• No results found

Methode Rieland - Hof ten Rijen - Potpolder IV

8. POTENTIEKAARTEN NIET TIJBONDEN NATUURINRICHTING

8.1. P OTENTIEKAARTEN HUIDIGE SITUATIE

8.1.3. Methode Rieland - Hof ten Rijen - Potpolder IV

Het (hydrologisch) studiegebied omvat het gebied tussen de Durme en de E17 (Potpolder IV: Rieland en Hof ten Rijen) en het gebied ten westen van de E17 (Putten van Ham en afwateringsgebied Ruiter). Potentiekaarten werden echter afzonderlijk opgemaakt voor de Putten van Ham (zie 8.1.4) en het oostelijk gebied (hieronder).

Bodem:

De bodem is sterk antropogeen verstoord in het studiegebied door zandwinning (Hamputten en vijvers in potpolder IV) en de aanwezigheid van een baggerstort in potpolder IV. De resterende relatief onverstoorde alluviale gronden in potpolder IV zijn gekarakteriseerd als natte klei. Hof ten Rijen is zandig. Het vormt een relict van de stuifzandruggen langs de Durme die tijdens de ijstijden ontstonden onder de invloed van westen-en zuidwesten- winden, waarvan de meeste afgegraven en geëffend zijn. Ten westen van de E17 is er overwegend een droge tot matig vochtige zand bodem (Figuur 6).

Hoogteligging en reliëf

Potpolder IV wordt noordelijk begrensd door een steile cuesta. Centraal in de potpolder is een restant van een oude landduin tot 8 m hoog (Hof ten Rijen). De hoger gelegen zone in het zuidelijk blok is een baggerstort (5.10-5.60m). De alluviale gronden zijn ongeveer gelegen tussen de 3.6 en 3.9m. Ten

westen van de E17 is er een geleidelijke overgang naar de hoger gelegen zandrug. De hoogteligging is hier tussen de 4.5 en 5m. Het volledige studiegebied is gekenmerkt door de aanwezigheid van een aantal diepe zanduitgravingen.

Hydrografie:

Het gebied ten westen van de E17 staat met de oa de Lokerenbeek hydrologisch in verbinding met Hof ten Rijen en Rieland door afwateringsbuizen met terugslagkleppen onder de E17 door. De Putten van Ham wateren eveneens af via deze weg naar het pompgemaal. Verontreinigd huishoudelijk water komt het Rieland binnen vanaf de Heirweg en de Lokerenbeek voert eveneens sterk vervuild water aan onder de E17 door. Via een pompgemaal wordt het volledige gebied ontwaterd in de Durme.

Extrapolatie GLG.

In de huidige situatie is de vegetatiepotentie in dit deelgebied grotendeels bepaald door de laagste grondwatertafel omdat het winterpeil (GHG) voor nagenoeg het volledige gebied op of net boven het maaiveld ligt (met uitzondering van de opgehoogde - antropogeen vergraven terreinen en de zandbodems). Grondwatergegevens worden besproken in 4.4.6.4 pg. 39. De relatief kleine schommeling van grondwaterstanden en ijzerhoudende afzettingen in de beken doen een kwel invloed vermoeden in noordelijke zones van het Rieland. In het Rieland (noordelijk deel) is het effect van het drainage stelsel beperkt door relatief ondiep karakter en relatief slechte afwatering. De gronden meer naar Hof ten Rijen toe worden sterker ontwaterd door een relatief diep uitgegraven waterloop maar het effect op de grondwaterstanden is niet meer dan een zone van 60m. Dit is merkbaar door de hoge grondwaterstanden in MOBP004X ongeveer 60m van een grote afwateringsbeek met een oppervlaktewaterpeil ruim 1.20m onder het maaiveld. Mogelijks heeft het drainagestelsel een grotere invloed op de grondwaterstanden van de antropogeen verstoorde gronden. Drainage door waterlopen werd echter niet in rekening gebracht bij de potentiebepaling in Potpolder IV.

Er werd getracht om de huidige situatie zo goed mogelijk te benaderen door te werken met de bodemkaart. In het gebied vinden we de verschillende drainageklassen voor de zware gronden (e, f, en g – gaande van matig over slecht tot zeer slechte drainage) en voor de lichtere zandgronden (c – matige droge gronden) (Bodemkaart; Van Ranst & Sys, 2000). Bovendien bevinden zich een aantal opgehoogde en vergraven terreinen in het gebied waar een lagere grondwaterstand wordt verwacht. In elk van de drainagezones van de zware texturen bevindt zich een peilbuis. DURP006A (LG = 26cm -mv, gemiddelde 3 laagste metingen) in zone met drainageklasse g, DURP005X (LG = 37cm --mv, gemiddelde 3 laagste metingen) in zone met drainageklasse f (beide in Rieland) en MOBP004X (LG = 55cm -mv, gemiddelde 3 laagste metingen) in zone met drainageklasse e (ten zuiden van Hof ten Rijen). Voor de hoger gelegen zandgronden in Potpolder IV werd een grondwatertafel ingesteld als een plateau – identiek aan de gemiddelde laagste grondwatertafel van aanpalende bodem. De antropogeen verstoorde bodems (zware textuur) kregen een drainage klasse d mee overeenkomstig met een GLG 15cm lager dan klasse e (70cm -mv). Deze laagste waterstand waarden werden gebruikt in de berekeningen van de potentiekaarten huidige toestand.

Figuur 34: Drainage klassen gebruikt in de berekeningen van de GLG in Rieland - Potpolder IV. Gearceerde zones zijn antropogeen verstoorde gronden

In een reliëfrijk gebied (lagere zones, ophogingen, steile cuesta en hoger gelegen landduin) is er verondersteld dat de grondwatertafel het DTM volgt. Om de terreinvorm te integreren in de grondwatertafel werd een focalmean functie (cirkel, 15m straal) toegepast op DTM (raster 5x5m). De gemiddeld laagste grondwatertafel (GLG) werd vervolgens gemodelleerd door het DTMfocalmean te verminderen met de gemiddeld laagste grondwaterstanden per bodemtype (zie waarden boven, Figuur 34). Het nieuwe DTM tov maaiveld (=GLG) werd geklasseerd naar potentiële natuurtypenreeksen volgens de criteria in Tabel 16. De effecten van GHG werden niet beschouwd in de potentiebepaling maar aan de hand van de grondwatergegevens kan er verondersteld worden dat gedurende de winter deze nabij het maaiveld liggen in alle zones behalve de landduin Hof ten Rijen. Overstromingen komen zelden voor (enkel noordelijke zone Rieland (reservaatspercelen) soms kortstondig regenwaterlenzen).

Resultaten

Potentiekaart bij huidige abiotische omstandigheden

De potentiekaart van de mogelijke natuurtypenreeksen onder het huidige abiotische beheer (Figuur 35) voorspellen in het noordelijke deelgebied ‘Rieland’ goede mogelijkheden tot het ontwikkelen van NTR Dottergrasland. In de meest noordelijke zone is NTR Dottergrasland verweven met NTR Grote zeggevegetaties en overgaand in NTR Glanshavergrasland in de zuidelijke tegen de vijver aan. De zuidelijke zone van het deelgebied Rieland is momenteel droger (meer Glanshavergrasland potentie) dan gesuggereerd door de potentiekaart. Dit wordt veroorzaakt door de diep uitgegraven afwatering (draineringsstrukturen werden niet in acht genomen bij potentiebepaling in Rieland – Potpolder IV). De potentiemodellering in de noordelijke zone Rieland sluit nauw aan bij de huidige natuurwaarde van een aantal terreinen in beheer bij VZW Durme.

Het overige deel van het studiegebied is gekenmerkt door overwegend open water (momenteel relatief weinig potenties voor waterplantvegetaties), potenties voor NTR Dottergrasland (wel marginaal geschikt – verweven met NTR glanshavergrasland potenties), NTR Glanshavergrasland op de verstoorde en opgehoogde bodems. Het hoger gelegen landduin Hof ten Rijen is potentieel geschikt voor NTR Struisgrasgrasland. Momenteel is het begroeid met een Eiken-Beukenbos, de climaxvegetatie in deze natuurtypenreeks.

Figuur 35: Vertaling van de huidige grondwaterpeilen voor Rieland en Potpolder IV naar natuurtypenreeksen

8.1.4. Overige Wetlands (Putten van Ham – Hagemeersen -