• No results found

Misschien was het moeilijk een oud-onderwijzeres te verslaan als het erom ging uitstel te krijgen. Maar ook het snelle drinken was een uiting van onzekerheid

In document Rudolf Geel, De ambitie · dbnl (pagina 163-166)

‘Wat wilt u me zeggen moeder?’ vroeg Nila.

‘Ik bedoel je tochtje naar Amsterdam. Je had het toch even aan me kunnen

vertellen.’

‘Dan had ik u moeten opbellen!’

‘Ik denk dat het beter was geweest.’

‘En dan had u god weet wat in het werk gesteld om me thuis te houden.’

‘Ik kan je niet vastbinden.’

‘Kom nou moeder. Misschien niet letterlijk. Maar u zou toch minstens Frits hebben

gebeld. En die de dokter. En voor je het weet zitten we met ons allen om de tafel om

te bespreken waarom ik naar de stad wou.’

‘Je wou toch niet zo maar!’

‘Misschien juist wel.’

Haar schoonmoeder keek haar aan. Haalde haar schouders op.

‘Als je niet wilt antwoorden moet je het maar nalaten.’

‘Dan merk ik het zeker later wel op mijn rapport?’

En daar stond haar schoonmoeder, teruggeplaatst in de tijd van genade: jong en

aanbiddelijk, een meisje nog. En alsof de tijd in een plat vlak kon worden uitgetekend,

ontmoette zij in het midden van het plaatje de oom van een van haar leerlingen, die

zij bezocht omdat hij t.b.c. had. Rekensommen afgewisseld met verliefde gedachten.

De lichte opwinding die heviger werd naarmate het uur

waarop de bel rinkelde in zicht kwam. Lome achtermiddagen, de balkondeuren van

haar kamer geopend, een pak schriften op tafel. Hard doorwerken omdat straks de

geliefde zou komen en de schriften in de war maken. Zuchten van welbehagen, de

gedachte aan het langzaam onbeladen worden van het begrip kuisheid. Een witte

wereld, waarin zij sneeuwballen gooide in een bos vol sparren. Leek dit niet op de

besloten wereld van de boekjes die ze haar leerlingen voorlas? De rampen daar die

zich van de werkelijkheid onderscheidden, omdat het definitieve karakter eraan

ontbrak? Ventielen van het eeuwige geluk. Verdwalen was de aanleiding tot een

verhaal, nooit het gevolg van een manier van leven.

‘Mag ik je iets over Frits vertellen?’ vroeg haar schoonmoeder opeens.‘Ik vind

dat hij zich de laatste tijd bijzonder kranig houdt.’

Voor zijn moeder bleef hij het jongetje. Petje op, jasje in dezelfde kleur. Mamma

zal haar lieveling die zo onvoordelig jarig is, wel bijwerken voor de tweede klas.

‘Hoe bedoelt u?’

‘Hij heeft het erg moeilijk op zijn werk. Ik geef het je te doen: een

oorlogsmisdadiger verdedigen.’

‘Je kunt net zo goed proberen de zee leeg te drinken.’

‘Wat zeg je nou?’

Fritsje dronk zijn melk met kleine slokjes. En toch spuugde hij af en toe.

‘Laat maar zitten moeder.’

‘Ik wou je dus dit zeggen: ondanks de spanningen van zijn werk is hij ontzettend

met je bezig. Alleen al het feit dat hij je alleen op vakantie liet gaan, terwijl hij er zo

van houdt.’

‘En dat allemaal voor zo'n smeerlap als die Melgers.’

Haar schoonmoeder wist niet of ze dit ernstig moest nemen. Ze pakte haar lege

kopje van het schoteltje, keek erin. Suikerresten op de bodem. Bruine aanslag.

‘Nog een kopje?’ vroeg Nila.

‘Nee zeg, ik ben aan mijn tax!’

Ze zette het kopje weer neer.

‘Ik kan er niets aan doen dat,’ Nila aarzelde,‘dat het met mij gebeurde,’ vervolgde

ze zacht.

‘Ik weet dat Frits veel van je houdt,’ zei haar schoonmoeder.‘Hij zal nooit naar

een andere vrouw kijken. Neem dat van mij aan. Als het niet bijna idioot zou klinken,

durfde ik te zeggen: hij vereert

jou. Jij bent het beste wat hem in zijn leven overkomen is. Dat zei hij gisteren tegen

mij. Ik weet niet of ik je dat mag vertellen. Maar hij is dol op je. En daarom moet je

er niet meer vandoor gaan. Want dan...’ Zij dacht na. Wat was het gevolg van er

vandoor gaan?

Nila wist een antwoord: dan ging hij naar andere vrouwen kijken. En dan nam de

verering een beetje af Gek eigenlijk, als je dat zo hoorde. Van die verering had zij

overigens de laatste paar jaar niets gemerkt. Misschien vond hij datgene wat hem

overkomen was, zo goed dat hij het niet nodig vond er verder aandacht aan te

besteden. Het volmaakte houdt zichzelf in stand. De Mona Lisa van Frits, Net als de

echte in het Louvre opgeborgen achter spiegelglas. Wat een vooruitzicht Het beste

kon zij naar de dokter gaan en vragen of hij een plastic maagdenvlies kon inzetten.

Schoonmoeder Gods besloot toch nog maar een kopje te gebruiken.

‘Een mens is tenslotte niet van steen kind.’

‘Nee moeder.’

‘Nila,’ zei haar schoonmoeder even later op ernstige toon:‘Beloof je dat je niet

meer zonder mij te waarschuwen naar de stad gaat?’

‘En als ik u wel waarschuw?’

‘Dan gaan we gezellig samen!’

‘Het is juist goed als ik weer leer alleen dingen te doen,’ zei Nila. ‘Gisteren ging

het uitstekend Het was echt een opluchting. Kunt u zich dat voorstellen?’

‘Toen ik zwanger was van Frits,’ zei haar schoonmoeder, ‘had ik ook van die

gevoelens. Ik wilde soms alleen de stad in. Vlak voor de geboorte nog. Mijn man

vond het niet goed. Die wou het liefste dat ik naast de telefoon ging zitten wachten

tot het kind zich aankondigde. Maar ik ging winkelen. En weet je wat er toen

gebeurde? Ik kreeg mijn eerste wee bij Vroom & Dreesmann. Op de lampenafdeling.

Ik zie dat nog voor me. Ik wou een mooie romantische lamp kopen voor het kamertje

van de baby. En toen kwam die wee. Ik naar huis, met de tram. Nou ja, er was niets

aan de hand. Ik kreeg een tweede wee in de tram, en daarna duurde het nog uren voor

Frits werd geboren.’

‘En verder?’ informeerde Nila.

‘Nou ja, het was natuurlijk onverstandig de stad in te gaan. Maar ik deed het.’

‘Ziet u wel?’

‘Ziet u wel! Het was onverstandig.’

‘Ik ben niet zwanger.’

‘Het is een kwestie van verantwoordelijkheid,’ zei haar schoonmoeder. ‘Jij bent

verantwoordelijk voor jezelf, maar ook voor Frits en de kindertjes. Jij bent

overspannen en wij proberen je beter te maken. Daar doen wij allemaal ons best voor.

Maar je moet meewerken. Kleine oorzaken hebben grote gevolgen. Ik heb nooit

vergeten dat ik Frits bijna in lijn negen heb gekregen. Ik wilde alles keurig voor

elkaar hebben en daar heb ik naartoe gewerkt. Maar die ene keer ging er iets bij me

op de loop en had de conducteur me bijna moeten bijstaan. Dat is toch idioot.’

‘Ik ben ook idioot.’

‘Stel je niet aan.’

In document Rudolf Geel, De ambitie · dbnl (pagina 163-166)