• No results found

Hoofdstuk 3: Methodologie

3. Methodologische verantwoording

Twee criteria zijn belangrijk voor de methodologische kwaliteit van dit onderzoek: de betrouwbaarheid en de validiteit (Wardekker, 2007). In deze paragraaf wordt eerst het concept betrouwbaarheid en de poging om hieraan tegemoet te komen besproken om vervolgens over te gaan tot het concept validiteit. Als derde worden nog enkele ethische bedenkingen besproken.

3.1. Betrouwbaarheid

Of hetzelfde resultaat bekomen wordt wanneer anderen het onderzoek opnieuw uitvoeren aan de hand van dezelfde procedures, slaat volgens Wester en Peters (2004) op de betrouwbaarheid van het onderzoek. Hierin worden twee soorten onderscheiden: interne en externe betrouwbaarheid. Interne betrouwbaarheid behelst de consistentie van de onderzoeksresultaten. Onder externe betrouwbaarheid wordt de herhaalbaarheid van de onderzoeksresultaten verstaan (Ghesquière & Staessens, 2007).

40

Om de interne betrouwbaarheid binnen dit onderzoek te verhogen werd er gebruik gemaakt van ‘member checks’ (Stake, 1995; Radnor, 2001). Dit houdt in dat de verwerkte data in februari 2013 werden teruggekoppeld aan de respondenten voor een evaluatie via e- mail. De respondenten kregen ook de mogelijkheid om telefonisch contact op te nemen. Op deze manier werd gecontroleerd of correcte interpretaties gemaakt werden. Half februari 2013 werd een eerste e-mail gestuurd met de analyses. Daarop reageerde enkel de zorgleerkracht van de Heldenschool. Ze gaf onder andere aan dat de naam van de school niet correct was, dat ze zorgleerkracht is en geen zorgcoördinator en dat ze ondertussen de resultaten van begrijpend lezen wel ontvangen had. Twee weken later werd een herinnering verzonden waarop vijf directies reageerden. Geen van hen had inhoudelijke opmerkingen of aanvullingen op de analyses en geen enkele respondent nam telefonisch contact op. Van drie respondenten werd geen reactie ontvangen op de terugkoppeling.

Binnen dit onderzoek werd er geprobeerd tegemoet te komen aan de externe betrouwbaarheid, door het expliciteren van de uitgevoerde activiteiten als onderzoeker, van het verloop van dit onderzoek, het gebruikte conceptueel kader, de probleemstelling en het methodologisch kader. Er werd eveneens gebruik gemaakt van een onderzoekslogboek om de (externe) betrouwbaarheid te verhogen. In dit logboek werden feitelijke beschrijvingen gemaakt van de uitgevoerde activiteiten en het verloop van dit onderzoek. Op die wijze is het voor anderen mogelijk om het onderzoeksproces te reconstrueren in het kader van de ‘intersubjectieve navolgbaarheid’ (Kelchtermans, 2007a).

Bij het coderen en het maken van interpretaties werd er ook naar betrouwbaarheid gestreefd. De data werd in categorieën gecodeerd en elke categorie kreeg een herkenbare code. De coderingseenheden werden opgesteld in een codeerschema die beide codeurs hanteerden. Na de codering werd de toekenning van de codes vergeleken en werden verschillen in de toekenning van codes besproken. Bij de verschillen werd er naar een consensus gezocht om de meest passende code toe te kennen.

3.2. Validiteit

Validiteit heeft te maken met de mate waarin er gemeten wordt wat er beoogd werd te meten. Met andere woorden, wordt er gemeten wat de bedoeling is? Uit deze omschrijving kan afgeleid worden dat validiteit een strengere eis is dan betrouwbaarheid. Een onderzoek kan immers perfect betrouwbaar zijn, en toch niet aan zijn doel beantwoorden. Een

41 opmerking hierbij is dat betrouwbaarheid een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is voor validiteit (den Boer, Bouwman, Frissen, & Houben, 2005). Ook bij validiteit kan een onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe validiteit.

Interne validiteit heeft te maken met het serieus kunnen nemen van de resultaten, “Vinden we terecht een bepaalde uitkomst?” (Wardekker, 2007, p. 55). Door middel van de interne validiteit wil men de authenticiteit van de resultaten waarborgen. Dit onderzoek heeft de beperking dat enkel gebruik gemaakt kon worden van interviews en geen andere databronnen. Hierdoor kon geen datatriangulatie nagestreefd worden, ter bevordering van de interne validiteit (Wardekker, 2007). Daarnaast was er in de scholen vaak slechts één respondent voor de interviews.

Externe validiteit verwijst naar de mate waarin de resultaten van het onderzoek veralgemeenbaar zijn naar een grotere groep mensen en/of andere situaties en heeft te maken met “de geldigheid van de resultaten buiten de directe context van het onderzoek” (Wardekker, 2007, p. 56). Om de externe validiteit van het huidige onderzoek te verhogen, werd er geprobeerd een levensecht beeld te schetsen van de verschillende scholen. Door gebruik te maken van rijke beschrijvingen van specifieke elementen in de scholen, was het mogelijk om een vergelijking te maken tussen de verschillende scholen en om linken te leggen met andere mogelijke contexten (Wardekker, 2007; Guba, 1981). Dit werd eveneens gedaan om verregaande generalisatie te vermijden, aangezien er zo een grotere bewustwording was van de context. Dit onderzoek streeft echter geen expliciete veralgemeenbaarheid, maar eerder een beargumenteerbare veralgemeenbaarheid na.

3.3. Ethische bedenkingen

De deelnemers werden uitgebreid ingelicht over het onderzoek. Op basis hiervan konden ze vrijwillig kiezen om deel te nemen of niet. De data werden anoniem verwerkt en de deelnemers werden geïnformeerd over de resultaten. Hierbij wordt er verwezen naar het belang van vertrouwelijkheid (Kelchtermans, 2007a). Bij elk interview dat afgenomen werd en bij elk contact met de respondenten werd beklemtoond dat de meegedeelde informatie uiterst vertrouwelijk en anoniem behandeld zou worden. Zo werden namen veranderd in pseudoniemen en werd er gegarandeerd dat de opgenomen interviews enkel door het onderzoeksteam beluisterd zouden worden. Tijdens de interviews werd er aan de respondenten gevraagd of deze anonimiteit en vertrouwelijkheid hierdoor voldoende

42

gegarandeerd was. Aansluitend hierbij werd er gevraagd of ze instemden met de wijze waarop er met de data omgegaan zou worden. Hiernaast werd er voor gezorgd dat de houding van het onderzoeksteam naar de respondenten toe open, respectvol en niet- evaluerend was.

Een ander ethisch aspect is de beïnvloeding van de bestudeerde onderzoeksrealiteit. Hierbij is het belangrijk om de indicaties van zowel beïnvloeding als niet-beïnvloeding te expliciteren, wat vervolgens wordt weergeven. De eerste fase wordt vaak gekenmerkt door het “intensief bewustzijn van de aanwezigheid van een ‘vreemde’” (Ghesquière & Staessens, 2007, p. 199). In het begin van dit onderzoek waren de contacten eerder kunstmatig en onwennig. Dit was echter maar van korte duur en werd opgevangen door het eerste interview te starten met een kennismaking. Hierin kregen de interviewers en de respondenten de kans zichzelf te introduceren. Hierna ontwikkelde de aanwezigheid van de interviewers naar een ‘gerechtvaardigde aanwezigheid’, waarbij voor zowel de respondenten als de interviewers de verwachtingen duidelijk waren. Deze werden altijd nog eens geëxpliciteerd in het begin van elk interview. De hierop volgende fase, ‘the conversational stage’, is wanneer de respondenten spontaan begonnen te vertellen bij een open vraag. Dit varieerde bij de respondenten: bij sommigen was deze fase er al tijdens het eerste interview en bij anderen kwam dit pas tegen het einde van dit onderzoek. Ten slotte waren er geen voor- of nadelen verbonden aan deze studie voor de deelnemers (Ghesquière & Staessens, 2007).

43