• No results found

Hoofdstuk 6 bevat de daadwerkelijke landschapsimpactanalyse Op een systematische manier is voor ieder deelgebied en per scenario de (waarschijnlijke)

4 Landschappelijke karakter deelgebieden

4.3 Middelburg-Tempelpolder

De Middelburg-Tempelpolder met een oppervlakte van 531 ha, wordt gevormd door de twee gelijknamige droogmakerijen. De polder ligt in het zuidoosten van het beheergebied van het hoogheemraadschap van Rijnland in de gemeenten Boskoop en Reeuwijk tussen Waddinxveen, Bodegraven en Gouda.

Er zijn twee peilvakken, waarvan één slechts uit een tussenboezem bestaat. Dit deel loopt van de Gouwe in het westen naar de rest van de polder ter hoogte van Waddinxveennoord. De rest van de polder bestaat uit een langgerekt, noord-zuid georiënteerd deel met in het oosten een flinke “uitstulping”.

4.3.1 De ontstaansgeschiedenis

Oorspronkelijk is er in dit gebied waarschijnlijk sprake geweest van een reliëfrijk veen. Dit kan zowel worden afgeleid uit de toponiemen van de plaatsen als uit de stadia en de structuur van de verkaveling.

Het nog niet ontgonnen Middelburg en Tempel hebben waarschijnlijk wat hoger gelegen dan de omringende venen. Daarmee zou ook de naam Middelburg een landschappelijke verklaring hebben, of omgekeerd, het toenmalige landschap verklaren. Van Berkel en Samplonius (De Bont, 2009) verklaren het toponiem Middelburg - in 1316 vermeld als Middelburgh - als ‘samenstelling van middel ‘middenin, middelste’ en burg ‘burcht’. Dit slaat dan niet op een of ander kasteelachtig bouwwerk, maar op de hogere ligging van het veen.

Hoe voedselarmer het veen was hoe beter het brandde, maar voedselarm mesotroof of oligotroof veen ligt altijd wat hoger dan de omgeving. De afwijkende verkavelingstructuur duidt op een latere ontginning dan de omliggende venen. De naam Nieuwkoop wijst ook in deze richting. Ook in de omgeving zijn oude ontginningseenheden verveend, zoals bij Sluipwijk en Reeuwijk, Waddinxveen en Moerkapelle, wat een aanwijzing is voor een oorspronkelijk meer reliëfrijk veenlandschap.

De ontginning van de huidige polder Middelburg zou wel eens de afsluitende ontginning van het gebied tussen de Oude Rijn en de Hollandse IJssel kunnen zijn geweest. Zo blijkt in 1389 er al enige tijd een band te bestaan tussen de ambachtsheer van Zwammerdam en de inwoners van Tempel,8 wat kan duiden op deze ontginningschronologie.9

Het toponiem Tempel - in 1494 al als Tempel vermeld - slaat direct op de ontginningssystematiek. Tempel en timpe zijn verwante begrippen, die beide de ‘puntige vorm’ van verkavelingstructuur benoemen.

54 Alterra-rapport 1972 4.3.2 De situatie rond 1850

In het midden van de negentiende eeuw waren de polder Middelburg en Tempel al voor een belangrijk deel uitgeveend. Zo hadden de ingelanden van Middelburg in 1802 consent (toestemming) gekregen om de polder uit te venen. De eigendomsverhoudingen zijn hierbij zeer waarschijnlijk hetzelfde gebleven, en dus middeleeuws. Op de Topografisch Militaire Kaart uit 1850 (figuur 24) is het beeld te zien gedurende de vervening. Wanneer we dit beeld vergelijken met het huidige kavelpatroon, komt dit grotendeels overeen. Hieruit concluderen we dat in het huidige kavelpatroon middeleeuwse bezitsverhoudingen zichtbaar zijn. De toestemming tot vervening omvatte tevens de verplichting tot droogmaking daarna. In 1868 viel Middelburg droog.10 De polder Tempel, eerder genoemd de Gecombineerde Veenpolder van Zwammerdam en Reeuwijk, is na een octrooi tot droogmaking van 1876 kort daarop in 1878 daadwerkelijk drooggemalen.11 Alleen het gebied tussen het huidige Reeuwijk-dorp en Tempel is nooit uitgeveend.

Figuur 25: De uitgeveende polders Middelburg en Tempel (Geomorfologische Kaart Alterra)

4.3.3 De historische informatiewaarde

Wanneer we kijken naar de ontwikkelingsstadia in de ontginning van de veengebieden is het duidelijk dat er op dit moment één duidelijk stadium zichtbaar is in de Middelburg-Tempelpolder. De polder is ná de vervening weer drooggemalen en valt in de laatste fase (zie figuur 26).

10 De Bont, 2009

Figuur 26: Belangrijkste fases uit ontginningsstadium in Middelburg-Tempelpolder

De droogmakerij laat zich historisch en landschappelijk gezien goed lezen. De hooggelegen ringdijken geven een duidelijke begrenzing aan de polder. Dit wordt versterkt door de eveneens hooggelegen ringvaart die er tegenaan ligt. Een scherpe gradiënt (wel 3 tot 4 meter) is waarneembaar tussen het niet verveende oudland en de droogmakerijen.

Figuur 27: Duidelijke hoogteverschillen in de droogmakerij (Ringdijk)

In een droogmakerij ligt het voor de hand dat het veendek grotendeels is vergraven. Desondanks komen we nog enkele veenpaketten tegen. In Middelburg tussen de 0 en 1,2m en in de Tempelpolder tot 2,5m12.

56 Alterra-rapport 1972 In de topografie van de Tempelpolder zijn ook nog sporen van middeleeuws bezit - en ontginningsgrenzen te herkennen. In de Middelburgerpolder is deze topografie minder gaaf. Qua bebouwing kunnen we zeggen dat in Tempel nog een bebouwingslint aanwezig is van vóór 1850. De aanwezige bebouwing in de Middelburgerpolder is jonger.

Bron: CHS Zuid-Holland Bron: CHS Zuid-Holland

4.3.4 Het huidige grondgebruik

Ondanks het feit dat het veen grotendeels is gedolven in deze droogmakerijen bestaat een groot deel van de bodem nog steeds uit veengronden (zie figuur 29).

Figuur 29: Bodemgesteldheid Middelburg-Tempelpolder

Het huidige gebied bestaat grotendeels uit grasland (zie ook kaart LGN). Verspreid door het gebied zijn echter wel verschillende tuinbouwlocaties te vinden, vooral vollegronds en voor een klein deel kassen. In het oosten van de polder komen twee kleine gebieden met de functie boomteeltconcentratiegebied voor.

Er staat relatief veel bebouwing langs de wegen en de randen van de polder. Door deze bebouwing, maar ook door de kassen/tuinbouw en de hoogteverschillen van de polderdijken is de openheid van het landschap op veel plekken begrensd.

58 Alterra-rapport 1972

Figuur 30. Landgebruik in de Middelburg Tempelpolder (LGN, 2005)

In de MT polder zijn veel (kleinschalige) ruimtelijke ontwikkelingen aan de gang. Dit varieert van kleinschalige uitbreiding van de boom en sierteeltbedrijven tot uitbreiding van de kleine kernen in de polder. Maar ook uitbreiding van andere bedrijvigheid. De aanleg van de nieuwe randweg zal waarschijnlijk nog meer bedrijvigheid gaan aantrekken. Dit zorgt voor een enigszins versnipperd ruimtelijk beeld.

Figuur 31a en b: Afwisselend tuinbouw en veeteelt in de Tempelpolder…..

4.3.5 Samenvattend

Samenvattend kan gesteld worden dat het landschap in de Middelburg - Tempelpolder de volgende karakteristieken heeft:

Er is sprake van een landschap wat gekarakteriseerd wordt door de goed waarneembare gradiënt tussen het niet verveende oudland en de verveende droogmakerijen. Zowel de Middelburg als de Tempel polder zijn na de vervening en de daarop volgende droogmaling van de veenplas (fase 6, zie hoofdstuk 3) nog

60 Alterra-rapport 1972 inrichting nog aan de middeleeuwse ontginning herinnert, aangezien in het reliëf de middeleeuwse bezitsverhoudingen nog steeds zichtbaar zijn. Dit is slechts in zeer weinig droogmakerijen het geval.

Het verkavelingspatroon ná ontpoldering is in beide polders nog goed te achterhalen.

Doordat de Middelburg-Tempelpolder droogmakerijen zijn, is de veenlaag grotendeels gedolven. Een dunne laag veen(bodem) is echter bewaard gebleven. In de polder Middelburg tussen de 0-1,2m, in de Tempelpolder zelfs tot 2,5m. De historische bebouwing is in linten gebouwd. Het dorp Tempel is hier een goed voorbeeld van.

In de huidige situatie is er sprake van een matige uniformiteit in het grondgebruik. Het gaat grotendeels om weide en deels om tuinbouw (zowel vollegronds als kassen). Daarnaast heeft de Middelburg-Tempelpolder een relatief hoge dichtheid aan opgaande elementen zoals bebouwing langs de wegen en de randen van de polder. Dit, in combinatie met een pluriform grondgebruik, geeft de polder een wat versnipperd beeld De openheid is begrensd door hoogteverschillen en opgaande elementen. Water is een structurerend element, doordat het slotenpatroon, de ringdijk en de ringvaart bijdragen aan de leesbaarheid van de polder.