• No results found

Na de middag reed hij met de wagen naar Nez de Jobourg en Cap de la Hague. Eens te meer trof het hem, hoeveel uitgehongerde reisduiven met veelkleurige ringen

en rekken om de poten daar ronddwaalden. Er had beslist wat aan hun

oriënteringsvermogen gehaperd, en wellicht waanden ze zich hier aan het einde van

de wereld. Het was er zeer winderig, en dat bracht hem weer tot rust. Eerder dan hij

gepland had, was hij terug in het hotel, in de vertrouwde geur van schaaldieren, look

en anijs. Omdat het nog te vroeg was

voor het avondmaal, bracht hij een bezoekje aan de visserskroeg bij de pier. Hij dronk

er een pernod en een muscadet, luisterde verstrooid naar de dronkemanspraat van

enkele vissers, en liep daarna het strand op. Pitou volgde hem tot aan de plaats waar

de Diélette, een hemels riviertje, haar wonderen van geur en helderheid in de zee liet

klateren. Terwijl de hond gulzig dronk, sprong Harald van steen tot steen naar de

overkant. Wat verder strekte zich een woud van bazaltrotsen uit in het geelwitte zand.

De kopervliegen op de rottende zeeëikels en blaaswieren en de meeuwen in het

ebwater waren de enige zichtbare vertegenwoordigers van leven hier. Harald ging

op een paarszwarte bazaltsteen zitten en keek naar de allengs roder wordende zon.

Hij begreep niet waarom hier op dit uur niet meer mensen van dat unieke tafereel

kwamen genieten. Diep ademhalend keek hij om zich heen. Plotseling bleef zijn blik

haken aan twee gestalten die roerloos op de weg langs het strand stonden. Eén van

hen hield een verrekijker voor de ogen. Intuïtief voelde Harald dat hun aanwezigheid

daar hem gold. Onbehaaglijk te moede stond hij op en vatte de terugweg aan. Tersluiks

hield hij de mannen in de gaten. Ze bleven onbeweeglijk waar ze waren. Wellicht

was hij toch te achterdochtig, vermoedde hij te gauw kwaad... Toen hij over de stenen

van de Diélette klauterde en sprong, keek hij nogmaals om: de mannen waren

verdwenen... Die avond liet hij de helft van zijn krab onaangeroerd, ook het

lamsgebraad en de Pyreneese kaas smaakten hem niet. Hij dronk echter twee flessen

cuvée de la maison, en trok met een flink stuk in de kraag naar bed. Een tijdje nog

lag hij somber te luisteren naar het eeuwige gevecht van wind en water tegen de

klippen... Omstreeks middernacht werd hij gewekt door iets onbepaalds. Hij wilde

zich op zijn andere zijde draaien, toen twee krachtige explosies het hotel deden

daveren. Verbijsterd luisterde hij naar de echo's. Hij sprong uit bed, duwde het raam

open, maar kon nergens wat onderscheiden. Met ingehouden adem luisterde hij naar

enige reaktie in het hotel... Alles bleef doodstil. Hij ging naar het toilet, dat aan het

einde van de gang was. Het raampje daar bood uitzicht op het dorp: geen lichtje was

er te bespeuren. Misschien lieten ze bij de ijzermijn 's nachts sommige in de weg

zittende rotsmassa's exploderen... Dat zou het wel zijn, dat was het! De inwoners

van Diélette waren er al aan gewend, het kon niet anders. Met een kurkdroge mond

kroop Harald terug tussen de lakens... Met een schok werd hij weer wakker. De deur

van zijn kamer vloog krakend open, en in het grauwe licht van de ochtend stormden

twee mannen in battle dress, soldaten blijkbaar, de kamer binnen. De een richtte een

stengun op Haralds buik, terwijl de ander naar het raam liep en begon te zoeken naar

sporen. Toen de eerste

schrik wat weggeëbd was, wilde Harald vehement protesteren, maar hij kreeg dadelijk

een slag van het wapen tegen de slaap... Wanneer hij weer tot bewustzijn kwam,

stond Madame Poncet jammerend over hem gebogen. Ze had met een vochtige

handdoek zijn slaap gebet. In zijn kamer heerste de grootste wanorde: alles was

overhoop gehaald, de inhoud van zijn valies lag overal verspreid, zijn brieventas lag

open op het bed... Vloekend kwam Harald recht. ‘Geef mij het telefoonnummer van

de politie!’ zei hij verdwaasd.

‘Mais c'était la police!’ snotterde Madame Poncet wanhopig.

‘Et pourquoi?’

In een larmoyant Frans begon Madame Poncet aan haar uitleg... Het bleek, dat er

die nacht twee vrachtwagens en een bulldozer gesaboteerd waren, gedynamiteerd...

De politie dacht dat Harald tot de daders behoorde, of een tipgever was. Madame

Poncet had de politiemannen aan het verstand gebracht wie haar hotelgast in feite

was, en ze stonden zelfs op het punt zich te verontschuldigen, toen ze eraan

toegevoegd had dat hij een artiest was, een schrijver... Toen waren ze nog razender

geworden dan voordien... Schrijvers waren in hun ogen internationale spionnen,

oproerkraaiers, volksopruiers, leugenaars! Eén uur kreeg haar gast de tijd om zich

hier uit de voeten te maken. Over één uur kwamen ze terug, en indien hij dan nog in

het hotel vertoefde, zouden ze hem oppikken en mee naar Cherbourg nemen voor

een grondig verhoor én ernstige sankties... Een uur later zat Harald weer in de wagen,

op weg naar huis. Tussen Cherbourg en Caen broedde hij vreselijke wraakplannen.

In Rouen echter was hij er reeds fier op een schrijver te zijn, iemand die gevreesd

werd door tirannen, despoten, rechtsverkrachters, usurpators... In de buurt van

Abbeville dankte hij de hemel dat hij de gave gekregen had de dingen op een

aanschouwelijke, rechtlijnige manier voor te stellen, te vertellen aan zijn tijdgenoten,

vast te leggen voor het nageslacht. Toen hij door Arras reed, wist hij met stellige

zekerheid dat het schrijverschap slechts écht zinvol is als het erin slaagt tot de mensen,

het volk dus, door te dringen en hen te boeien, gelukkig of zelfs ongelukkig, maar

vooral rijker te maken. Tussen Rijsel en Gent werd hij overmand door medelijden

met al die sofistieke, psychopatische warhoofden die er dag in dag uit mee bezig

waren hun schrijftalent aldoor dieper in de grond te stoppen of die steeds grovere

camouflagemiddelen aanwendden of dikkere rookwolken verspreidden om te

verdoezelen dat ze helemaal geen episch talent bezaten. Van Antwerpen tot in de

Kempen bedacht hij het eerste hoofdstuk van een gezonde, openhartige roman voor

normale mensen, een roman die zowel technisch als inhoudelijk gewoon stoelde op

de verworvenheden van duizenden jaren West-Europese beschaving.