• No results found

millioen zielen in Zevenbergen 1)

, een 800.000 in Rusland (Bessarabië) evenzoo

800.000 in Maramures en Crisiana, 600.000 in het dusgenaamde Banaat, Hongarije's

heerlijk tarweland, in Bucovina 250.000, en dan zijn er nog verspreide groepen in

Macedonië, Albanië, Epirus, Thessalië, Moravië, Gallicië en Silezië, saam een klein

millioen sterk. Tot een nationaal heimwee naar een groot Rumenië, dat heel den stam

omvatten zou, heeft het dusver nog niet geleid; maar wel wordt het stamverband diep

gevoeld, en het uit zich door eenheid van religie en taal, door familiebanden, bij

stamfeesten, in de letterkunde, en ten deele ook in zekere protectie die door het

Koninkrijk over de verspreide deelen van den Rumeenschen stam wordt uitgeoefend.

Nog onlangs kwam dit scherp uit in de diplomatieke breuk tusschen Rumenië en

Griekenland. De strijd ging toen en gaat nog om de dusgenaamde Kutzo-Vallachen

in Macedonië, Epirus en Thessalië, afstammelingen van de oude Aromani. Deze

Kutzo-Vallachen stonden, als tot de Grieksch-orthodoxe kerk behoorend, onder het

Grieksch Patriarchaat te Constantinopel, maar kregen sinds kort een eigen patriarch;

en nu rees de vraag, wie onder dit nieuwe patriarchaat zouden gerekend worden. De

Kutzo-Vallachen spraken meest óók Grieksch, en op dien grond dreef men hen van

Grieksche zijde aan, zich als Grieken te laten boeken, en tal van gewapende benden,

echte Pallikaren van den ouden stijl, drongen Macedonië binnen, om hen door

schrikaanjaging tot het zich uitgeven voor Grieken te bewegen. Het was hiertegen

dat de Rumeensche regeering achtte te moeten protesteeren. Minder vermag zij in

Hongarije; al staat 't vast, dat ook in dit land de Rumeensche bevolking niet tot haar

recht komt, vooral niet in het Hongaarsche Parlement. Dit Parlement telt 453 leden

op een totale bevolking van 19½ millioen zielen, waaronder slechts 9 millioen

Magyaren. Naar evenredigheid zouden de Rumenen, die 3 millioen in aantal zijn,

alzoo tenminste een zevende van deze zetels moeten bezetten. Maar door de inrichting

van de kieswet en de indeeling van het land in districten, hebben de egoïstische

Magyaren, die nog niet de helft der bevolking uitmaken, meer dan drie vierden van

het Parlement, zegge 315 zetels, aan zich getrokken, en zijn de Rumenen niet dan

door een veertiental

1) Volgens opgave van Paul Hunfalvy, ‘Ethnographie Ungarns’, Budapest 1877 p. 361, was het cijfer voor geheel Hongarije 2.647.000, nu reeds tot 3.030.000 gestegen.

leden vertegenwoordigd. Iets wat te sterker spreekt, omdat de bevolking van

Zevenbergen slechts 2½ millioen sterk is, en hierop ruim 1½ millioen Rumenen

komen, met 650.000 Magyaren, 220.000 Duitschers en 56.000 Joden. Ten opzichte

van de ruim een millioen Rumenen in Bessarabië (met slechts 200.000 Ruthenen en

160.000 Joden naast zich) is de verhouding nog gewrongener. In 1878 heeft Rumenië,

zijns ondanks, deze provincie aan Rusland moeten afstaan, in ruil tegen de

Dobroedscha, maar het familieverband bleef voortduren. De Rumeensche regeering

moet uiteraard in dien toestand berusten, en gedraagt zich, evenals tegenover

Hongarije en de Bucovina, zoo ook tegenover Rusland, uiterst correct en voorzichtig,

maar zoo binnen als over de grenzen blijven toch de taaleenheid en het stamverband

hun veelzeggende beteekenis behouden, en de echte Rumeen blijft droomen van

hereeniging.

Zoo werkt de tegenstelling tusschen de physiek-nationale en de historisch-juridische

staatsformatie ook hier. Het was Napoleon III, die door zijn proclameeren van de

ras-nationaliteit deze tegenstelling zoo machtig in actie wist te brengen, en die

hierdoor niet weinig bijdroeg tot de vorming van de Italiaansche en Duitsche eenheid.

Doch ditzelfde beginsel van de ras-nationaliteit kon en moest omgekeerd als

splijtzwam werken in streken, waar onderscheiden nationaliteiten onder één

publiek-rechtelijk verband samenleefden, gelijk in Oostenrijk, Rusland, Scandinavië,

den Balkan, Pruisen en België. En niet minder moest dat beginsel tot internationale

spanning leiden, waar deelen van eenzelfde nationaliteit onder de heerschappij van

aan elkander grenzende Mogendheden leefden, gelijk in Tyrol, Istrië enz. Ons land

maakt hier ten opzichte van België een gelukkige uitzondering. De grootere helft der

Belgen is aan ons stamverwant, de kleinere helft aan Frankrijk. Voor de Vlamingen

en Brabanters gevoelen wij hartelijke sympathie, en de sympathie voor Nederland

is in het Germaansche deel van België steeds wassende. Vooral op letterkundig

gebied komt de beteekenis van onze stameenheid steeds meer tot haar recht. Op

politiek gebied daarentegen zijn wel nu en dan van Fransche zijde, maar nooit van

onzen kant idealen van stamhereeniging opgekomen. Niet alleen wordt in de scheiding

berust, maar

zelfs de idée van hereeniging heeft geen vat meer op het gemoed. Niemand wenscht

het anders dan het nu is. Geheel anders dan bij het Italia irredenta. Dit verschil

verklaart zich uit de cijferverhoudingen. In België zijn de Vlamingen sterk en mans

genoeg om hun eigen zelfstandigheid te handhaven, en numeriek heeft Nederland

geen overwicht. In Tyrol en Istrië daarentegen zijn het kleine groepen Italianen, die

zich in de groote Oostenrijksche Monarchie gedrukt gevoelen, en het grootgeworden

Italië zoekt zijn verloren zonen buitenaf.

In geheel deze nationaliteitsbeweging is tweeërlei motief wel te onderscheiden.

Eenerzijds reageert in die beweging het nationaliteitsgevoel tegen historische

miskenning van de zijde der diplomatiek-juridische staatsvormers, maar ook anderzijds

spookt er een uitwas in van den materialistischen tijdgeest. Het materialisme heeft

in klimmende mate het geestelijke in ons leven pogen te verklaren uit physieke

gegevens. Hierdoor is de ras-idee steeds scherper naar den voorgrond gedrongen.

Allerwegen is het bloed onrustig geworden, en zelfs in die streken waar slechts kleine

groepen van eigen herkomst te midden van een geheel andere bevolking leefden,

kwam de pretentie van nationale zelfstandigheid op. Denk slechts aan de Slovaken

in West-Oostenrijk. Nu heeft bijna elk land met deze physiek-nationale reactie

ongelegenheid. Engeland met de Ieren; Frankrijk met de Bretons, de Basken en in

Flandres et Hainaut; Pruisen met de Polen en Denen; Oostenrijk met twaalf

nationaliteiten tegelijk; Rusland met de Finnen, de Esthen, de Polen, de Armeniërs,

de Tartaren, en wat niet al. Overal geeft dit woeling, en verlokt dan de Regeeringen

tot maatregelen van repressie. Frankrijk ziet liefst geen kerkpredicatie in het

Vlaamsch, en poogt het Bas-Breton uit te roeien. Pruisen wil Polen en

Sleeswijk-Holstein germaniseeren. In België poogden de Waalsche elementen het

Fransch ten troon te verheffen. De Tsaar is steeds op het russificeeren van de vreemde

elementen bedacht. De nationaliteitsactie heeft allerwegen gouvernementeele reactie

in het leven geroepen, en deze worsteling, die voor meer dan één Staat bedenkelijke

gevolgen kan hebben, komt niet tot rust zoolang de materialistische geest het rasbloed

blijft prikkelen en de juridische Staatsformatie het betrekkelijk recht van het ras-bloed

op vrije geestelijke ontwikkeling miskent. Ook de

Joodsche quaestie, waarover later meer, hangt op het nauwst met deze worsteling