• No results found

3 BodEM, wATER EN LANdELIJK GEBIEd

3.3 Milieukwaliteit water

Sinds 1990 nauwelijks verbetering van de waterkwaliteit

De ontwikkeling van de waterkwaliteit wordt geïllustreerd aan de hand van nutriënten en zware metalen (figuur 3.3.1). De nutriënten fosfor en stikstof zijn een belangrijke (maar niet de enige) factor bij het halen van een goede ecologische toestand (MNP, 2006a). De chemische toestand heeft betrekking op circa veertig stoffen waarvoor op EU-niveau milieukwaliteitseisen worden vastgesteld. De zware metalen koper, zink en chroom zijn de stoffen waarvan de norm het vaakst wordt overschreden (Sterkenburg et al., 2006). Deze stoffen bepalen daarom in belangrijke mate de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater.

Het percentage waarnemingen dat voldoet aan de norm die is gesteld voor nutriënten, is sinds 1990 iets toegenomen. In 2004 was in 40-55% van de metingen de nutriën- tenconcentratie echter nog te hoog. Eutrofiëring blijft daarom in veel wateren een

Het Rijk wil de milieukwaliteit van het water zodanig verbeteren, dat voldaan wordt aan doelen die voortvloeien uit Europese waterrichtlijnen (Kaderrichtlijn water, Grondwaterrichtlijn, Richtlijn Prioritaire Stoffen en Zwemwaterrichtlijn). In de be- groting zijn als operationele doelen genoemd:

• In 2015 voldoet een nader te bepalen areaal waterlichamen aan dan geldende normen in de Kaderrichtlijn water en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. • Concentraties van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater voldoen

aan het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) in 2010.

• Het aantal drinkwaterknelpunten door gewasbeschermingsmiddelen is in 2005 met 50% verminderd ten opzichte van 1998.

• Het percentage zwemlocaties dat voldoet aan de Zwemwaterrichtlijn bedraagt 100% in 2015.

In de Kaderrichtlijn water (KRw) wordt waterkwaliteit beschreven in termen van de ‘ecologische toestand’ en de ‘chemische toestand’. De KRw schrijft voor dat wa- terlichamen in 2015 in principe een goede ecologische en een goede chemische toestand moeten hebben bereikt. Op dit moment zijn de normen voor de KRw nog niet vastgesteld. Daarom wordt in deze paragraaf de waterkwaliteit afgemeten aan de MTR-waarden uit de Vierde Nota waterhuishouding. Deze waarden zijn wettelijk vastgelegd in de ministeriële regeling ‘Milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen op- pervlaktewateren’.

goede ecologische kwaliteit nog in de weg staan. Het percentage metingen van zware metalen dat aan de norm voldoet blijft stabiel. In 2004 was de chemische kwaliteit in 15-35% van de waarnemingen onvoldoende. Het lijkt erop dat de chemische kwaliteit in de stroomgebieden van de Rijn, Eems en Schelde beter is dan in het Maasstroomge- bied. Op basis van de huidige gegevens is een nadere lokalisering van de problemen niet mogelijk.

Puntbronnen effectief gesaneerd, diffuse bronnen uit de landbouw blijven een pro- bleem

De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten is in de periode 1990-2004 met respectievelijk 25% (stikstof) en 65% (fosfor) gedaald (figuur 3.3.2). De sterke afname van de fosforemissies is vooral gehaald door het zuiveringsrendement van de rioolwater- zuiveringsinstallaties te verbeteren en door industriële lozingen te saneren. De land- en tuinbouw heeft een geringere bijdrage geleverd aan de afname van de emissies naar het oppervlaktewater. De fosforemissies uit de landbouw zijn in de periode 1986- 2002 zelfs met 20% gestegen (RIVM, 2004). Hierdoor zijn de emissies uit de landbouw momenteel de grootste bron van belasting van het oppervlaktewater. Dat de uit- en af- spoeling van fosfor is toegenomen, komt overigens vooral doordat het in de bodem op- geslagen fosfaat langzaam begint te ‘lekken’ naar het oppervlaktewater (MNP, 2006b). Inmiddels is 55% van de landbouwgronden fosfaatverzadigd (Schoumans, 2004).

1990 1994 1998 2002 2006 0 20 40 60 80

100 Metingen die aan de norm voldoen (%)

Rijn Schelde Eems Maas Nutriënten Kwaliteit oppervlaktewater 1990 1994 1998 2002 2006 0 20 40 60 80

100 Metingen die aan de norm voldoen (%)

Zware metalen

Figuur 3.3.1 Ontwikkeling van de waterkwaliteit in het Nederlandse deel van de stroomgebieden van de Eems, Maas, Rijn en Schelde, 1990-2004 (LBOW, 2006).

Norm voor gewasbeschermingsmiddelen wordt nog regelmatig overschreden, on- danks sterke daling belasting

Naast de in de vorige paragraaf genoemde stoffen, wordt ook het MTR voor gewasbe- schermingsmiddelen nog regelmatig overschreden: in 2003/2004 was dit het geval op ongeveer de helft van alle plekken waar in Nederland wordt gemeten (figuur 3.3.3). Stoffen die niet (meer) zijn toegelaten in Nederland worden soms nog wel aangetrof- fen. In 2003 zijn vier van deze stoffen met regelmaat normoverschrijdend aangetroffen. De milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen is weliswaar sterk gedaald (pa- ragraaf 3.5), maar onvoldoende om te voldoen aan de waterkwaliteitsnormen. Vooral de zogenoemde directe emissies naar het oppervlaktewater zijn sterk gedaald. Directe emissies worden veroorzaakt doordat gewasbeschermingsmiddel tijdens het spuiten in omliggende sloten en vaarten waait. Ook de belasting van verharde oppervlakten veroorzaakt fors minder belasting dan in 1998. De bijdragen van andere bronnen van belasting van het oppervlaktewater (uitspoeling uit landbouwbodems, emissies uit de glastuinbouw en aanvoer uit het buitenland) zijn minder afgenomen. Uit de tusseneva- luatie van de nota Duurzame gewasbescherming blijkt tevens dat de hoofddoelstelling van de nota – geen overschrijding van het MTR in 2010 – zonder aanvullend beleid waarschijnlijk niet gehaald zal worden (MNP, 2006c).

1990 1995 2000 2002 2003 2004 0 40 80 120 160 miljoen kg Overig Depositie Rioolwaterzuiveringsinstallaties Landbouw Industrie Stikstof

Milieubelasting oppervlaktewater door nutriënten

1990 1995 2000 2002 2003 2004 0 5 10 15 20 25 miljoen kg Fosfor

Figuur 3.3.2 Bijdrage van de doelgroepen aan de belasting van het oppervlaktewater met nutri- enten, 1990-2004 (CBS, 2006). De sterke afname van de belasting uit de landbouw in 2003 was tijdelijk en werd veroorzaakt door weersinvloeden.

Aantal drinkwaterknelpunten door gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende ge- daald

De kwaliteit van het oppervlaktewater als grondstof voor drinkwater is verbeterd, maar onvoldoende om de drinkwaterdoelstelling van de nota Duurzame gewasbescherming te halen (MNP, 2006c). Het doel was om het aantal drinkwaterknelpunten met 50% te verminderen ten opzichte van 1998. Tot nu toe is een vermindering van 18% gehaald in 2005 ten opzichte van 1998 (figuur 3.3.4). Deze vermindering is volledig toe te schrij- ven aan het Nederlandse verbod om drie middelen in te zetten tegen onkruid. Een deel van de knelpunten (tenminste een kwart) is veroorzaakt doordat uit het buitenland rivierwater wordt aangevoerd dat met gewasbeschermingsmiddelen is verontreinigd. Het Nederlandse beleid heeft daar geen directe invloed op.

Overschrijding Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater

Percentage overschrijdende metingen per gridcel (5x5 km)

0 < 5 5 - 10 > 10

Minder dan 10 metingen / geen data

2003 / 2004

Figuur 3.3.3 Overschrijding maximaal toelaatbaar risico (MTR) gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater 2003/2004 (MNP, 2006c).

Doelstelling voor zwemwaterkwaliteit bijna gehaald

Doelstelling van het beleid is dat in 2015 alle zoete en zoute zwemwaterlocaties aan de norm van de Zwemwaterrichtlijn voldoen. In 2005 was dat op 98% van zowel de zoete als de zoute zwemwaterlocaties het geval (figuur 3.3.5). De zwemwaterkwaliteit is in 2005 ten opzichte van voorgaande jaren nauwelijks veranderd. Dit geldt voor zowel de norm als de richtwaarde. Het valt op dat de richtwaarde in de kustwateren in redelijke mate wordt gehaald en dit de laatste jaren een stijgende lijn vertoont. Daarentegen wordt de richtwaarde in de binnenwateren vanaf 1999 slechts op ongeveer 60% van de locaties gehaald. In de afgelopen jaren hoefde Nederland nauwelijks zwemverboden richting de EU te rapporteren. Onder de huidige richtlijn hoeven alleen zwemverbo- den door fecale verontreinigingen te worden gerapporteerd. Dat wil echter niet zeg- gen dat er in werkelijkheid geen zwemverboden zijn geweest: in 2006 waren er name- lijk dertig locaties waar problemen met blauwalgen tot een zwemverbod leidden. Deze problemen lijken de laatste jaren sterk toe te nemen (LBOw, 2007).

Nieuwe Europese Zwemwaterrichtlijn vergt extra inspanning

In 2006 is een nieuwe Europese Zwemwaterrichtlijn van kracht geworden. Nederland heeft twee jaar om deze nieuwe richtlijn in de nationale regelgeving te implemente- ren. In de nieuwe richtlijn wordt een lager risico op maag-darmklachten nagestreefd dan in de huidige. Op dit moment zou naar schatting 8% van de zoete zwemwater- locaties niet aan de nieuwe norm voldoen. Voor kustwateren gaat het om 1% van de locaties. Evenals de oude richtlijn bevat ook de nieuwe richtlijn geen normen voor blauwalgen. wel vraagt de richtlijn om blootstelling van de zwemmer aan blauwalgen te voorkomen. 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 0 20 40 60 80 100 120 Index (1998=100) l l

Aantal drinkwaterknelpunten door gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater

Doel 2005

Doel 2010

Figuur 3.3.4 Ontwikkeling van knelpunten in de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater, 1998- 2005 (Van der Linden et al., 2006).

3.4 Gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk