Rotterdam de grootste haven van de we-reld en ‘Mainport’ van Europa. Het is pas na de Tweede Wewe-reldoorlog dat bij die haven ook een chemische industrie van de grond kwam. Met de onafhankelijkheid van Indonesië gingen weliswaar aanzienlijke oliebronnen verloren, maar kort daarop vonden wij een gigantische gasbel in eigen land. Zo zijn we thans, hoewel geen lid van , toch een van de belangrijkste leveranciers van gas aan heel Europa. Met gas-exporten spekken wij onze schatkist en blijft onze betalingsbalans in evenwicht, ondanks onze geweldige import want, zoals gezegd, wij pro-duceren weinig en kopen vrijwel alles in het buitenland.

Maar wat gaat er gebeuren als transport door de lucht het wint van de weg en het water? Het is niet waarschijnlijk dat Schiphol de functie van ‘Mainport’ kan overnemen van Rotterdam. De luchthavens van Londen, Parijs en Frankfurt zullen die van Amsterdam overvleugelen en dus verliest Nederland zijn strategische positie. Daartegen helpt geen , noch Betuwelijn en onze vrachtwagens kunnen er evenmin tegenop. Het wordt erger, want wij zijn verslaafd aan het gas en hoewel wij door nieuwe vondsten nu nog net zoveel gas in voorraad hebben als in het begin, onze bel raakt toch een keer op. Straks hebben we dus ook

geen grondstoffen meer om te verhandelen. Dan heeft dit dicht bevolk-te landje alleen nog zijn eigen hersencellen.

Nederland zou een ‘Brainport’ moeten worden. In Lissabon hebben de -landen afgesproken dat Europa in  de grootste kennisecono-mie van de wereld zou moeten zijn, vóór de ,Japan en China.Vervol-gens heeft Nederland zichzelf ten doel gesteld tot de top te behoren van de kenniseconomie van Europa. Die plek zal ons niet zomaar toeko-men, er is een grote inhaalslag nodig aangezien er de afgelopen jaren dramatisch is bezuinigd op onderwijs en onderzoek. De uitgaven zijn niet alleen gedaald omdat de geboortegolf ons onderwijssysteem voor-bij is, in de afgelopen regeerperiodes zijn de onderwijsuitgaven per stu-dent gehalveerd. Onze aardgasbaten zullen geïnvesteerd moeten wor-den in de kennisinfrastructuur van ons land. Om dit te helpen realise-ren heeft onze premier zich zelf aan het hoofd gesteld van het zoge-naamde Innovatieplatform. De onderwijsparticipatie moet omhoog, de uitval omlaag, de aansluiting met het hoger onderwijs moet verbete-ren, het onderzoek moet meer aansluiten bij de behoeften van het be-drijfsleven, dat moet weer meer innovatief worden, er zouden veel meer nieuwe kennisintensieve bedrijven moeten komen, hetgeen moet leiden tot nieuwe werkgelegenheid, de arbeidsparticipatie en de pen-sioenleeftijd moeten omhoog en dat terwijl uit een recente enquête blijkt dat tweederde van alle Nederlanders ernaar verlangt te kunnen stoppen met werken. Nederland moet een Kennisland worden en wat daarvoor nodig is lijkt een ware cultuuromslag.

Lijkt, want de feiten zijn anders. Zojuist zijn de Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren  gepubliceerd (zie www.cwts.nl).Een sa-menvatting van de belangrijkste conclusies:

– Het Nederlandse onderzoeksbestel presteert naar internationale maatstaven uitstekend: zowel ten aanzien van de productie van we-tenschappelijke onderzoeksartikelen in vakbladen, de productiviteit per onderzoeker, als de internationale wetenschappelijke impact van die publicaties. Nederland bezet nog steeds de derde positie in de wereld qua impact. De productiviteit stijgt meer dan die in de -landen.

– De universitaire sector is de grootste kennisleverancier, maar de hoge citatie-impact van het Nederlandse onderzoek is ook de ver-dienste van niet-universitaire onderzoeksinstellingen en bedrijven.  

– Medische en levenswetenschappen, aardwetenschappen, wiskunde en natuurwetenschappen, ingenieurswetenschappen, sociale we-tenschappen, geesteswewe-tenschappen, alle produceren veel geciteerd onderzoek. Kampioen is het -Instituut voor Atoom en Mole-cuulfysica, gevolgd door het Nederlands Kanker Instituut en het Slotervaart Ziekenhuis, Philips komt op de vierde plaats.

– Internationale samenwerking genereert hogere impactscores en Ne-derland verhandelt zijn kennis beter op de internationale kennis-markt dan de andere -landen.

– Volgens het Europese Octrooi Bureau hoort Nederland met  oc-trooien per inwoner ruim boven het Europese gemiddelde en tot de top  van de wereld. Telt men het aantal octrooien per onderzoeker dan is Nederland koploper. Nederlandse kennisinstellingen leveren een gemiddeld aantal nieuwe spin-offs en start-ups.

Het is dus een misverstand dat Nederland een Kennisland moet wor-den, wij zijn het al. Nederland is ‘Brainport’ van Europa. Ons land is niet groter dan New Jersey en die staat heeft niet zoveel kennisintensie-ve multinationals als wij, denk aan Philips, Shell, Unilekennisintensie-ver, en -Nobel. Wie een pentium in zijn computer heeft, weet vaak niet dat die chip gemaakt is met apparatuur van . Dit Nederlandse be-drijf is in nog geen  jaar geleden uit de grond gestampt maar is inmid-dels qua beurswaarde groter dan Heineken. Dankzij Wageningen en de bollenstreek zijn wij na de  de grootste exporteur ter wereld van ‘ag-roproducten’. Onze chemische industrie is helemaal omgeslagen van bulk naar ‘fine-chemicals’. Dé pil komt van Organon, toch? En onze hoge levensverwachting van de medische zorg. Maar we willen het niet weten. Wij zijn niet trots op onze ontdekkers, wij belonen niet wat goed gaat, dat redt zichzelf wel. Wij zijn zozeer voor gelijkheid dat wij de ver-liezers extra subsidies geven ten koste van de winnaars en dus loont het te klagen en te zeuren in dit land.



In document Waartoe wetenschap? (pagina 31-35)